ECLI:NL:RBROT:2020:3719

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
C/10/593616 / FA RK 20-1957
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met psychogeriatrische aandoening

Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, ingediend door het CIZ. Het verzoekschrift is op 20 maart 2020 ingekomen en bevatte diverse bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn zowel de cliënt als zijn advocaat, mr. A. van Toorn, gehoord, evenals een casemanager en de dochter van de cliënt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een matig tot ernstig dementiesyndroom, waarschijnlijk type Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. De advocaat van de cliënt heeft aangegeven dat zij door coronamaatregelen niet in staat was om de cliënt voorafgaand aan de zitting te horen, wat invloed heeft gehad op het standpunt van de cliënt. De rechtbank heeft besloten de machtiging te verlenen voor een verkorte duur van drie maanden, in afwijking van het verzoek van het CIZ. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 10 april 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593616 / FA RK 20-1957
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 3 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en verblijvende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 20 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 9 april 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door drs. A.J.B. Verkaaik, arts, van 11 maart 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 12 februari 2020;
 het zorgplan van 25 oktober 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt in het bijzijn van M. Ouwehand, casemanager en [naam dochter] , dochter van cliënt;
 mr. A. van Toorn, advocaat van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een matig tot ernstig dementiesyndroom, waarschijnlijk type Alzheimer, met achterdocht, hallucinaties en gedragsproblemen.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel voor cliënt zelf of een ander, ernstige verwaarlozing en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept. Cliënt woont thuis met echtgenote en gaat overdag naar de dagopvang. Cliënt lijdt aan dementie en hallucinaties. Cliënt is in de nacht erg onrustig. Er is geprobeerd de hallucinaties tegen te gaan door middel van Haldol maar hierdoor nam de onrust in de nacht alleen maar toe. De echtgenote van cliënt heeft zelf ook last van haar gezondheid en de kinderen van cliënt maken zich zorgen om beide ouders. De echtgenote van cliënt kan zich moeilijk inleven in de ziekte van cliënt en dat zorgt voor onrust. Cliënt heeft 24-uurszorg nodig die in de thuissituatie niet meer geboden kan worden.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.7.
Advocaat van cliënt geeft aan dat zij als gevolg van de coronamaatregelen niet in staat is geweest cliënt te horen voorafgaand aan de zitting. Daardoor is het standpunt van cliënt betreffende de zorg haar niet geheel duidelijk. Zij geeft aan dat cliënt hier wisselend in is geweest. Zij hoopt dat na een periode van drie maanden de coronamaatregelen weer zijn opgeheven, zodat zij cliënt bezoeken en hij deugdelijk kan worden gehoord. De rechtbank zal dit verzoek om de duur van de machtiging te verkorten honoreren.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een machtiging. Vanwege het verzoek van de advocaat met betrekking op de coronamaatregelen zal de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor de duur van drie maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 juli 2020;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 3 april 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 10 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.