ECLI:NL:RBROT:2020:3704
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Zorgmachtiging verleend op basis van artikel 6:4 Wvggz wegens gebrek aan medicatietrouw
Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de betrokkene, geboren in Togo, op verzoek van de officier van justitie. De beslissing volgde op een verzoekschrift dat op 19 maart 2020 was ingediend. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, zijn gehoord. De betrokkene lijdt aan schizofrenie en vertoont gedrag dat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. Ondanks dat de betrokkene op eigen verzoek is overgestapt op orale medicatie, is er onvoldoende vertrouwen in zijn medicatietrouw, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn en dat de betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling op vrijwillige basis te accepteren. De rechtbank heeft de criteria voor verplichte zorg, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), toegepast en geconcludeerd dat de voorgestelde zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 3 oktober 2020, en omvat onder andere het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 10 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.