ECLI:NL:RBROT:2020:3675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
C/10/594546 / FA RK 20-2465
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling van een cliënt met Alzheimer in verband met dreiging van besmetting met coronavirus

Op 9 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De cliënt, die verblijft in Aafje De Vijf Havens te Rotterdam, vertoonde gedrag dat een gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen met zich meebracht. Dit gedrag werd verergerd door een verdenking op een coronavirusinfectie, waardoor de cliënt in isolatie moest. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat de voortzetting van de inbewaringstelling rechtvaardigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat was om de instructies van het personeel op te volgen en dat haar gedrag, zoals het weigeren van isolatie en het dreigen met besmetting van anderen, een risico vormde. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling tot en met 30 april 2020, ondanks de bezwaren van de cliënt en haar advocaat. De advocaat had verzocht om de duur van de machtiging te beperken, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie dit niet toeliet. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 17 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594546 / FA RK 20-2465
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] , [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Aafje De Vijf Havens te Rotterdam,
advocaat mr. R.F. Nelisse te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 7 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 6 april 2020;
 de verklaring van drs. J.M. van Bussel, arts, van 6 april 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 20 juni 2019;
 de aanvraag van 7 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 april 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 E. Stokman, specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Aafje Thuiszorg Huizen.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 6 april 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Cliënt is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. Er is sprake van desoriëntatie in plaats en tijd, geheugenstoornissen en gedragsstoornissen met agitatie en agressie.
Daarnaast heeft cliënt geen ziektebesef. Bij cliënt was er voorafgaand aan de opname een verdenking op een coronavirusinfectie, waardoor zij in isolatie moest. Cliënt begrijpt en accepteert dit niet, weigert zich te laten isoleren en eist met haar rollator naar buiten te mogen. Hierdoor bestaat het gevaar op besmetting. Cliënt rijdt vanuit haar frustratie tegen mensen aan met haar rollator, scheldt en probeert mensen te knijpen. De dreigende overbrenging door cliënt van de coronavirusinfectie op anderen vormt naar het oordeel van de rechtbank een onmiddellijk dreigend nadeel, dat een voorzetting van de inbewaringstelling kan rechtvaardigen.
De arts verklaart ter zitting dat cliënt sinds juli 2019 bij Aafje Thuiszorg Huizen verblijft en sinds een week in de verpleging. De coronavirusinfectie is vastgesteld maar cliënt heeft behoefte om over de gangen te lopen en zij kan zich vanuit haar psychogeriatrische aandoening niet houden aan de instructies. De rechtbank acht het oorzakelijk verband tussen de psychogeriatrische aandoening en het ernstig nadeel hiermee gegeven.
De zorgen over haar gedrag voortkomend uit haar dementie, zoals dwalen en zorg weigeren, waren er al voor de coronavirusinfectie. Ook voor de periode nadat cliënt is opgeknapt en er geen gevaar meer is op coronabesmetting van anderen, lijkt een verblijf in een instelling met 24-uurszorg en toezicht aangewezen. Daarvoor zal een rechterlijke machtiging worden gevraagd, zo heeft de specialist ouderengeneeskunde verklaard.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Cliënt heeft aangegeven weg te willen uit de verpleeginrichting.
De advocaat verzoekt, primair, het verzoek af te wijzen, danwel, subsidiair, de duur te beperken tot maximaal drie weken omdat het besmettingsgevaar na twee tot drie weken zal zijn geweken. De rechtbank zal de duur van de machtiging om deze reden beperken tot drie weken.
2.7.
De advocaat heeft ook bezwaren geuit tegen de beschikking inbewaringstelling van de burgermeester van 6 april 2020, die inhouden dat (de onderbouwing van) deze beschikking te summier zou zijn. Voor zover de aangevoerde bezwaren juist zijn, vormen deze geen grond om het onderhavige verzoek af te wijzen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 april 2020;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 9 april 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 17 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.