ECLI:NL:RBROT:2020:3672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
C/10/593755 / FA RK 20-2032
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met Alzheimer

Op 9 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met Alzheimer, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift werd op 24 maart 2020 ingediend, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaring. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2020 zijn de cliënt, haar advocaat, een casemanager van Lelie Zorggroep en de echtgenoot van de cliënt gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat opname in een zorginstelling noodzakelijk was, gezien de overbelasting van de echtgenoot en het gebrek aan inzicht van de cliënt in haar situatie. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 9 oktober 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 17 april 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593755 / FA RK 20-2032
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] , [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. D.H. van Tongerlo te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 24 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 11 september 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door C. Goedhart, arts, van 26 februari 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 24 maart 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Lelie Zorggroep van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 4 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 april 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 N. de Graaf, casemanager dementie, verbonden aan Lelie Zorggroep te Rotterdam;
 [naam echtgenoot] , echtgenoot van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade alsmede ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
2.4.
Cliënt is gediagnosticeerd met Alzheimer. Cliënt is hierdoor achterdochtig, geagiteerd en verbaal en fysiek agressief naar haar echtgenoot toe. Cliënt is zorgmijdend en het ontbreekt haar in ziekte inzicht en besef. Zij beseft niet dat zij niet meer voor zichzelf kan zorgen. De echtgenoot is al jarenlang mantelzorger van cliënt en hij is door het toenemende probleemgedrag ernstig overbelast geraakt. Ondanks de inzet van thuiszorg, medicatie en dagbesteding is de thuissituatie niet langer houdbaar. Een opname van cliënt in een instelling waar haar 24-uurszorg en toezicht geboden kan worden is noodzakelijk.
2.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Volgens cliënt kan zij alles zelf nog en weigert zij gedwongen opgenomen te worden. De advocaat verzoekt, primair om afwijzing van het verzoek. Cliënt vindt dat er geen sprake is van een psychogeriatrische aandoening en er is geen ernstig nadeel. Subsidiair verzoekt de advocaat om de beslissing over twee weken te nemen, teneinde de zorginstelling zes weken te gunnen om een goede plek voor cliënt te vinden. Ook wordt daarmee de echtgenoot tegemoet gekomen omdat er mogelijk over zes weken weer ruimte is voor bezoek vanwege de Corona-crisis. In dat geval kan de echtgenoot cliënt zelf naar de instelling brengen. Het steunsysteem is nog niet volledig uitgeput, aldus de advocaat.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Volgens cliënt gaat het goed met haar, maar uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de thuissituatie niet langer veilig en verantwoord is en dat het zorgsysteem is uitgeput. De rechtbank gaat ook niet mee in het verzoek van de advocaat om de beslissing uit stellen. Een termijn van twee weken lijkt kort maar gezien de ernst van de situatie bestaat er een risico op een escalatie, hetgeen onwenselijk is. Gelet op het voorgaande wordt de machtiging verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 oktober 2020.
Deze beschikking is op 9 april 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 17 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.