ECLI:NL:RBROT:2020:3660
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van crisismaatregel op basis van artikel 7:7 WvGGZ met betrekking tot suïcidegevaar
Op 9 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, met name een depressieve stemmingsstoornis en neurocognitieve stoornissen, en recentelijk een suïcidepoging heeft gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, en dat de betrokkene niet bereid is om ambulante hulp te accepteren. De officier van justitie heeft op 8 april 2020 een verzoekschrift ingediend voor de voortzetting van de crisismaatregel die op 7 april 2020 was opgelegd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2020 is de betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat. De rechtbank heeft de medische verklaring van de psychiater in overweging genomen, waarin wordt gesteld dat er een risico op suïcide bestaat. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat er onvoldoende causaal verband is tussen de psychische stoornis en het dreigende nadeel, maar de rechtbank heeft deze stelling verworpen. De rechtbank oordeelt dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, met een geldigheidsduur van drie weken. De rechtbank heeft ook de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van voeding en vocht, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het uitoefenen van toezicht op de betrokkene. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 17 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.