Bij besluit van 4 juli 2017 heeft Gedeputeerde Staten het bezwaar van Aecorsis ongegrond verklaard onder overneming van de motivering van het advies van de Hoor- en adviescommissie. In dit advies is onder meer opgenomen:
"
[handelsnaam] is in het KvK-register geregistreerd als formele handelsnaam, behorende bij de in het
KvK-register ingeschreven onderneming Aecorsis B.V.. Aecorsis B.V. en [handelsnaam] zijn dan ook één
en dezelfde onderneming.
De nevenvestiging van [handelsnaam] is gevestigd in Noord-Holland waar ook de opgenomen
projectkosten worden gemaakt. De vestigingslocatie betreft [locatie] .
Dit adres is in het KvK-register opgenomen als vestigingsadres van de nevenvestiging van
[handelsnaam].
Partijen verschillen niet van mening over het feit dat de subsidieaanvraag onvolkomenheden/
fouten bevat. Partijen verschillen wel van mening over welke consequentie er moet worden
verbonden aan deze onvolkomenheden/ fouten. Bezwaarde is van mening dat het gaat om
typefouten en een onfortuinlijke correctie van de Kamer van Koophandel en dat de weigering
daarom niet op zijn plaats is. Verweerders zijn van mening dat bezwaarde onjuiste of onvolledige
gegevens heeft verstrekt en dat alle projectkosten buiten Noord-Holland worden gemaakt.
De commissie merkt op dat hier sprake is van een tendersubsidie. Uit de aard van een
tendersysteem vloeit voort dat voor de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling
en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overgelegd en dat daarna geen rekening kan
worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.
Het meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt
zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende
aanvragen die in het tendersysteem centraal staan. Bij de heroverweging van het bezwaarschrift
ex artikel 7:11 van de Awb kan ook geen rekening worden gehouden met nieuwe informatie
gerangschikt is, kan door middel van een bezwaarschrift proberen aan te tonen dat andere
subsidieaanvragen onterecht hoger zijn gerangschikt. Gedeputeerde staten dienen dan ook zeer
zorgvuldig om te gaan met de ingediende subsidieaanvragen.
De commissie dient nu dan ook te beoordelen, met de systematiek van een tendersysteem in het
achterhoofd, wat de consequentie is van de onvolkomenheden/ fouten in de subsidieaanvraag.
De commissie is van mening dat het niet alleen gaat om typefouten. Het feit dat een naam een
enkele keer verkeerd wordt gespeld, hoeft niet onoverkomelijk te zijn. In dit geval is evenwel
sprake van veelvuldige fouten op verschillende manieren en in verschillende documenten.
De commissie constateert daarnaast echter ook dat [handelsnaam] als een besloten vennootschap
wordt gepresenteerd, terwijl daar geen sprake van is. Ook wordt in de subsidieaanvraag verwezen
naar een vestigingsnummer dat ten tijde van het beoordelen van de aanvraag niet meer bestond.
De commissie kan zich voorstellen dat bezwaarde zich vooral heeft geconcentreerd op de
omschrijving van het project en minder op de gegevens van de KvK. Deze gegevens zijn echter
net zo belangrijk, zeker nu het gaat om een tendersysteem. Daar komt bij dat bezwaarde van een professionele subsidieaanvrager gebruik heeft gemaakt. Er mag dan ook verwacht worden dat de
diverse naamsvermeldingen en verwijzingen naar de gegevens uit de KvK correct zijn. In dit geval
is sprake van zoveel fouten in diverse stukken dat voor de beoordeling van de aanvraag allerlei
controles en uitzoekwerk door verweerder heeft moeten plaatsvinden om tot een aannemelijke
conclusie over de identiteit van de aanvrager te komen. Gelet op de eis die aan de juistheid en
volledigheid van gegevens in een aanvraag mag worden gesteld èn op het feit dat sprake is van
een tender waardoor alle aanvragers op gelijke wijze worden beoordeeld is de commissie van
oordeel dat de weigering van de subsidie op grond van artikel 4:35 tweede lid, aanhef en onder a
van de Awb terecht is.
Zelfs echter wanneer deze onjuiste of onvolledige gegevens op zichzelf niet zouden hebben
geleid tot een onjuiste beschikking op de aanvraag is tevens het volgende van belang.
De commissie dient bij het beantwoorden van de vraag - of deze onjuiste of onvolledige gegevens
tot een onjuiste beschikking zou hebben geleid - ook acht te slaan op datgene wat bezwaarde
tijdens de hoorzitting heeft medegedeeld. Tijdens deze hoorzitting heeft bezwaarde aangegeven
reeds voor het indienen van de subsidieaanvraag te zijn gestart met het project. In de
subsidieaanvraag staat dat de begindatum van het project 2 september 2016 is. Deze informatie
blijkt naar thans is gebleken onjuist te zijn. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de
uitvoeringsregeling wordt de subsidieaanvraag niet behandeld indien met de uitvoering is gestart
voordat de aanvraag is ontvangen. Het voldoen aan dit vereiste is een van de onderdelen van de
aanvraag die door verweerder wordt beoordeeld. Verweerder is daar in dit geval nog niet aan
toegekomen vanwege het oordeel omtrent de identiteit en vestiging van de aanvrager.
Gezien al het bovenstaande kan de commissie niet anders dan concluderen dat de weigering op
grond van artikel 4:35, tweede lid, onder a van de Awb terecht is.