ECLI:NL:RBROT:2020:3433

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
8154031 CV EXPL 19-48160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de rechtsgeldigheid van een opzegbeding in algemene voorwaarden tussen een kleine ondernemer en een marketingbureau

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een marketingbureau, handelend onder de naam [handelsnaam 1], en een cateringbedrijf, [handelsnaam 2]. De eiser, [eiser], vorderde betaling van een bedrag van € 1.730,30 aan hoofdsom, € 62,93 aan verschenen rente en € 259,55 aan buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde, [gedaagde], de overeenkomst niet tijdig had opgezegd. De overeenkomst was aangegaan voor een bepaalde duur en zou stilzwijgend verlengd worden, tenzij tijdig werd opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden.

De gedaagde heeft betwist dat zij de overeenkomst niet tijdig had opgezegd en voerde aan dat het opzegbeding onredelijk bezwarend was, omdat zij als kleine ondernemer niet gelijkwaardig was aan de eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de overeenkomst niet tijdig had opgezegd, maar heeft ook geoordeeld dat het beding van stilzwijgende verlenging onredelijk bezwarend was in de zin van artikel 6:236 BW, en dat de reflexwerking van deze bepaling ook op de gedaagde van toepassing was.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiser afgewezen, omdat het beding onredelijk bezwarend was en de overeenkomst per 1 december 2018 was geëindigd. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C.H. Kemp-Randewijk en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8154031 CV EXPL 19-48160
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [handelsnaam 1] ,
woonplaats en zaaksadres: [woonplaats eiser] ,
eiser bij exploot van dagvaarding van 4 november 2019,
gemachtigde: R. van Schendel, gerechtsdeurwaarder te Hilversum,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam 2]
woonplaats: [woonplaats gedaagde]
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 4 november 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met een productie;
  • de conclusie van dupliek, met een productie.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiser] exploiteert een marketingbureau, onder de naam [handelsnaam 1] .
2.2
[gedaagde] drijft een cateringbedrijf aan huis in de vorm van een eenmanszaak.
2.3
In november 2016 heeft [gedaagde] een aanvraagformulier voor [naam nieuwsbrievensysteem] (een nieuwsbrievensysteem) ingevuld en ondertekend.
Als startdatum is ingevuld 1 december 2016, voor een looptijd van 12 maanden.
Als pakket is gekozen voor een Pakket [naam nieuwsbrievensysteem] voor minder dan 2500 contacten, tegen een bedrag van € 60,00 per maand.
Onder de koop “Condities” is in het formulier opgenomen:

.Op de [naam pakketten] pakketten geldt een opzegtermijn van 2 maanden, anders stilzwijgende verlenging met 1 jaar.
.Op alle diensten van TM! zijn de algemene voorwaarden (d.d. 3 april 2015) van toepassing.
.Ondergetekende verleent hierbij tot wederopzegging machtiging aan [handelsnaam 1] te ’s-Gravenhage om het hierboven genoemde bedrag maandelijks van zijn/haar bankrekening af te schrijven wegens het [naam nieuwsbrievensysteem] ! abonnement.”
2.4
De algemene voorwaarden van [handelsnaam 1] ,welke door beide partijen zijn overgelegd, kent o.a. de volgende bepalingen:
11.1
Klant betaalt voor de door Klant bestelde Diensten die in op het opdrachtformulier vermelde prijs.
….
“18.1 De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 1 jaar en kan uitsluitend worden beëindigd zoals in deze algemene voorwaarden bepaald.
18.2
Indien de overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde duur, wordt de overeenkomst verlengd met een periode van telkens één (1) jaar, tenzij een partij deze schriftelijk opzegt tegen het einde van de looptijd, met inachtneming van een opzegtermijn van twee (2) maanden, welke opzegging zonder redenen en motivering mag plaatsvinden.
……
Artikel 20
Wijzigingen van en aanvullingen op enige bepaling in de Overeenkomst en/of de Algemene Voorwaarden zijn slechts geldig indien zij schriftelijk en/of elektronisch worden overeengekomen.
2.5
Na acceptatie van de aanvraag door [eiser] , is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, ingaande 1 december 2016, op grond waarvan [eiser] een nieuwsbrieven systeem aan [gedaagde] heeft geleverd.
2.6
Deze overeenkomst is per 1 december 2017 verlengd met een jaar. Partijen zijn daarbij via mailwisseling een tarief van € 70,00 per maand overeengekomen..
2.7
Bij e-mail van 31 oktober 2018 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :
“(…)Ik merk dat ik minder gebruik maak van het nieuwsbrieven systeem dan ik van te voren had gedacht. Daarom wil ik het komend jaar niet verlengen. Ik dank je voor de prettige samenwerking en zal je systeem zeker aanraden bij mensen die naar iets dergelijks zoeken.(…)”

3..De vordering

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 1.730,30 aan hoofdsom, € 62,93 aan verschenen rente en € 259,55 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2
Aan zijn vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang -het volgende ten grondslag gelegd:
3.2.1
[gedaagde] heeft de overeenkomst niet uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de einddatum van het contract opgezegd, waardoor de overeenkomst wederom met een jaar is verlengd.
3.2.2
[gedaagde] heeft na deze verlenging de verschuldigde maandtermijnen onbetaald gelaten, waardoor een betalingsachterstand is ontstaan van € 1.730,30 (11 maal € 130,00, exclusief BTW/ € 157,30 inclusief BTW).
3.2.3
[eiser] heeft zich genoodzaakt gezien de vordering ter incasso uit handen te geven. [eiser] heeft schade geleden. [eiser] vordert naast de hoofdsom, € 259,55 aan buitengerechtelijke kosten en € 62,93 aan vervallen wettelijke handelsrente.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.1.1
[gedaagde] heeft de overeenkomst op 31 oktober 2018 per 1 december 2018 opgezegd, omdat zij weinig gebruik bleek te maken van het nieuwsbrievensysteem van [eiser] .
4.1.2
Het is niet redelijk dat [eiser] [gedaagde] houdt aan een opzegbeding dat verscholen is in de door [eiser] gehanteerde algemene voorwaarden en een zo verstrekkend gevolg heeft voor [gedaagde] .
4.1.3
[gedaagde] is ten opzichte van [eiser] aan te merken als een kleine partij, die qua kennis, deskundigheid en ervaring niet gelijk is testellen met [eiser] . [gedaagde] had al geruime tijd geen belang meer bij de overeenkomst. Zij is door allerlei omstandigheden een tijd niet werkzaam geweest binnen haar cateringbedrijf. Dit blijkt ook uit haar inkomen. Verlenging van het contract had dan ook onredelijk bezwarende gevolgen voor [gedaagde] .
4.1.4
[gedaagde] acht stilzwijgende verlenging van het contract een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:237 en 236 lid 1 sub j BW, omdat de overeenkomst niet te allen tijde kan worden opgezegd met een opzegtermijn van hoogstens een maand.
[gedaagde] acht deze bepaling ook op haar van toepassing, omdat zij materieel niet of nauwelijks van een consument in de zin van deze bepalingen is te onderscheiden, nu het afsluiten van een dergelijk contract niet tot haar normale bedrijfsactiviteiten hoort. Het aannemen van reflexwerking is daarom gerechtvaardigd.
[gedaagde] vraagt daarom vernietiging van dit beding.

5..De beoordeling

5.1
[gedaagde] heeft niet betwist dat tussen partijen in 2016 een overeenkomst met betrekking tot de levering van het pakket [naam nieuwsbrievensysteem] is gesloten en dat die overeenkomst is aangegaan voor een jaar, ingegaan per 1 december 2016, waarbij zij heeft gehandeld in de uitoefening van haar bedrijf. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat is overeengekomen dat de overeenkomst na ommekomst van dat jaar stilzwijgend zal worden verlengd met een jaar, tenzij de overeenkomst door [gedaagde] tijdig zou worden opgezegd, waarbij zij een opzegtermijn van 2 maanden in acht diende te nemen. Tussen partijen is evenmin in geschil dat die overeenkomt per 1 december 2017 (met instemming van [gedaagde] ) met een jaar is verlengd tot 1 december 2018, waarbij een maandtarief van € 70,- gold..
5.2
Het voorgaande leidt er toe dat, nu [gedaagde] de overeenkomst nà 1 december 2018 niet meer had willen continueren, zij die overeenkomst op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden vóór 1 oktober 2018 had dienen op te zeggen. Nu niet in geschil is dat [gedaagde] die overeenkomst niet eerder dan bij brief van 31 oktober 2018 heeft opgezegd, leidt dat er toe dat zij die overeenkomst niet tijdig had opgezegd en de overeenkomst met 1 jaar is verlengd.
5.3
[gedaagde] beroept zich op vernietigbaarheid van het beding van artikel 18.2 van de algemene voorwaarden (betreffende de in acht te nemen opzegtermijn van 2 maanden en de consequentie indien die termijn niet in acht wordt genomen) omdat dit beding, mede gelet op artikel 6:236 j. BW, onredelijk bezwarend is.
5.4
De kantonrechter zal eerst ingaan op het verweer van [eiser] dat het beding van stilzwijgende verlenging een kernbeding is in de zin van artikel 6:231 onder a BW, dat van de regels voor algemene voorwaarden is uitgezonderd. De kantonrechter volgt [eiser] niet in dit verweer. Het begrip “kernbeding” moet volgens vaste jurisprudentie beperkt worden opgevat en valt veelal samen met de essentialia zonder welke een overeenkomst bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid van de verbintenissen niet tot stand komt. Dit uitgangspunt brengt met zich dat niet kan worden aangenomen dat de stilzwijgende verlenging van een overeenkomst behoort tot de kernbedingen, die van de regels voor algemene voorwaarden zijn uitgezonderd, omdat ten aanzien van die bedingen niet aanvaardbaar is dat aan de totstandkoming van wilsovereenstemming daarover de geringe eisen worden gesteld die aan de toepasselijkheid van algemene voorwaarden worden gesteld. De verbintenissen uit de overeenkomst zou zonder het beding van stilzwijgende verlenging evengoed voldoende bepaalbaar zijn geweest om tot stand te komen: [eiser] zou in dat geval gedurende een jaar bepaalde diensten aan [gedaagde] hebben geleverd en [gedaagde] zou daarvoor maandelijks een prijs aan [eiser] hebben betaald. Dat op het aanvraagformulier onder het kopje “condities” voorgedrukt is opgenomen dat voor de [naam pakketten] pakketten een opzeg termijn van 2 maanden geldt, de overeenkomst anders stilzwijgende met 1 jaar wordt verlengd en dit formulier door [gedaagde] zonder voorbehoud is ondertekend maakt dit niet anders.
5.5
Op grond van artikel 6:233 sub a BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Ingevolge artikel 6:236 aanhef en onder j BW wordt bij een overeenkomst met een natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf als onredelijk bezwarend (en daarmee ex artikel 6:233 aanhef en onder a BW: vernietigbaar) aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding:
"
dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, elektriciteit daaronder begrepen en dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur, dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand"
5.6
Nu vast staat dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst heeft gehandeld in de uitoefening van haar bedrijf is artikel 6:236 BW niet direct op haar van toepassing.
Wel kan mogelijk van die bepaling een zekere reflexwerking uitgaan bij de beantwoording van de vraag of artikel 18 onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Bij de beoordeling of sprake is van een reflexwering is van belang of er bij het aangaan van de overeenkomst sprake was van omstandigheden die sterke gelijkenis vertoont met die van een consument. Die gelijkenis zal beoordeeld dienen te worden aan de hand van de relatie die er in het betreffende geval bestaat tussen enerzijds het betrokken beding en anderzijds omstandigheden als de aard van de activiteiten die door de niet-consument worden ontplooid, de aard van de overeenkomst die hij heeft afgesloten, de aard van de schade die hij heeft geleden e.d.
5.7
Vast staat dat [gedaagde] een kleine eenmanszaak uitoefende als eventcateraar. Gesteld noch gebleken is dat zij enig personeel in dienst had. De overeenkomst had geen betrekking op de normale bedrijfsactiviteiten van een cateraar. De kunde en vaardigheden waarover zij als cateraar beschikt, voegden hier dan ook niets toe. Een kleine cateraar als [gedaagde] beschikt over het algemeen niet over meer administratieve, juridische of financiële kennis en vaardigheden dan de gemiddelde consument. Dat dat in casu anders was, is gesteld noch gebleken. Nu zij niet over personeel beschikte heeft zij ook niet kunnen profiteren van eventuele specifieke administratieve, juridische of financiële kennis en vaardigheden van dat personeel. Ten slotte is het negatieve effect van het onderhavige beding voor [gedaagde] (stilzwijgende verlenging van een overeenkomst met een jaar, indien niet 2 maanden van te voren wordt opgezegd en bovendien in strijd met de eigen voorwaarden van [eiser] tegen een eenzijdig verhoogd tarief van € 130,00 per maand, terwijl tot dan toe € 60,00 per maand (in het eerste jaar) respectievelijk € 70,00 per maand (in het tweede jaar) aan [gedaagde] in rekening was gebracht), even bezwaarlijk als voor een consument. Daarmee was de positie van [gedaagde] zozeer vergelijkbaar met die van een consument dat het aannemen van reflexwerking in dit geval gerechtvaardigd is.
Dat zoals door [eiser] is gesteld de onderhavige overeenkomsten bij uitstek met kleine ondernemers als [gedaagde] worden gesloten en het helpen bij het opstellen en verzenden van nieuwsbrieven, waar het in casu om ging, geen dienst is die aan consumenten wordt verleend, maakt dit niet anders. Dit laatste brengt immers niet met zich dat deze diensten niet aan consumenten zouden kunnen worden aangeboden en consumenten dergelijke overeenkomsten niet zouden kunnen aangaan.
5.7
Nu aan artikel 6:236 aanhef en onder j BW reflexwerking toekomt, leidt dit er toe dat artikel 18.2 van de algemene voorwaarden ingevolge artikel 6:233 aanhef en onder a BW onredelijk bezwarend is te achten. [eiser] komt om die reden geen beroep toe op artikel 18 lid 2 van de voorwaarden. Dit heeft tot gevolg dat de overeenkomst is geëindigd per 1 december 2018.
5.8
In het lichaam van de dagvaarding vordert [eiser] de maandtermijnen vanaf 1 oktober 2018. [eiser] legt echter uitsluitend de facturen vanaf 1 december 2018 over en tussen partijen lijkt ook niet in geschil dat de maantermijnen tot en met november 2018 zijn voldaan. In rechte wordt er daarom van uitgegaan dat [eiser] bedoeld heeft om de maantermijnen vanaf 1 december 2018 te vorderen.
5.9
Het voorgaande leidt er toe dat de hoofdsom wordt afgewezen. Hetzelfde lot treft de daarvan afgeleide vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke handelsrente.
5.1
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst af de vordering van [eiser] ;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
898