ECLI:NL:RBROT:2020:3372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
8328540 VV EXPL 20-64
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afgifte van hond na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak heeft eiseres, die op een geheim adres woont, gedaagde gedagvaard in een kort geding met als doel de afgifte van haar hond, die als vermist geregistreerd staat. Eiseres en gedaagde hadden een affectieve relatie van november 2015 tot april 2018 en woonden samen in Schiedam. Eiseres heeft de hond in maart 2011 aangeschaft en is sindsdien de eigenaar. Gedaagde heeft de hond na de beëindiging van de relatie niet teruggegeven en eiseres heeft aangifte gedaan van mishandeling en diefstal van de hond door gedaagde. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij gedaagde betwistte in het bezit te zijn van de hond of te weten waar deze zich bevindt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, maar dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde de hond onder zich heeft of weet waar deze is. De vorderingen van eiseres zijn daarom afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8328540 VV EXPL 20-64
uitspraak: 16 maart 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres,
eiseres,
gemachtigde: M.V. Hazekamp, werkzaam bij Cap Debitum te Delden (gemeente Hof
van Twente),
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats zowel in als buiten Nederland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Claassen te Schiedam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
[eiseres] heeft [gedaagde] bij exploot van dagvaarding van 24 februari 2020, met producties, gedagvaard.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Voorafgaand aan de zitting is aan de zijde van [eiseres] een akte overlegging producties in het geding gebracht. Beide partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd en [gedaagde] tevens door een tolk in de Turkse taal. Partijen hebben hun standpunten (nader) toegelicht, [gedaagde] aan de hand van een pleitnota, die door zijn gemachtigde is overgelegd. Van hetgeen ter zitting is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De datum van de uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
Partijen hebben in de periode van november 2015 tot april 2018 een affectieve relatie met elkaar gehad. Partijen woonden samen in de woning gelegen aan de [adres] te Schiedam. [eiseres] was in die periode in het bezit van een hond, een reu met geboortedatum 18 januari 2011 (paspoortnummer [nummer paspoort] en chipnummer [nummer chip] ), genaamd [naam hond] (hierna: de hond). [eiseres] heeft de hond in maart 2011 gekocht voor
€ 350,00.
2.2
[eiseres] is sinds medio april 2018 niet meer in het bezit van de hond. De hond staat in de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren als vermist geregistreerd.
2.3
[eiseres] heeft op 25 april 2018 aangifte bij de politie gedaan van mishandeling en bedreiging en van diefstal van de hond door [gedaagde] .

3..Het geschil

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening (kort gezegd):
primair:
a. [gedaagde] te bevelen om binnen 7 werkdagen na betekening en bevel tot nakoming van dit vonnis, de hond af te geven aan (de gemachtigde van) [eiseres] ;
b. [gedaagde] te bevelen om, indien hij de hond niet heeft afgegeven aan (de gemachtigde van) [eiseres] , binnen 7 werkdagen na betekening en bevel tot nakoming van dit vonnis
zijn feitelijke woon- of verblijfplaats aan (de gemachtigde van) [eiseres] bekend te maken;
c. [gedaagde] te bevelen om, indien hij de hond niet heeft afgegeven aan (de gemachtigde van) [eiseres] en de vindplaats van de hond niet de feitelijke woon- of verblijfplaats van [gedaagde] is, binnen 7 werkdagen na betekening en bevel tot nakoming van dit vonnis, de vindplaats van de hond aan (de gemachtigde van) [eiseres] bekend te maken;
subsidiair:
d. [gedaagde] te bevelen om binnen 7 werkdagen na betekening en bevel tot nakoming van dit vonnis, de persoonsgegevens van de derde aan wie [gedaagde] de hond heeft overgedragen aan (de gemachtigde van) [eiseres] bekend te maken, waaronder in ieder geval begrepen de voorna(a)m(en), achterna(a)m(en) en (feitelijke) woon- of verblijfplaats(en);
primair en subsidiair:
e. te bepalen dat indien [gedaagde] niet (tijdig) aan het bevel/de bevelen mocht hebben voldaan, hij een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag(deel) dat hij hiermee in gebreke blijft;
f. te bepalen dat indien [gedaagde] niet (tijdig) aan het bevel/de bevelen mocht hebben voldaan, in plaats van invordering van een verbeurde dwangsom, lijfsdwang mag worden toegepast;
alles met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2
Hieraan heeft [eiseres] - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] houdt de hond van [eiseres] zonder recht onder zich. Hij is daarom gehouden om de hond aan [eiseres] terug te geven. Ondanks sommaties heeft [gedaagde] dat nog steeds niet gedaan. Indien hij daarmee ook na veroordeling in gebreke blijft, dient hij zijn feitelijke woon- of verblijfplaats dan wel de vindplaats van de hond bekend te maken. Indien [gedaagde] de hond aan een derde heeft overgedragen, dient hij de naam en verblijfplaats van die derde te verstrekken. Bij gebreke daarvan heeft [eiseres] , naast het toekennen van een dwangsom, verzocht om lijfsdwang toe te passen op [gedaagde] .
3.3
[gedaagde] heeft ter zitting verweer gevoerd. Het verweer komt in de kern erop neer dat hij niet in het bezit is van de hond en dat hij ook niet weet waar de hond zich bevindt, zodat de vorderingen reeds daarom moeten worden afgewezen.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling van de vordering

4.1
Nu [eiseres] heeft gesteld dat zij tegen haar wil niet langer in het bezit is van haar hond en dat die situatie (nog altijd) grote gevolgen voor haar heeft, is het aannemelijk dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorzieningen. Derhalve is [eiseres] ontvankelijk in haar vordering.
4.2
In het kader van de onderhavige procedure dient beoordeeld te worden of de vordering van [eiseres] een zodanige kans van slagen heeft in een bodemprocedure dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door [eiseres] gevorderde voorzieningen verantwoord is. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de in deze procedure gepresenteerde feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien nadere bewijsvoering in een procedure als de onderhavige niet goed mogelijk is.
4.3
Voorop gesteld moet worden dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] gedurende de volledige periode waarin partijen een relatie hadden en samenwoonden in het bezit was van de hond en dat zij de hond toen ook onafgebroken heeft verzorgd. [eiseres] is bovendien in het bezit van het paspoort van de hond. Zij heeft daar ook een afschrift van overgelegd. Gelet op al deze omstandigheden gaat de kantonrechter voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat hij niet zeker weet of [eiseres] de eigenaresse is van de hond.
4.4
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] de hond onder zich houdt dan wel dat hij op de hoogte is van de verblijfplaats van de hond. [gedaagde] heeft dat echter uitdrukkelijk betwist en daartoe aangevoerd dat hij de hond niet heeft (weggenomen) en dat hij ook niet weet waar de hond zich bevindt. [eiseres] heeft niets overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde] de hond (op dit moment) wel onder zich heeft of dat hij weet waar de hond is ondergebracht. [eiseres] heeft weliswaar een schriftelijke verklaring van de voormalige buren van partijen ingebracht, maar - nog afgezien van het feit dat die verklaring niet is ondertekend en de betwisting van die verklaring door [gedaagde] - daaruit kan nog niet worden opgemaakt dat [gedaagde] de hond thans in zijn bezit heeft. Datzelfde geldt voor de door [eiseres] overgelegde verklaring van een vriendin, WhatsApp correspondentie, e-mailberichten en notities van tussen partijen gehouden en door [eiseres] opgenomen telefoongesprekken. Die stukken zijn allemaal volledig in de Turkse taal opgesteld. [eiseres] heeft een en ander wel zelf vertaald in het Nederlands, maar nu [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de Nederlandse taal schriftelijk niet voldoende machtig is om te kunnen beoordelen of die vertalingen correct zijn, kan voorshands niet van de juistheid van die vertalingen worden uitgegaan. Gelet hierop acht de kantonrechter het noodzakelijk dat de diverse vertalingen worden opgemaakt en ondertekend door een beëdigd vertaler, zoals bepaald in artikel 1.6 van het (landelijk) procesreglement kort gedingen kantonzaken. De onderhavige procedure biedt geen ruimte om een dergelijke vertaling alsnog in het geding te brengen, zeker niet nu die vertaling nog volledig moet worden opgesteld. Voorts wordt vastgesteld dat alle contacten tussen partijen zich hebben afgespeeld in de periode van april tot en met juni 2018, derhalve bijna twee jaar geleden. Niet is gebleken dat [gedaagde] de hond thans (nog) heeft.
4.5
De kwestie die partijen verdeeld houdt noodzaakt tot nadere bewijslevering, waarvoor een procedure als de onderhavige zich niet leent. De kantonrechter acht het met de thans gepresenteerde feiten voorshands niet aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde] de hond onder zich heeft dan wel dat hij weet waar de hond zich bevindt. Dit betekent dat geen grond bestaat voor de diverse (primaire en subsidiaire) vorderingen. De vorderingen worden daarom afgewezen.
4.6
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764