ECLI:NL:RBROT:2020:3370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
6761079 CV EXPL 18-10727
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurders vorderen ontbinding huurovereenkomst wegens ernstige geluidsoverlast door bovenburen

In deze zaak hebben de huurders, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen hun verhuurder, Stichting Havensteder, wegens ernstige en structurele geluidsoverlast veroorzaakt door de bovenburen, een gezin met drie kinderen. De huurders hebben sinds 2015 herhaaldelijk klachten ingediend over de overlast, die door de gemeente Rotterdam is gemeten en waarbij 40% van de geluiden als overlast is aangemerkt. Ondanks deze klachten heeft Havensteder geen adequate maatregelen genomen om de overlast te verhelpen. De huurders hebben de kantonrechter verzocht om Havensteder te veroordelen tot het aanhangig maken van een procedure tegen de bovenburen om de huurovereenkomst te ontbinden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders in hun bewijslevering zijn geslaagd. Diverse getuigen hebben verklaard dat zij regelmatig geluidsoverlast ervaren van de bovenburen, waaronder stampen, kloppen en schreeuwen. De kantonrechter oordeelt dat Havensteder niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om de overlast te bestrijden en dat de huurders recht hebben op een oplossing. De vordering van de huurders wordt toegewezen, en Havensteder wordt verplicht om binnen een maand een procedure tegen de bovenburen te starten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6761079 CV EXPL 18-10727
uitspraak: 10 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: aanvankelijk mr. K.A.M. Jaspers, thans mr. E. Boot te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eisers] ” en “Havensteder”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 19 maart 2018;
  • de akte aan de zijde van [eisers] , met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 23 mei 2018, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de voorafgaande aan de comparitie van partijen aan de zijde van [eisers] overgelegde brief van 20 juli 2018, met producties;
  • de voorafgaande aan de comparitie van partijen aan de zijde van Havensteder overgelegde brief van 24 juli 2018, met producties;
  • het proces-verbaal van de op 31 juli 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte uitlaten getuigenverhoor aan de zijde van [eisers] ;
  • de (fax)brief van 16 november 2018 aan de zijde van [eisers] ;
  • de brief van 27 november 2018 aan de zijde van [eisers] , met producties;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 december 2018 aan de zijde van [eisers] ;
  • de akte uitlaten contra-enquête aan de zijde van Havensteder, met producties;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 april 2019 aan de zijde van Havensteder;
  • de brief van 24 juni 2019 aan de zijde van Havensteder;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 juli 2019 aan de zijde van Havensteder;
  • de conclusie na enquête aan de zijde van [eisers] , met producties;
  • de conclusie na enquête aan de zijde van Havensteder;
  • de akte na getuigenverhoor aan de zijde van [eisers] , met producties;
  • de akte na getuigenverhoor aan de zijde van Havensteder.
1.2
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Tussen Havensteder als verhuurder en [eisers] als huurder bestaat sinds
4 december 2002 een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte staande en gelegen aan de Einsteinplaats 103 te Rotterdam. De woning is gelegen op de vijfde verdieping.
2.2
Tussen Havensteder als verhuurder en de [naam 1] , een gezin met drie kinderen waarvan het jongste kind in 2018 is geboren, als huurder bestaat sinds 26 mei 2014 een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte staande en gelegen aan de [adres 1] . Die woning bevindt zich (precies) boven de woning van [eisers] , op de zesde verdieping.
2.3
In het flatgebouw waarin de woningen van [eisers] en de [naam 1] zijn gelegen wonen nagenoeg alleen oudere bewoners.
2.4
[eisers] en ook buren en omwonenden hebben (via [eisers] ) vanaf
10 februari 2015 vele honderden klachten bij Havensteder, de politie, de wijkagent, (de secretaris van) de bewonersvereniging, de huismeester van het flatgebouw en de (coördinator woonoverlast van de) gemeente Rotterdam ingediend en meldingen gedaan over (kort gezegd) geluidsoverlast door de [naam 1] .
2.5
In oktober 2015 heeft de gemeente Rotterdam een geluidsmeter in de woning van [eisers] geplaatst en geluidsmetingen uitgevoerd. Uit de metingen is gebleken dat 40% van de geluiden als overlast moet worden aangemerkt en 60% van de geluiden als leefgeluiden.
2.6
Bij brief van 11 januari 2017 heeft Havensteder aan [eisers] meegedeeld dat het “dossier” wordt gesloten, omdat sprake is van leefgeluiden.
2.7
[eisers] heeft begin 2017 een klacht ingediend bij de geschillenadvies-commissie over geluidsoverlast. Op 4 april 2017 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Twee leden van de geschillenadviescommissie hebben op 12 april 2017 een huisbezoek
(van 20 minuten afgelegd) aan de woningen van [eisers] en de [naam 1] .
Op 25 april 2017 heeft de geschillenadviescommissie uitspraak gedaan en onder andere geoordeeld dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de geluiden van één buurgezin afkomstig zijn. Havensteder heeft daarop geen actie ondernomen richting de [naam 1] .
2.8
Begin april 2017 heeft Muddebouw op verzoek van Havensteder een gespecialiseerd (installatie)bedrijf ingeschakeld om de leidingen in de woningen van [eisers] en de [naam 1] te onderzoeken. Daarbij is vastgesteld dat zich geen gebreken bevinden in of aan die leidingen.
2.9
De [naam 1] heeft niet meegewerkt aan buurtbemiddeling.

3..De vordering

3.1
[eisers] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. Havensteder te veroordelen om een procedure aanhangig te maken jegens de [naam 1] strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen Havensteder en de [naam 1] met betrekking tot het gehuurde gelegen aan de [adres 1] , binnen een maand na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Havensteder daarmee in gebreke blijft;
subsidiair:
b. Havensteder te veroordelen om een procedure aanhangig te maken jegens de [naam 1] en daarin te vorderen dat de [naam 1] zich zal onthouden van stamp- en klopgeluiden en dat zij verplicht zal worden om zachte vloerbedekking (tapijt) aan te brengen in de gehele woning, binnen een maand na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Havensteder daarmee in gebreke blijft;
alles met veroordeling van Havensteder in de proceskosten.
3.2
Aan de vorderingen heeft [eisers] naast de hierboven onder 2.1 tot en met 2.6 en 2.9 vermelde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
De [naam 1] veroorzaakt al sinds augustus 2014 ernstige en structurele (geluids)overlast aan [eisers] en ook aan andere buren en omwonenden. De [naam 1] doet er niets aan om die overlast te beperken en wenst ook niet mee te werken aan het bereiken van een oplossing middels mediation en/of buurtbemiddeling. Op de momenten dat de [naam 1] niet thuis is, ondervindt [eisers] geen geluidsoverlast. Het kan niet van [eisers] worden gevergd dat de onderhavige situatie nog langer blijft voortduren. Havensteder heeft haar taken op het gebied van overlastbestrijding niet uitgevoerd en verschaft niet het rustig woongenot aan [eisers] . Havensteder is verplicht om rechtsmaatregelen tegen de [naam 1] te treffen. De overlast die de [naam 1] veroorzaakt rechtvaardigt dat Havensteder een procedure aanhangig maakt jegens de [naam 1] en daarin ontbinding van de huurovereenkomst tussen Havensteder en de [naam 1] vordert. Subsidiair dient Havensteder in die procedure te vorderen dat de [naam 1] haar gedrag aanpast en verplicht wordt om zachte vloerbedekking aan te brengen in de woning.

4..Het verweer

Havensteder heeft de vorderingen betwist en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure. Havensteder heeft daar het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - voor aangevoerd.
Het is niet vast komen te staan dat sprake is van objectieve overlast, veroorzaakt door de [naam 1] . Er is alleen vastgesteld dat sprake is van leefgeluiden, die horen bij het wonen in een (gehorig) flatgebouw. Het klopt dat is geconstateerd dat de woonkamer van de [naam 1] uit één grote ruimte bestaat, maar op de vloer liggen inmiddels wel dikke tapijten. Havensteder is van mening dat zij voldoende actie heeft ondernomen om de door [eisers] gestelde overlast te onderzoeken en, voor zover mogelijk, aan te pakken. Uit het door Havensteder overgelegde overlastdossier blijkt welke acties Havensteder en de gemeente Rotterdam in dit verband hebben ondernomen. Gelet hierop bestaat geen grond voor de vorderingen van [eisers] .

5.De beoordeling van de vordering

5.1
[eisers] heeft gesteld dat de [naam 1] ernstige en structurele (geluids)overlast veroorzaakt aan [eisers] en ook aan andere buren en omwonenden, bestaande uit (onder andere) stampen, bonken, tikken en kloppen, met de buitendeuren slaan, schreeuwen, het met voorwerpen langs het hekwerk van het balkon schrapen en geluiden die verband houden met rennen. Havensteder heeft dat echter betwist en heeft daartoe aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat sprake is van objectieve overlast, veroorzaakt door de [naam 1] . Gelet hierop heeft de kantonrechter tijdens de op
31 juli 2018 gehouden comparitie van partijen [eisers] toegelaten tot het leveren van het bewijs, met alle middelen rechtens, dat de [naam 1] ernstige en structurele (geluids)overlast veroorzaakt, welke mondelinge beslissing is vastgelegd in het proces-verbaal van die zitting.
5.2
Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft [eisers] producties ingebracht en
heeft zij de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de zoon van [eisers] , mevrouw
[naam 3] (hierna: [naam 3] ), omwonende, mevrouw
[naam 4] (hierna: [naam 4] ), omwonende, mevrouw [naam 5] (hierna:
), omwonende, en de heer [naam 6] (hierna: [naam 6] ), bestuurslid van bewonersvereniging 4HEO, als getuigen doen horen.
Havensteder heeft in contra-enquête mevrouw [naam 7] (hierna: [naam 7] ), woonconsulente bij Havensteder, de heer [naam 8] (hierna: [naam 8] ), brigadier/wijkagent, en mevrouw [naam 9] (hierna: [naam 9] ), echtgenote van de heer
[naam 10] (hierna: [naam 10] ), doen horen.
Hoewel tijdens het getuigenverhoor van 4 april 2019 een aanvang was gemaakt met het op verzoek van Havensteder horen van [naam 10] als getuige, is dat verhoor in overleg met de gemachtigden van partijen aangehouden nadat de kantonrechter had geconstateerd dat deze getuige de Nederlandse taal niet voldoende beheerst om in het Nederlands te worden gehoord, maar bijstand van een tolk nodig heeft. Havensteder heeft er vervolgens van afgezien om [naam 10] alsnog als getuige te doen horen.
5.3
Bij de beoordeling van de onderhavige zaak moet voorop gesteld worden dat uit artikel 7:213 BW volgt dat de [naam 1] zich als goed huurder dient te gedragen.
5.4
De voor de beoordeling en bewijswaardering van de onderhavige kwestie meest relevante onderdelen van de verklaringen van de aan de zijde van [eisers] gehoorde getuigen worden hierna (samengevat) weergegeven.
5.4.1
[naam 2] heeft verklaard dat hij één, twee tot drie keer per week bij zijn ouders ( [eisers] ) op bezoek komt, zowel doordeweeks als in de weekenden, en dat hij dan sinds ongeveer vier jaar negen van de tien keer bonkende geluiden, getik en lawaai hoort alsof er een mok langs de spijlen van het balkon wordt gehaald, afkomstig van de bovenburen, de [naam 1] . [naam 2] heeft verklaard dat hij de geluiden van de bovenburen boven het geluid van de televisie uit hoort en dat hij zeker weet dat die afkomstig zijn van de [naam 1] .
5.4.2
[naam 3] , de directe buurvrouw van [eisers] en woonachtig aan de [adres 2] , heeft verklaard dat zij zelf nagenoeg iedere dag geluiden hoort van de bovenburen van [eisers] , de [naam 1] , en dat die geluiden bestaan uit het slaan tegen de verwarming, het langs het hekwerk van het balkon gaan met iets van metaal, stampen en slaan op de vloer en krijsen van kinderen. Ook wordt er getikt tegen de verwarming met een voorwerp, waarschijnlijk een metalen voorwerp of speelgoed. De geluiden irriteren [naam 3] vreselijk.
Ook heeft [naam 3] verklaard dat zij sinds enkele jaren elke week een middag bij [eisers] thuis komt en dat zij dan ook iedere keer die geluiden hoort van de bovenburen van [eisers] , de [naam 1] , zoals het stampen en slaan op de vloer en het met de deuren slaan.
Verder heeft [naam 3] verklaard dat de door [eisers] bij voormelde akte (na dagvaarding) als laatste pagina overgelegde handgeschreven verklaring met rechtsboven op die pagina “2016” vermeld, door [naam 3] naar waarheid is opgeschreven en ondertekend en dat die verklaring betrekking heeft op het jaar 2016. In die verklaring is (kort gezegd) opgenomen dat [naam 3] , ook ’s avonds laat, geluidsoverlast ondervindt van de [naam 1] , bestaande uit het hard tegen de muur en tegen het hekwerk van het balkon slaan, en dat zij telkens schrikt van die geluiden.
Voorts heeft [naam 3] verklaard dat het overgelegde invulformulier met daarop vermeld haar naam en de datum 8 mei 2017 door haar zelf naar waarheid is ingevuld, dat de kruisjes door haar zijn gezet en dat dat formulier betrekking heeft op het jaar 2017. In dat formulier is vermeld dat [naam 3] vaak last heeft van kloppen tegen de muur, slaan tegen het balkonhek en kloppen op de laminaatvloer en dat zij daarnaast geregeld last heeft van het slaan op de balkonvloer en het “schrappen” over de vloer en soms ook het slaan tegen de verwarmingsbuis.
Tot slot heeft [naam 3] verklaard dat de bij genoemde akte overgelegde getypte verklaring gedateerd 25 januari 2017 (met rechtsboven een D) niet door haar zelf is getypt, maar dat de informatie wel (degelijk) van haar afkomstig is en dat zij ook nog steeds achter de inhoud van die verklaring staat. In die verklaring is vermeld dat [naam 3] op dat moment al anderhalf jaar lang, soms ook ’s nachts, last heeft van kloppen tegen de muur en tegen de balustrade van het balkon. [naam 3] heeft verklaard dat zij zeker weet dat de geluiden afkomstig zijn van de [naam 1] .
5.4.3
[naam 4] , de directe onderbuurvrouw van [eisers] en woonachtig aan de [adres 3] , heeft verklaard dat zij al enkele jaren geluidsoverlast ondervindt van de [naam 1] , bestaande uit het met een voorwerp kloppen, stampen en hameren, gerommel op verwarmingspijpen en het achter elkaar heel hard dichtslaan van de balkondeur. Het tikken op de grond hoort zij wel tien keer achter elkaar, vervolgens een poosje niet en dan ’s avonds weer. [naam 4] heeft verklaard dat, hoewel zij alleen in de weekenden thuis is, de geluiden desondanks twee weekenden per maand hoort en dat zij de allereerste keer dat zij de geluidsoverlast constateerde, nog niet wist van klachten over geluidsoverlast van [eisers] .
Verder heeft [naam 4] verklaard dat het door [eisers] bij voormelde akte overgelegde invulformulier met daarop de naam van [naam 4] en de datum 9 mei 2017 van haar afkomstig is en dat de kruisjes en de handgeschreven tekst door haar daarop zijn geplaatst, dat die informatie door haar naar waarheid is opgeschreven en dat zij daar volledig achter staat. In dat formulier noemt [naam 4] het hard dichtslaan van de balkondeur en ook staat in dat stuk dat [naam 4] last heeft van het slaan tegen de verwarmingsbuis en het kloppen op de laminaatvloer.
5.4.4
[naam 5] , die aan de [adres 4] woonachtig is op de achtste verdieping en derhalve twee verdiepingen boven de woning van de [naam 1] , heeft verklaard dat zij [eisers] al zo’n 10 tot 12 jaar kent en dat zij één keer per week of één keer in de twee weken bij [eisers] op bezoek komt. [naam 5] heeft verklaard dat zij sinds enkele jaren tijdens die bezoeken zeer vaak, zeker negen van de tien keer, geluidsoverlast ervaart van de [naam 1] , bestaande uit hard gebonk tegen de muren, geschreeuw, balkondeuren die dichtgegooid worden en het geluid alsof er iets op de grond van het balkon gegooid wordt en het geluid van het tegen het hek van het balkon aan slaan. Dat laatste hoorde [naam 5] zelfs bij haar in de woning doordreunen.
[naam 5] heeft verklaard dat zij die overlast als zeer storend ervaart en dat zij zelfs op de dag waarop het getuigenverhoor heeft plaatsgevonden (3 december 2018), kort voordat zij naar de rechtbank vertrok, de overlast nog heeft geconstateerd vanuit de woning van [eisers] . [naam 5] heeft ook toen harde knallen gehoord, alsof er iets op de (kale) grond/vloer werd gegooid. Ook tijdens de dodenherdenking van 2018 was er veel lawaai en gebonk op de muur, aldus [naam 5] . Voorts heeft [naam 5] nog verklaard dat zij heeft gezien dat [naam 10] agressief is, dat hij hard wegrent als de politie aan de deur kwam wegens een overlastmelding of dat hij vloekend wegging en dat de politie dan ook verrot werd gescholden. [naam 5] heeft verklaard dat zij zeker weet dat de geluiden afkomstig zijn van de [naam 1] .
5.4.5
[naam 6] , bestuurslid (secretaris) van de bewonersvereniging 4HEO en woonachtig aan de [adres 5] , heeft verklaard dat de schriftelijke verklaring die is overgelegd bij de voormelde brief van [eisers] van 20 juli 2018 en die gedateerd is
2 juni 2017 door hem naar waarheid is opgesteld, dat de daarop geplaatste handtekening van hem afkomstig is, dat het (hand)geschrevene zijn handschrift is en dat hij bij die verklaring blijft. In die verklaring is (kort gezegd) vermeld dat [naam 6] op 2 juni 2017 vanaf zijn eigen balkon, welk balkon rechtstreeks uitzicht heeft op het balkon van de [naam 1] , heeft waargenomen dat een volwassen vrouw en twee kinderen op het balkon van de woning van de [naam 1] aanwezig waren, dat die kinderen met een voorwerp langs het hekwerk van het balkon aan het schrapen waren, dat dat een enorm kabaal maakte, dat die kinderen daarbij hard schreeuwden en dat de kinderen niet werden gecorrigeerd. [naam 6] heeft verklaard dat zowel hij als [eisers] een en ander diezelfde dag nog aan Havensteder heeft gemeld. Voorts heeft [naam 6] verklaard dat hij nadien nog eens een keer of vier/vijf heeft gezien dat de kinderen van de [naam 1] op het balkon met een stok aan het spelen waren en langs het hekwerk van het balkon schraapten en dat hij die keren wederom het lawaai wat die kinderen daarmee veroorzaakten hoorde.
5.5
Allereerst staat ter beoordeling de vraag of [eisers] is geslaagd in de bewijslevering dat (in algemene zin) sprake is van ernstige en structurele (geluids)overlast. De kantonrechter is op grond van hetgeen hierna wordt overwogen van oordeel dat dat het geval is.
5.5.1
Uit de getuigenverklaringen van de aan de zijde van [eisers] gehoorde getuigen [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] volgt dat al jarenlang sprake is van een ernstige overlastsituatie. Die getuigen hebben verklaard dat al die tijd, soms zelfs ’s avonds en ’s nachts, ernstige geluidsoverlast wordt veroorzaakt, bestaande uit (onder andere) stampen en slaan op de vloer en muur, klopgeluiden, met de buitendeuren slaan, schreeuwen en het met voorwerpen langs het hekwerk van het balkon schrapen. Zowel [naam 2] , [naam 3] als [naam 5] hebben ook verklaard dat zij de geluidsoverlast vanuit de woning van [eisers] zelf vele malen hebben vastgesteld. Als gevolg van dit alles wordt het woongenot ernstig aangetast, aldus de getuigen.
Deze verklaringen ondersteunen de jarenlang door [eisers] overgelegde diverse schriftelijke verklaringen en, ook nog zeer recente, overlastmeldingen van zowel door [eisers] zelf als van (andere) buren en omwonenden ervaren overlast, politierapportages en door [eisers] bijgehouden gedetailleerde en ook nog zeer recente logboeken van de overlast. [naam 3] , [naam 4] en [naam 6] hebben bovendien uitdrukkelijk verklaard dat de in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen met betrekking tot de overlast van hen correct zijn en naar waarheid zijn opgesteld en dat zij daar nog steeds achter staan. [naam 6] heeft verklaard dat hij diverse keren zelf heeft waargenomen dat de kinderen van de [naam 1] met een voorwerp langs de spijlen van het hekwerk van het balkon aan het schrapen waren. Algemeen bekend is dat dergelijk geluid zeer indringend en hinderlijk is. Ook heeft [naam 6] verklaard dat de kinderen daarbij hard schreeuwden.
Verder worden alle getuigenverklaringen en schriftelijke stukken ondersteund door het feit dat, hoewel daar om onduidelijke redenen geen rapportage van is opgesteld, tijdens de door de gemeente Rotterdam gehouden geluidsmetingen in de woning van [eisers] op objectieve wijze en volgens de daarvoor geldende normen is vastgesteld dat maar liefst 40% van de geluiden als overlast moet worden aangemerkt. Dat is een aanzienlijk percentage. Van enkel leefgeluiden, die door (onder andere) [eisers] in beginsel geduld moeten worden, kan dus niet worden gesproken, zeker niet gelet op de lange duur van de overlast. Voorts staat op basis van gehouden onderzoek vast dat de geluidsoverlast niet afkomstig is van de leidingen in de woningen van [eisers] en de [naam 1] . Ook dit bevestigt dus het standpunt van [eisers] dat de geluidsoverlast (alleen) door menselijk handelen veroorzaakt wordt.
5.5.2
In het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen kunnen de verklaringen van [naam 7] en [naam 8] dat zij niet hebben kunnen vaststellen dat sprake is van objectieve overlast en dat alleen is vastgesteld dat sprake is van leefgeluiden niet slagen.
5.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eisers] is geslaagd in de bewijslevering dat sprake is van ernstige en structurele (geluids)overlast.
5.7
Ook volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de getuigenverklaringen dat de (geluids)overlast afkomstig is van de [naam 1] . Vrijwel alle getuigen hebben verklaard dat zij er zeker van zijn dat het geluid (telkens) van de directe bovenburen van [eisers] afkomstig is, waar (alleen) de [naam 1] woonachtig is. [naam 2] , [naam 3] en [naam 5] hebben bovendien verklaard dat zij de geluidsoverlast van de directe bovenburen vanuit de woning van [eisers] zelf vele malen hebben vastgesteld.
Daarnaast hecht de kantonrechter grote waarde aan de overtuigende en gedetailleerde verklaring van [naam 6] , die rechtstreeks uitzicht heeft op de balkons van zowel [eisers] als de [naam 1] . Nu [naam 6] zelf niet woonachtig is in het flatgebouw waar [eisers] en de [naam 1] woonachtig zijn en dus in zoverre geen last heeft van de geluiden die de direct omwonenden ondervinden, dient ervan uitgegaan te worden dat [naam 6] zelf geen (direct) belang heeft bij de onderhavige procedure. [naam 6] heeft verklaard dat hij op 2 juni 2017 zelf vanaf zijn eigen balkon heeft waargenomen dat de kinderen van de [naam 1] met een voorwerp langs de spijlen van het hekwerk van het balkon schraapten en hard schreeuwden, dat hij dat ook direct aan Havensteder (in de persoon van onder andere [naam 7] ) heeft gemeld, dat hij dat nadien ook nog eens maar liefst vier/vijf keer heeft gezien en dat er niets aan werd gedaan om de daarmee gepaard gaande overlast te verhinderen of te beperken. [naam 6] heeft ook verklaard telkens het lawaai dat die kinderen daarmee veroorzaakten te hebben gehoord. De inhoud van de overgelegde schriftelijke verklaringen van [naam 6] komen overeen met zijn getuigenverklaring.
5.8
De enkele verklaringen van [naam 7] en [naam 8] dat zij niet hebben kunnen vaststellen dat de overlast is veroorzaakt door de [naam 1] doen hier niet aan af. Het niet waarnemen van overlast door hen zelf betekent niet zonder meer dat er dan “dus” ook geen overlast is (geweest) van de [naam 1] . Door Havensteder zijn onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden opgemaakt dat het niet de [naam 1] is die de overlast veroorzaakt. Niet gesteld of gebleken is, ook niet op basis van wat alle overige getuigen hebben verklaard, dat er een ander adres zou zijn waaruit de overlast (dan wel) afkomstig is/zou kunnen zijn. Vaststaat dat in het complex (nagenoeg) alleen oudere bewoners zonder kinderen wonen en ook is niet in geschil dat de [naam 1] het enige gezin met kinderen is in de omgeving van de woning van [eisers] . [naam 7] heeft ook zelf verklaard dat zij bijna dagelijks verslagen ontving van [eisers] over door hen ervaren overlast van de [naam 1] . Bezwaarlijk valt in te zien dat [eisers] dat telkens zonder reden deed, zeker gelet op de tijdsinvestering (en ergernis) die daarmee constant is gemoeid.
De verklaring van [naam 9] kan feitelijk niet als een uitdrukkelijk ontkennende verklaring van de overlast door de [naam 1] worden aangemerkt. Gelet op het door [eisers] gepresenteerde bewijsmateriaal is die verklaring ook te algemeen om voldoende tegenwicht te kunnen bieden aan de vele verklaringen en stukken waaruit volgt dat de [naam 1] de overlast veroorzaakt. Een gemotiveerde uiteenzetting van feiten en omstandigheden waaruit kan volgen dat de [naam 1] geen ernstige en structurele overlast veroorzaakt ontbreekt. De verklaring van [naam 9] kan daarom geen, althans onvoldoende, steun bieden aan het standpunt van Havensteder.
5.8.1
Voorts moet worden vastgesteld dat de hiervoor vermelde verklaring van [naam 6] op geen enkele wijze is aangetast. Het staat dan ook vast dat (de kinderen van) de [naam 1] de geluidsoverlast veroorzaakt door (de spijlen van) het hekwerk van het balkon te “bewerken” en te schreeuwen. Verder is van belang dat Havensteder ter comparitie van partijen heeft erkend dat door haar zelf is geconstateerd dat de woonkamer van de [naam 1] uit één grote ruimte bestaat en nagenoeg niet is ingericht. Dit betekent dat geluiden zich ongedempt verspreiden.
Weliswaar heeft [naam 7] verklaard dat de vloer van de woonkamer van de [naam 1] inmiddels, naar de kantonrechter uit de stukken begrijpt op aandringen van onder andere de overlastcoördinator van de gemeente Rotterdam, is voorzien van grote vloerkleden en dat er nog maar zo’n 10 centimeter van het laminaat zichtbaar was, maar nu wijkagent [naam 8] heeft verklaard dat hij tijdens zijn huisbezoek aan de woning van de [naam 1] heeft geconstateerd dat er één kleed lag dat naar schatting zo’n 60% van de oppervlakte van de vloer van de woonkamer bedekte en dat dus zo’n 40% van de vloer niet is bedekt met een kleed, kan niet zonder meer van de juistheid van de verklaring van [naam 7] op dit punt worden uitgegaan. Havensteder heeft geen stukken overgelegd (zoals een afschrift van een foto) waaruit blijkt dat meer dan 60% van de vloer van de woonkamer is bedekt met een kleed. Daarbij komt nog dat de overige vertrekken van de woning kennelijk niet over een dergelijke demping beschikken; dat is althans niet gesteld of gebleken bijvoorbeeld aan de hand van foto’s.
Havensteder heeft nog wel aangevoerd dat de ondervloer voldoet aan de daaraan te stellen eisen, maar uit de ter onderbouwing daarvan overgelegde aankoopnota van die vloer blijkt dat door de [naam 1] 45 m2 van die ondervloer is aangeschaft. Havensteder heeft niet gesteld dat de totale oppervlakte van die woning ook 45 m2 bedraagt.
Het voorgaande betekent dat er niet vanuit kan worden gegaan dat er voldoende geluidsdemping in de woning aanwezig is voor een gezin met drie kinderen.
5.9
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat hetgeen door Havensteder in deze procedure naar voren is gebracht, tegenover de verklaringen van de aan de zijde van [eisers] gehoorde getuigen en alle overige voorliggende stukken, tezamen en in onderling verband en samenhang beschouwd, onvoldoende gewicht in de schaal legt om te twijfelen aan de conclusie met betrekking tot de waardering van het aangedragen bewijs, te weten dat [eisers] is geslaagd in de bewijslevering dat de [naam 1] ernstige en structurele (geluids)overlast veroorzaakt. De conclusie na enquête en de antwoordakte van Havensteder bieden geen aanknopingspunten om anders te oordelen. De omstandigheid dat het flatgebouw gehorig is, maakt nog niet dat [eisers] de ernstige en langdurige overlast moet dulden, voor zover Havensteder dat heeft aangevoerd.
Aan dit oordeel doet evenmin af dat de geschillenadviescommissie in 2017 niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen dat de overlast afkomstig is van één buurgezin. Er heeft weliswaar één keer een huisbezoek plaatsgevonden door (twee leden van) die commissie, maar ten aanzien daarvan heeft [naam 7] zelf verklaard dat die meting slechts in totaal
20 minuten heeft geduurd. Van een omvangrijk geluidsonderzoek kan dus niet worden gesproken. Bovendien heeft die commissie geen bewoners gehoord, terwijl in de onderhavige procedure wel diverse getuigen onder ede zijn gehoord.
Het voorgaande leidt ertoe dat in rechte is komen vast te staan dat de [naam 1] voormelde overlast veroorzaakt en veroorzaakt heeft.
5.1
Door de ernstige overlast aan [eisers] en andere buren en omwonenden jarenlang te laten voortduren heeft de [naam 1] niet aan haar verplichtingen als (goed) huurder voldaan en wordt onrechtmatige overlast bezorgd. Daarbij komt nog dat niet in geschil is dat de [naam 1] heeft geweigerd om mee te werken aan buurtbemiddeling, zoals ook is vermeld in het door Havensteder overgelegde overlastdossier. Hierdoor is [eisers] niet in staat gesteld om langs die weg een oplossing te bereiken met de [naam 1] . Een en ander levert een wanprestatie van de [naam 1] op in de nakoming van de huurovereenkomst tussen Havensteder en de [naam 1] .
Volgens vaste jurisprudentie (Hoge Raad 16 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0719/
NJ 1993/167 en daarop gebaseerde rechtspraak) raakt het handelen van de [naam 1] jegens buren en omwonenden ook de belangen van Havensteder. Havensteder is verplicht om alles te doen wat in haar vermogen ligt om de stoornis in het huurgenot van (onder andere) [eisers] te beëindigen. Niet kan worden gezegd dat Havensteder aan die verplichting heeft voldaan. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.10.1
Voorop gesteld moet worden dat Havensteder reeds bij brief van 11 januari 2017 aan [eisers] heeft meegedeeld dat het “dossier” wordt gesloten, omdat het zou gaan om leefgeluiden. Onduidelijk is waarop Havensteder die conclusie baseerde. Enige tijd daarvoor was immers nog door de gemeente Rotterdam vastgesteld dat maar liefst 40% van de geluiden in de woning van [eisers] als overlast moet worden aangemerkt. De procedure bij de geschillenadviescommissie was op 11 januari 2017 nog niet aangevangen.
Verder is van belang dat [naam 7] , die tot 1 februari 2018 het klachtdossier van [eisers] in behandeling had, heeft verklaard dat zij, ondanks het feit dat zij bijna dagelijks overlastmeldingen ontving met betrekking tot de [naam 1] en de geschillenadviescommissie Havensteder heeft geadviseerd om (ook) de [naam 1] nogmaals op de regels te wijzen, in die zin dat rekening gehouden dient te worden met onder andere [eisers] , (toch) niets meer heeft gedaan en geen enkele actie heeft ondernomen. [naam 7] heeft verklaard dat zij tegen [eisers] heeft gezegd dat Havensteder niets voor hen kon doen en dat [eisers] maar naar de rechter moest stappen. Ook heeft [naam 7] verklaard dat zij in alle jaren, afgezien van het bezoek door de geschillenadviescommissie, waarbij zij aanwezig was, slechts één keer een huisbezoek heeft afgelegd bij [eisers] en de [naam 1] . Gegeven de ernst van de situatie is dat (volstrekt) onvoldoende. Het beeld dringt zich op dat de ernst van de overlast en de gevolgen daarvan voor omwonenden door Havensteder is onderschat.
5.10.2
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Havensteder niet aan de op haar rustende verplichting heeft voldaan om alles te doen wat in haar vermogen ligt om de overlastsituatie te beëindigen en aan [eisers] het rustig woongenot te verschaffen.
In voormeld arrest van de Hoge Raad is geoordeeld dat een effectieve wijze van beëindiging van de overlast bestaat in ontbinding van de huurovereenkomst op grond van een tekortkoming van de overlast veroorzakende huurder jegens de verhuurder, gevolgd door ontruiming van het gehuurde. Dit leidt tot de slotsom dat Havensteder gehouden is om een procedure jegens de [naam 1] aanhangig te maken, strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen Havensteder en de [naam 1] . De daarop gerichte (primaire) vordering wordt daarom toegewezen.
Het in de conclusie van antwoord door Havensteder gevoerde verweer dat die vordering naar haar mening geen kans maakt in die procedure, aangezien zij ter onderbouwing van haar vordering (op dat moment) alleen nog beschikt over de verklaringen en overlast-meldingen van [eisers] , wordt verworpen. In de onderhavige procedure is immers veel meer bewijsmateriaal naar voren gekomen dat die vordering kan ondersteunen. De kantonrechter overweegt nog dat het op de weg ligt van Havensteder om dat materiaal ook daadwerkelijk in een door haar te entamerenn procedure (en direct bij dagvaarding) in het geding te brengen.
5.11
Het opleggen van een dwangsom wordt niet nodig geacht, nu Havensteder heeft gesteld dat zij aan dit vonnis zal voldoen en de kantonrechter geen aanleiding heeft om daar niet vanuit te kunnen gaan.
5.12
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
5.13
Havensteder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, daaronder begrepen de taxe van de getuigen. Nu de getuigentaxe van de door [eisers] voorgebrachte getuigen nihil is en die van de door Havensteder voorgebrachte getuigen [naam 7] en [naam 9] in totaal € 25,00 bedraagt, maar al voor haar rekening zijn gekomen, zal dit als volgt in het dictum worden opgenomen. Aangezien [eisers] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht. Nu de vorderingen van onbepaalde waarde zijn zal de kantonrechter het gemachtigdensalaris op € 300,00 per punt vaststellen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Havensteder om binnen één maand na betekening van dit vonnis een procedure aanhangig te maken jegens de [naam 1] strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen Havensteder en de [naam 1] met betrekking tot het gehuurde gelegen aan de [adres 1] ;
veroordeelt Havensteder in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers] vastgesteld op € 79,00 aan verschotten en € 1.500,00 aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verstaat dat het totaal van de getuigentaxe voor rekening komt van Havensteder;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764