Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 27 februari 2019;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ingekomen op 13 mei 2019;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek tevens aanvullend verzoek, ingekomen op 2 juli 2019;
- de brief van de zijde van de vrouw van 10 juli 2019;
- de brief met bijlagen van de zijde van de man van 16 september 2019;
- de brief van de zijde van de vrouw van 20 september 2019;
- de brief met bijlagen van de zijde van de man van 31 januari 2020.
- de vrouw met haar advocaat mr. Beijersbergen van Henegouwen;
- de man met zijn advocaat mr. Bol en
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam] .
2..De beoordeling
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn;
- voor zover de man geen toestemming geeft, vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Utrecht te verhuizen, zodra zij daar eigen woonruimte heeft gevonden.
- de noodzaak om te verhuizen;
- een goede voorbereiding van de verhuizing;
- het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
- de extra kosten van contact na de verhuizing;
- de bestendigheid van de nieuwe relatie van de verhuizende ouder;
- de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg.
birdnesting), zolang de vrouw geen zelfstandige woonruimte in (de omgeving van) Rotterdam heeft. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen ermee ingestemd om hun medewerking te verlenen aan
birdnesting, zolang de vrouw geen zelfstandige woonruimte in (de omgeving van) Rotterdam heeft of niet voor onbepaalde tijd in de voormalige echtelijke woning kan verblijven. Daarbij hebben partijen verder afgesproken dat, zodra de vrouw zelfstandige woonruimte in (de omgeving van) Rotterdam heeft of voor onbepaalde tijd in de voormalige echtelijke woning kan verblijven, zij de zorgregeling in onderling overleg zullen bepalen. De rechtbank zal in lijn met het vorenstaande beslissen.
3..De beslissing
- de minderjarigen de ene week met de man en de andere week met de vrouw in de voormalige echtelijke woning verblijven, zolang de vrouw geen zelfstandige woonruimte in (de omgeving van) Rotterdam heeft of niet voor onbepaalde tijd in de voormalige echtelijke woning kan verblijven;
- zodra de vrouw zelfstandige woonruimte in (de omgeving van) Rotterdam heeft of voor onbepaalde tijd in de voormalige echtelijke woning kan verblijven, bepalen partijen de zorgregeling in onderling overleg;
mr. B.E. Dijkers en mr. E. Huls, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.A.J. Ysebaert op 9 april 2020.