In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020, gaat het om een huurgeschil tussen de besloten vennootschap Jeeko B.V. en haar huurder, aangeduid als [gedaagde]. Jeeko vorderde betaling van een huurachterstand en een eindafrekening voor energie. De huurder had eerder een verstekvonnis ontvangen, waarin hij was veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. De huurder kwam in verzet tegen dit vonnis, betwistte de huurverhogingen en de eindafrekening energie, en vroeg om vernietiging van het verstekvonnis.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder op de hoogte was van het verstekvonnis en tijdig in verzet was gekomen. De rechter oordeelde dat de huurverhogingen van december 2017 en juli 2018 door de huurder niet waren betwist, maar dat Jeeko niet had voldaan aan de verplichting om de huurcommissie te verzoeken om uitspraak te doen over de verhogingen van de servicekosten. Dit leidde tot de conclusie dat de huurder enkel de huurprijsverhogingen verschuldigd was.
Met betrekking tot de eindafrekening energie oordeelde de kantonrechter dat de huurder, ondanks zijn verweer dat hij geen gebruik maakte van de centrale verwarming, de kosten voor de blokverwarming verschuldigd was. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde de huurder tot betaling van € 388,42 aan Jeeko, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.