ECLI:NL:RBROT:2020:3125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
7708030 CV EXPL 19-18012
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op dwaling bij vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van dienstverband

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een beroep gedaan op dwaling en bedrog met betrekking tot de vaststellingsovereenkomsten die zij met Oranjegroep Holding B.V. hebben gesloten. De zaak betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van beide eisers. [eiser 1] was in dienst als recruiter en [eiser 2] als buitendienstmedewerker. De eisers stellen dat zij niet correct zijn geïnformeerd over de fiscale bijtelling van de ter beschikking gestelde Audi Q7, wat hen heeft doen besluiten de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Oranjegroep niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de fiscale gevolgen van de auto, waardoor [eiser 1] gerechtvaardigd op het verkeerde been is gezet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst gedeeltelijk vernietigd moet worden, specifiek met betrekking tot de fiscale bijtelling, en heeft Oranjegroep veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.760,- netto aan [eiser 1]. De vordering van [eiser 2] is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst op basis van de vaststellingsovereenkomst was beëindigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7708030 \ CV EXPL 19-18012
uitspraak: 27 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

wonende te: [woonplaats]
en
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij exploot van dagvaarding van 10 april 2019,
gemachtigde: mr. P. Hanenberg, advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oranjegroep Holding B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde bij gemeld exploot van dagvaarding,
gemachtigde: mr. I.B. Jansse, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk ‘ [eiser 1] c.s.’ (in meervoud) voor eisers gezamenlijk, ‘ [eiser 1] ’ voor eiseres sub 1, ‘ [eiser 2] ’ voor eiser sub 2 en ‘Oranjegroep’ voor gedaagde.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft
kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 12 juni 2019 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 2 september 2019 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte van Oranjegroep, genomen ter rolle van12 september 2019;
  • de akte uitlaten, tevens houdende wijziging van eis van [eiser 1] c.s., genomen ter rolle van 10 oktober 2019;
  • de akte zijdens Oranjegroep, genomen ter rolle van 5 december 2019.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis, na aanhouding, nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.1.
[eiser 1] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 oktober 2017 in dienst getreden van Oranjegroep in de functie van recruiter op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Vanaf 31 juli 2018 is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2.
Het overeengekomen salaris bedraagt € 3.000,00 bruto exclusief 8% vakantiebijslag waarbij Oranjegroep ook zorg draagt voor betaling van de huur van de woning van [eiser 1] tot een bedrag van € 950,00 netto per maand.
2.3.
Aan [eiser 1] is in de loop van het dienstverband een auto (van het merk Dacia) ter beschikking gesteld waarvoor een bedrag van € 274,73 aan fiscale bijtelling werd gerekend.
[eiser 1] betaalde een maandelijkse bijdrage van € 274,00, maar ontving tegelijkertijd een vergoeding van € 274,00 “WKR bovenm. representatieverg.” van Oranjegroep om deze maandelijkse bijdrage te compenseren.
2.4.
Aan [eiser 1] is op 29 augustus 2018 een Audi Q7 ter beschikking gesteld voor haar reis naar Portugal, waar zij werkzaamheden voor Oranjegroep zou gaan verrichten. [eiser 1] en haar hierna te noemen partner [eiser 2] zijn van Portugese afkomst en zij hebben van Oranjegroep opdracht gekregen om in Portugal lassers en ijzerwerkers te werven voor verscheidene opdrachtgevers van Oranjegroep.
2.5.
[eiser 1] en Oranjegroep hebben op 31 oktober 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten met –voor zover van belang- de volgende inhoud:
(…)
1. De arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt met wederzijds goedvinden met ingang van1 december 2018 beëindigd. Het salaris ad € 3.000,- bruto c.a. per maand en de vakantietoeslag worden tot die tijd op de gebruikelijke wijze aan werknemer uitbetaald. (…)
2. Opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen worden geacht te zijn opgenomen.
(…)
5. Partijen doen afstand van het recht de geldigheid van deze overeenkomst in of buiten rechte aan te tasten met dien verstande dat werknemer deze overeenkomst binnen twee weken na de datum waarop deze door beide partijen is ondertekend kan ontbinden.
(…)
2.6.
[eiser 1] heeft erop gestaan dat voor het tekenen van de vaststellingsovereenkomst alle kosten vergoed zouden worden die door haar in Portugal zijn gemaakt. Eerst na betaling ervan en na de ontvangst van het toen achterstallige loon zou [eiser 1] de aan haar ter beschikking gestelde Audi Q7 inleveren en de vaststellingsovereenkomst ondertekenen.
2.7.
Oranjegroep heeft op 26 oktober 2018 een loonstrook verstrekt over de maand augustus 2018. Op 2 november 2018 heeft Oranjegroep loonstroken verstrekt over de maanden september en oktober 2018. Op genoemde loonstroken is steeds een bruto loon vermeld van € 3.000,00 en de fiscale bijtelling van € 274,73 alsmede een “Bijdrage privé-gebruik auto” van € 274,00 en de ‘WKR bovenm. representatieverg” van € 274,00.
2.8.
Oranjegroep heeft na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst aan [eiser 1] gecorrigeerde loonstroken verstrekt over september, oktober en november 2018.
Op de loonstrook van september 2018 is een correctie aangebracht in die zin dat hierop de fiscale bijtelling van de Audi Q7 voor een bedrag van € 2.282,73 is opgenomen. De bedragen ten behoeve van de “Bijdrage privé gebruik auto” (€ 274,00) en de
WKR bovenm. representatieverg” (€ 274,00) zijn ongewijzigd gebleven. Als gevolg hiervan komt deze loonstrook uit op een nog te verrekenen negatief bedrag van € 1.141,38 in het nadeel van [eiser 1] .
Op de loonstrook van oktober 2018 is een correctie aangebracht in die zin dat hierop de
bijtelling van de Audi Q7 voor een bedrag van € 1.840,91 is opgenomen.
Het bedrag voor ‘bijdrage privé-gebruik auto’ is gewijzigd naar € 225,21 terwijl het bedrag voor
WKR bovenm. representatieverg
ongewijzigd is (€ 274,00). Als gevolg hiervan komt deze loonstrook uit op een nog te verrekenen negatief bedrag van € 2.086,45 in het nadeel van [eiser 1] .
Op de loonstrook van november 2018 is een brutobedrag loon van € 4.200,00 opgenomen bestaande uit € 3.000,00 aan loon en € 1.200,00 aan vakantiegeld. Op deze loonstrook zijn geen fiscale bijtelling, “Bijdrage privé gebruik auto” en ‘WKR bovenm. representatieverg” meer vermeld. Met de post “verrekening betaald voorschot” is een bedrag van minus
€ 2.086,45 opgevoerd. Aan nettoloon is daardoor door [eiser 1] een bedrag van € 695,68 te ontvangen.
2.9.
[naam] , directeur van Oranjegroep, heeft op 18 oktober 2018 een emailbericht verzonden aan [eiser 1] met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
(…)
Kun de auto ASAP inleveren aub.
Dat scheelt jou ook weer bijtelling.
(…)
2.1
[eiser 1] heeft de Audi Q7 op 9 november 2018 weer ter beschikking gesteld van Oranjegroep. Zij heeft de auto toen geparkeerd in de buurt van het kantoor van haar advocaat en zij heeft Oranjegroep laten weten waar de auto geparkeerd stond, zodat zij de auto kon (laten) ophalen.
2.11.
Op de gecorrigeerde loonstroken over de maanden september en oktober 2018 heeft Oranjegroep alsnog rekening gehouden met de fiscale bijtelling voor de Audi Q7 (met een nieuwwaarde van € 109.000,-) voor de periode van 1 september 2018 tot en met 25 oktober 2018.
2.12.
Oranjegroep heeft dagafschriften van de ABN AMRO overgelegd waarop te zien is dat op 11 januari 2018 een bedrag van € 950,00 is overgeboekt naar Rotsvast Delft met als omschrijving “waarborgsom [adres] , [postcode] [plaats] ” en op 12 november 2018 een bedrag van € 950,00 naar de rekening van [eiser 1] met als omschrijving “Maandhuur oktober [adres] [plaats] ”.
2.13.
Op 1 januari 2018 is [eiser 2] , de partner van [eiser 1] , bij Oranjegroep in dienst getreden voor 20 uur per week in de functie van buitendienstmedewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 28 juni 2018. Het salaris is vastgesteld op € 1.578,00 bruto per maand op voltijdbasis, hetgeen neerkomt op € 789,00 bruto bij de overeengekomen arbeidsduur. De arbeidsovereenkomst is op 28 juni 2018 stilzwijgend, wederom voor de duur van 6 maanden, verlengd zodat de arbeidsovereenkomst op
28 december 2018 van rechtswege zou eindigen.
2.14.
[eiser 2] en Oranjegroep hebben eveneens op 31 oktober 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
1. Werkgever, de besloten vennootschap Oranjeflex, gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam aan de Van Vollenhovenstraat 10,ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer[naam] , hierna te noemen “werkgever”.
en
1. werknemer, de heer [eiser 2] (…)
(…)
1. De arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt met wederzijds goedvinden met ingang van1 december 2018 beëindigd. Het salaris ad € 789,- bruto per maand wordt tot die tijd op de gebruikelijke wijze aan werknemer uitbetaald. (…)
2. Opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen worden geacht te zijn opgenomen. Vakantiegeld wordt niet uitbetaald bij einde dienstverband.
(…)
5. Partijen doen afstand van het recht de geldigheid van deze overeenkomst in of buiten rechte aan te tasten met dien verstande dat werknemer deze overeenkomst binnen twee weken na de datum waarop deze door beide partijen is ondertekend kan ontbinden.
(…)
2.15.
Op de loonstrook van oktober 2018 ten name van [eiser 2] is een bruto loon van
€ 806,75 opgenomen, bestaande uit een maandloon van € 797,50 en wachtdagcompensatie van 1.16% van € 9,25. Op het uit te betalen loon is een bedrag van € 341,50 in mindering gebracht ten aanzien van “Loonbeslag gem. heffingen”.
Oranjegroep heeft [eiser 2] van te voren niet geïnformeerd over het op handen zijnde loonbeslag.
Op de loonstrook van november 2018 ten name van [eiser 2] is een bruto loon van
€ 806,75 opgenomen, bestaande uit een maandloon van € 797,50 en wachtdagcompensatie van 1.16% van € 9,25. Het nettoloon van november 2018 bedraagt € 715,60.
Het totaal volgens de loonstroken van oktober en november 2018 te ontvangen nettoloon van [eiser 2] bedraagt € 1.089,70.
2.16.
Oranjegroep heeft betaalbewijzen van ABN AMRO overgelegd (productie 3 bij antwoord) waaruit blijkt dat op 12-11-2018 een bedrag van € 1.089,70 is afgeboekt met als omschrijving - kort gezegd - ‘salaris’.

3..De vordering

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
1. een verklaring voor recht dat op 31 oktober 2018 de tussen [eiser 1] en Oranjegroep gesloten vaststellingsovereenkomst nietig is wegens dwaling, dan wel bedrog en dat de arbeidsovereenkomst tussen deze partijen sindsdien voortduurt, en Oranjegroep derhalve maandelijks € 3.000,00 bruto exclusief vakantiegeld aan [eiser 1] schuldig is, te rekenen vanaf 1 november 2018 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn, waarop datgene in mindering strekt dat op 3 december 2018 reeds is voldaan door Oranjegroep;
2. een verklaring voor recht dat de op 31 oktober 2018 tussen [eiser 2] en Oranjegroep gesloten vaststellingsovereenkomst nietig is wegens dwaling, dan wel bedrog en dat de arbeidsovereenkomst tussen deze partijen sindsdien voortduurt, en Oranjegroep derhalve te veroordelen om maandelijks € 3.805,62 bruto exclusief vakantiegeld aan [eiser 2] te voldoen, over de periode van 1 november 2018 tot 28 december 2018, het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd wegens tijdsverloop, alsmede Oranjegroep te veroordelen om aan [eiser 2] de vergoeding te betalen wegens opgebouwde en niet opgenomen vakantiedagen ad. € 1.166,47 bruto en vakantiegeld per 28 december 2018 tot een bedrag van € 608,90 bruto waarop € 347,10 netto in mindering strekt;
3. Oranjegroep te veroordelen aan [eiser 1] te voldoen een bedrag van € 950,00 netto per maand ter vergoeding van de huur voor haar woning te rekenen vanaf 1 oktober 2018 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd;
4. Oranjegroep te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7:625 BW aan [eiser 1] c.s., alsmede de wettelijke rente;
5. Oranjegroep te veroordelen tot betaling van de werkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand van [eiser 1] c.s. tot een bedrag van € 2.686,20 totaal inclusief btw, dan wel tot betaling van de kosten van deze procedure volgens het liquidatietarief.
Subsidiair
In geval van afwijzing van de vorderingen betreffende de vernietiging van de vaststellingsovereenkomsten van 31 oktober 2018:
6. Oranjegroep te veroordelen aan [eiser 1] te voldoen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder directe verstrekking aan haar van deugdelijke loonspecificaties binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, een bedrag van € 9.000,00 bruto aan achterstallig loon over de periode van 1 september 2018 tot 1 december 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente over de periode van 1 september 2018 tot 1 december 2018 en te verminderen met het door Oranjegroep uitbetaalde bedrag van
€ 6.240,23 netto, alsmede tot voldoening van de vakantiebijslag van 8% tot een bedrag van € 1.200,00 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente.
7. Oranjegroep te veroordelen aan [eiser 2] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder directe verstrekking aan hem van deugdelijke loonspecificaties binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, een bedrag aan achterstallig loon over de maand november 2018 tot een bedrag van € 806,75 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW waarop het reeds door Oranjegroep aan [eiser 2] uitgekeerde bedrag van
€ 347,10 netto in mindering strekt.
8. Oranjegroep te veroordelen aan [eiser 1] te voldoen een bedrag van € 950,00 netto ter vergoeding van de huur voor haar woning over de maand oktober 2018.
9. Oranjegroep te veroordelen tot betaling van de werkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand van [eiser 1] c.s. tot een bedrag van € 2.686,20 totaal inclusief btw, dan wel tot betaling van de kosten van deze procedure volgens het liquidatietarief.
3.2.
[eiser 1] c.s. hebben hun vordering gewijzigd in die zin dat zij een verklaring voor recht vorderen dat de vaststellingsovereenkomsten op goede gronden buitenrechtelijk vernietigd zijn. Bij de nadere akte heeft [eiser 1] haar eis gewijzigd in die zin dat zij de vordering tot betaling van de huur over de maand november 2018 heeft ingetrokken.
3.3.
[eiser 1] heeft aan haar vordering - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.3.1.
Oranjegroep is de gesloten vaststellingsovereenkomst niet nagekomen. Oranjegroep heeft immers over november 2018 niet het netto equivalent van € 3.000,00 bruto voldaan en ook het vakantiegeld niet volledig betaald, maar in plaats daarvan onaangekondigd een correctie uitgevoerd door de Audi Q7 aan te merken als een zakelijke auto waarmee ook privé gereden is en daarvoor fiscale bijtelling gerekend, waarbij zij tevens zonder nadere toelichting de reeds over september en oktober 2018 betaalde bedragen verrekend heeft, waardoor [eiser 1] nog slechts € 695,68 ontving. Op verzoek van [eiser 1] zijn voorafgaande aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst loonstroken verstrekt en betalingen gedaan over de maanden september en oktober 2018 die overeenstemden met de arbeidsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst. Oranjegroep heeft hierbij op geen enkel moment melding gemaakt van een voornemen om alsnog een fiscale bijtelling toe te passen ten aanzien van de Audi Q7. Door aldus te handelen heeft Oranjegroep [eiser 1] bewust op het verkeerde been gezet en is er sprake van bedrog. Voor Oranjegroep was duidelijk dat het ontvangen van het volledige salaris over de resterende contractduur een essentiële voorwaarde was voor [eiser 1] om in te stemmen met de vaststellingsovereenkomst.
3.3.2.
Voor zover geen sprake is van bedrog, dan is tenminste sprake geweest van dwaling. [eiser 1] stelt in dat verband dat zij er niet meer op hoefde te rekenen dat Oranjegroep voor de Audi Q7 een fiscale bijtelling zou gaan toepassen, nu de loonstroken die zij had ontvangen daar niets over vermeldden en er van te voren evenmin over gesproken is of voor gewaarschuwd is. Nu de fiscale bijtelling van de eerder ter beschikking gestelde Dacia aan [eiser 1] gecompenseerd werd door Oranjegroep had het op de weg van Oranjegroep gelegen [eiser 1] deugdelijk te informeren over de financiële gevolgen van de ter beschikking gestelde Audi Q7 per 1 augustus 2018 danwel [eiser 1] hier bij het tekenen van de vaststellingsovereenkomst alsnog op te wijzen.
Voor [eiser 1] reden voor vernietiging van vaststellingsovereenkomst, zoals zij bij brief van 29 januari 2019 heeft gedaan.
3.3.3.
Door de buitengerechtelijke vernietiging is de arbeidsovereenkomst van [eiser 1] onverkort in stand gebleven en behoort Oranjegroep het gebruikelijke loon te voldoen van
€ 3.000,00 per maand exclusief vakantiebijslag van 8% en behoort Oranjegroep tevens de huur te betalen van € 950,00 per maand.
3.3.4.
Subsidiair vordert [eiser 1] integrale nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Er bestaat geen grond voor de alsnog uitgevoerde fiscale bijtelling. Er zijn evenmin gronden voor volledige verrekening van het salaris van [eiser 1] dat al voldaan was. Zij diende voldoende inkomsten te houden om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien en dat is haar onmogelijk gemaakt. Als [eiser 1] van de hoogte van de bijtelling geweten had, dan had zij nooit ingestemd met het gebruik van de Audi Q 7. De loonstroken over augustus, september en oktober 2018 waren al verstrekt en Oranjegroep heeft dienaangaande geen enkel voorbehoud gemaakt. Niet valt in te zien dat het reeds uitgekeerde salaris tot november 2018 nog verrekend kon worden, dan wel teruggevorderd kon worden door Oranjegroep.
3.4.
[eiser 2] heeft aan zijn vordering - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.4.1.
Oranjegroep heeft ten onrechte nagelaten [eiser 2] tijdig te informeren over het (beweerdelijk) gelegde loonbeslag. Oranjegroep moet hiervan al op de hoogte zijn geweest ten tijde van het opstellen van de vaststellingsovereenkomst. Dit valt te kwalificeren als dwaling en mogelijk zelfs als bedrog. Daarnaast is tot op heden het salaris over de maand november 2018 niet betaald. Het derdenbeslag betrof echter alleen de maand oktober 2018 en rechtvaardigt niet het onbetaald laten van het loon over de maand november 2018.
3.4.2.
De vaststellingsovereenkomst is bovendien gesloten tussen [eiser 2] en Oranjeflex, terwijl [eiser 2] in dienst is van Oranjegroep. De arbeidsovereenkomst is dan ook niet geëindigd door de vaststellingsovereenkomst, maar op 28 december 2018 door het verstrijken van de overeengekomen duur van de arbeidsovereenkomst. [eiser 2] houdt op die grond dan ook aanspraak op zijn volledige salaris tot laatstgenoemde datum van
28 december 2018.
[eiser 2] werkte structureel meer dan het in de arbeidsovereenkomst genoemde aantal uur en de gemiddelde werkweek bedroeg 32 uur. Als gemiddeld loon voor [eiser 2] heeft daarom een bedrag van € 1.268,54 bruto per maand te gelden, exclusief vakantiegeld. [eiser 2] maakt derhalve aanspraak op dit bedrag over de maanden oktober tot en met december 2018, in totaal € 3.805,62 bruto. Tevens vordert [eiser 2] de veroordeling van Oranjegroep tot betaling van de opgebouwde, doch niet genoten vakantiedagen ten bedrage van € 1.166,47.
3.5.
Gelet op het door Oranjegroep gepleegde bedrog, dan wel de toerekenbare tekortkoming in nakoming van de gesloten vaststellingsovereenkomsten vorderen [eiser 1] c.s. de door hen daadwerkelijk gemaakte proceskosten ten bedrage van € 2.686,20 en niet enkel een proceskostenveroordeling op basis van het gebruikelijke liquidatietarief.

4..Het verweer

4.1.
Oranjegroep heeft de vordering van [eiser 1] betwist, waarbij zij - kort samengevat en voor zover thans van belang - het volgende heeft aangevoerd.
4.1.1.
[eiser 1] heeft voor haar vertrek naar Portugal zelf om een grotere auto gevraagd in verband met de reisafstand. Aan haar is toen de Audi Q7 ter beschikking gesteld, maar niet nadat zij er op is gewezen dat dit qua fiscale bijtelling een aanzienlijk duurdere auto is dan de Dacia. [eiser 1] is overigens uit hoofde van haar functie als recruiter ook op de hoogte van de regels omtrent fiscale bijtelling. Van bedrog in die zin van artikel 3:44 derde lid BW is geen sprake. Door Oranjegroep zijn geen onjuiste mededelingen gedaan aan [eiser 1] , laat staan dat dat opzettelijk is gebeurd. Oranjegroep heeft ook geen feiten verzwegen voor [eiser 1] . Nu [eiser 1] in september 2018 beschikking heeft gekregen over de Audi Q7, maakt het feit dat Oranjegroep deze wijziging nog niet had doorgevoerd op de aanvankelijke loonstroken van september en oktober 2018 niet dat Oranjegroep hiermee haar rechten heeft verspeeld om alsnog de bijtelling op de salarisstroken te vermelden. Oranjegroep heeft op juiste wijze uitvoering gegeven aan de vaststellingsovereenkomst en de bruto bedragen waar partijen overeenstemming over hebben bereikt, uitgekeerd. Oranjegroep heeft zelf ook geen enkel financieel voordeel bij de fiscale bijtelling van de auto op de salarisstrook. Zij dient als werkgever de fiscale bijtelling simpelweg in te houden op het salaris van [eiser 1] .
4.1.2.
Ook van dwaling is geen sprake. [eiser 1] heeft haar stelling dat zij er niet meer op hoefde te rekenen dat er geen bijtelling meer zou worden toegepast niet nader onderbouwd. Als er twijfel bestond bij [eiser 1] dan had zij navraag kunnen doen bij Oranjegroep. Zoals gezegd, was [eiser 1] op de hoogte van de regels omtrent de bijtelling. Oranjegroep heeft [eiser 1] per mail ook nog gewaarschuwd dat het tijdig inleveren van de Audi Q7 haar bijtelling zou schelen (zie r.o. 2.9.). Aan [eiser 1] is niet opzettelijk verkeerde informatie verstrekt tijdens de onderhandelingen over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst waarbij [eiser 1] werd bijgestaan door een advocaat. [eiser 1] heeft tijdens deze onderhandelingen nimmer te kennen gegeven dat zij de bijtelling niet wilde betalen. Er is dan ook geen enkele reden voor vernietiging van de vaststellingsovereenkomst.
4.1.3.
De loonvordering dient te worden afgewezen nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd met de vaststellingsovereenkomst. Ook de onverplichte betaling van de huur dient te worden afgewezen, nu de huur geen onderdeel uitmaakt van het loon. De huur over de maand oktober 2018 is reeds voldaan door Oranjegroep. Ook het gevorderde vakantiegeld is reeds voldaan door Oranjegroep zoals blijkt uit de loonstrook van november 2018. Als de arbeidsovereenkomst niet zou zijn geëindigd dan dient de loonvordering eveneens te worden afgewezen op grond van artikel 7:627 BW (oud). Door [eiser 1] is immers geen arbeid verricht en zij heeft zich evenmin bereid en/of beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden bij Oranjegroep. [eiser 1] is zelfs direct elders werkzaamheden gaan verrichten, zodat er door haar ook geen nadeel is geleden. Er zou een onredelijke en onbillijke wanverhouding ontstaan als Oranjegroep onder deze omstandigheden gehouden zou zijn het salaris van [eiser 1] (gedeeltelijk) door te betalen.
4.1.4.
Oranjegroep heeft meerdere malen aangeboden het financieel nadeel dat [eiser 1] lijdt als gevolg van de fiscale bijtelling van de Audi Q7 te compenseren. Dat nadeel correspondeert volgens Oranjegroep met een bedrag van € 1.742,45. Het verschil met het door [eiser 1] berekende bedrag wordt veroorzaakt door het feit dat [eiser 1] ten onrechte rekening heeft gehouden met de onkostenvergoeding van € 200,- per maand over de maanden oktober en november 2018. Op die onkostenvergoeding bestaat echter geen recht omdat [eiser 1] in die maanden niet heeft gewerkt en dus ook geen onkosten heeft gemaakt.
wil echter niet ingaan op het voorstel van Oranjegroep om het financieel nadeel te compenseren en zij houdt onverkort vast aan algehele vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. Genoemd bedrag van € 1.742,45 rechtvaardigt niet de gehele vernietiging van de overeenkomst. Als er al sprake kan zijn van een vernietiging, dan alleen van een partiële vernietiging. [eiser 1] heeft niet onderbouwd waarom zij niet heeft volstaan met partiële vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. Door hoe dan ook door te procederen, maakt [eiser 1] in de ogen van Oranjegroep misbruik van recht.
4.2.
Oranjegroep heeft tevens de vordering van [eiser 2] gemotiveerd betwist, waarbij zij - kort samengevat en voor zover thans van belang - het volgende heeft aangevoerd.
4.2.1.
Het salaris over de maand november 2018 is wel degelijk aan [eiser 2] betaald zoals uit de door Oranjegroep overgelegde producties blijkt. Van bedrog bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst met [eiser 2] is dan ook geen sprake. Er bestaat geen verplichting voor Oranjegroep om [eiser 2] op de hoogte te stellen van een aankomend loonbeslag, nog daargelaten dat Oranjegroep ervan uit mocht gaan dat de beslaglegger [eiser 2] hier zelf al van op de hoogte had gesteld. Dat de overeenkomst op naam staat van Oranjeflex is een kennelijke verschrijving. Een medewerker van Oranjegroep heeft dit abusievelijk veranderd op de vaststellingsovereenkomst, nadat er reeds een mondeling akkoord lag omdat de loonstroken van [eiser 2] op naam van Oranjeflex stonden.
4.2.2.
[eiser 2] heeft geen recht op loon over de maand december 2018 omdat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2018 is geëindigd ingevolge de gesloten vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn verder overeengekomen dat het vakantiegeld bij einde dienstverband niet zal worden uitbetaald, net zomin als de vergoeding voor opgebouwde, doch niet genoten vakantiedagen.
4.3.
Ten aanzien van de vorderingen van [eiser 1] c.s. gezamenlijk heeft Oranjegroep - kort samengevat en voor zover thans van belang - nog het volgende aangevoerd.
In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen afstand gedaan van hun recht om de rechtsgeldigheid van de overeenkomst buiten rechte aan te tasten De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid dan wel strijd met de goede zeden of de openbare orde, kan met zich meebrengen dat een beroep op de afstandsverklaring onaanvaardbaar, dan wel nietig is, maar daar is in dit geval geen sprake van en dit is door [eiser 1] c.s. ook niet aangevoerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een werkgever gehouden is de bijtelling voor een auto op de loonstsrook te vermelden. Bijtelling kan achterwege blijven als de werknemer een verklaring van geen privégebruik aanvraagt en door de inspecteur van de belasting een beschikking is afgegeven. Dit heeft [eiser 1] niet gedaan en ook niet aangeboden alsnog te willen doen.

5..De beoordeling

Buitengerechtelijke vernietiging van de vaststellingsovereenkomsten

5.1.
Het meest verstrekkende verweer van Oranjegroep is dat [eiser 1] c.s. met het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomsten afstand hebben gedaan van hun recht om de geldigheid van de overeenkomsten buiten rechte aan te tasten, zodat reeds hierom van buitengerechtelijke vernietiging geen sprake kan zijn. In artikel 5 van beide vaststellingsovereenkomsten (zie r.o. 2.5. en 2.14) hebben partijen immers afstand gedaan van het recht de geldigheid van de overeenkomst in of buiten rechte aan te tasten.
5.2.
Dat verweer mist naar het oordeel van de kantonrechter doel. De partij die de wederpartij als gevolg van dwaling en/of bedrog op het verkeerde been zet, kan niet aan de vernietigbaarheid van de rechtshandeling ontkomen door het slachtoffer ertoe te bewegen hierin een clausule op te nemen waarin een beroep op dwaling of bedrog wordt uitgesloten. Indien de rechtshandeling immers onder invloed van een zodanig wilsgebrek tot stand is gekomen, geldt dit evenzeer voor de uitsluitingsclausule, zodat die clausule eveneens vernietigbaar is.
5.3.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of [eiser 1] c.s. een beroep toekomt op een wilsgebrek. De kantonrechter zal hierna eerst enkele algemene overwegingen wijden aan het beroep op dwaling en vervolgens afzonderlijk beoordelen in hoeverre daarvan sprake is in het geval van [eiser 1] en daarna in het geval van [eiser 2] .
Het beroep op dwaling in zijn algemeenheid5.4. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:228 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en die bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar indien:
a. de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
b. de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
c. sprake is van wederzijdse dwaling, tenzij de wederpartij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had hoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
5.4.1.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van dwaling dient vooropgesteld te worden dat niet in geschil is dat de tussen partijen gesloten beëindigingsovereenkomst is aan te merken als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW. Dit brengt met zich dat de kantonrechter een beroep op dwaling ex artikel 6:228 BW met terughoudendheid dient toe te passen en dat partijen in beginsel geen beroep op dwaling toekomt ten aanzien van hetgeen waarover juist werd getwist of onzekerheid bestond (HR 15 november 1985, ECLI:NL:HR:1985: AC4400). Blijkt echter een misvatting te bestaan ten aanzien van hetgeen partijen als zeker en onbetwist aan hun overeenkomst ten grondslag te hebben gelegd, dan is een beroep op dwaling wel mogelijk. Een beroep op dwaling is ook mogelijk als sprake is van betrokkenheid van de wederpartij bij de dwaling op een wijze als genoemd in art. 6:228 lid 1, onder a of b, BW (HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR2013:BY3129) .
5.5.Het beroep van [eiser 1] op dwaling
5.5.1.
[eiser 1] heeft ten aanzien van het beroep op dwaling aangevoerd dat zij voor het tekenen van de vaststellingsovereenkomst overlegging van loonstroken en betalingsbewijzen ter zake van het loon, de onkosten en de eventuele overige bedragen, heeft verlangd omdat zij volstrekte zekerheid wenste dat Oranjegroep alles zou uitvoeren zoals zou worden overeengekomen. [eiser 1] vreesde kennelijk dat Oranjegroep haar zou trachten te benadelen en daarom heeft zij tevens gestaan op de betaling van alle tegoeden tot 1 november 2018 vóór de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst.
5.5.2.
Oranjegroep heeft van haar kant gemotiveerd betwist dat sprake is van dwaling of bedrog. [eiser 1] kreeg in september 2018 de beschikking over de Q7 en Oranjegroep heeft deze wijziging abusievelijk niet meteen doorgevoerd op de loonstroken van september en oktober 2018. Oranjegroep stelt dat zij daarmee niet haar recht heeft verspeeld om alsnog de juiste bijtelling op de loonstroken te vermelden. Oranjegroep heeft [eiser 1] bij het verstrekken van de Audi Q7 bovendien gewezen op het feit dat dit qua bijtelling een duurdere auto is en [eiser 1] weet uit hoofde van haar functie als recruiter ook hoe het systeem van bijtelling werkt.
5.5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt het beroep op dwaling. Juist nu tussen partijen vaststaat dat [eiser 1] vóór de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst verlangd heeft dat haar tegoeden tot dat moment afgerekend werden en zij de beschikking kreeg over de loonstroken over de maanden september en oktober 2018, had het op de weg van Oranjegroep gelegen om duidelijkheid te verschaffen over de fiscale bijtelling ten aanzien van de Audi Q7. Het mag dan zo zijn dat [eiser 1] uit hoofde van haar functie van recruiter op de hoogte was van het systeem van de fiscale bijtelling voor privé gebruik van een auto van de werkgever c.q. dat Oranjegroep haar bij de terbeschikkingstelling van de Audi Q7 gewaarschuwd heeft voor de veel hogere bijtelling in vergelijking met de Dacia - welke stelling overigens door [eiser 1] gemotiveerd is betwist en zonder bewijslevering op dit moment onvoldoende vaststaat - een en ander ontslaat Oranjegroep niet van haar verplichting om bij de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst klare wijn te schenken en [eiser 1] onmiddellijk te confronteren met de fiscale consequenties van het gebruik van de Audi Q7 en niet daarmee pas op de proppen te komen, nadat [eiser 1] die vaststellingsovereenkomst ondertekend had. Omdat Oranjegroep voorafgaande aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst geen enkel voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de fiscale consequenties van de ter beschikking gestelde Audi Q7 mocht [eiser 1] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat die bijtelling achterwege zou blijven, temeer omdat [eiser 1] steeds heeft betwist dat zij die auto voor privé doeleinden in Portugal gebruikt heeft.
5.6.
Vervolgens moet de vraag onder ogen worden gezien welke consequenties het geslaagd beroep op dwaling van [eiser 1] heeft voor de vaststellingsovereenkomst. In dat verband wordt het volgende overwogen.
5.6.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er voor integrale vernietiging van de vaststellingsovereenkomst geen aanleiding. Die vernietiging zou immers ook tot gevolg hebben dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2018 van de baan is en dat het geschil dat partijen hebben willen beslechten met de vaststellingsovereenkomst, te weten de vraag of [eiser 1] op of omstreeks 21 september 2018 al dan niet zelf ontslag heeft genomen, weer in volle omvang oplaait. Zo ten aanzien van die ontslagname al geoordeeld zou worden dat Oranjegroep [eiser 1] daaraan niet mag houden, zou dat betekenen dat de arbeidsovereenkomst tot op dit moment - in ieder geval ‘slapend’, nu [eiser 1] ook heeft erkend dat zij zich nooit bereid en beschikbaar heeft gesteld voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden bij Oranjegroep - onverminderd voortduurt. Die consequentie acht de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, zulks te meer nu Oranjegroep in een vroegtijdig stadium heeft aangeboden de negatieve fiscale gevolgen voor [eiser 1] van de fiscale bijtelling van de Audi Q7 voor haar rekening te nemen. Naar het oordeel van de kantonrechter had het in de gegeven omstandigheden op de weg van Aroiera gelegen om daarmee in te stemmen. Nu zij dat niet gedaan heeft, bestaat er aanleiding op grond van dwaling de vaststellingsovereenkomst enkel partieel te vernietigen, namelijk uitsluitend en alleen voor zover die overeenkomst betrekking heeft op de fiscale consequenties ten aanzien van het gebruik van de Audi Q7.
5.6.2.
Vervolgens dient beoordeeld te worden welke financiële gevolgen die partiële vernietiging heeft.
[eiser 1] heeft in de akte houdende wijziging van eis, genomen ter rolle van 10 oktober 2019, haar salaristekort over de periode van 1 augustus 2018 tot 1 december 2018 berekend op een bedrag van € 2.153,41 netto, waarbij zij heeft erkend dat in dat bedrag begrepen is de onkostenvergoeding van € 200,- per maand over genoemde vier maanden.
Oranjegroep heeft het verschil in salaris in eerste instantie bij antwoord onder randnummer 34 berekend op een netto bedrag van € 1.760,-. Vervolgens heeft Oranjegroep bij de akte genomen ter rolle van 5 december 2019 het verschil nader berekend op een bedrag van
€ 1.742,45.
De kantonrechter ziet aanleiding om uit te gaan van het bedrag van € 1.760,-, nu vaststaat dat [eiser 1] over de maanden oktober en november 2018 geen werkzaamheden meer heeft verricht en zij over die maanden dus ook geen recht heeft op betaling van de onkostenvergoeding van € 200,- per maand. Zulks vloeit voort uit het bepaalde in artikel 7:628 lid 4 BW. Aldus strekt op het door [eiser 1] berekende bedrag van € 2.153,41 een bedrag van € 400,- in mindering (te weten 2 x € 200,-) zodat volgen die rekensystematiek een bedrag resteert van € 1.753,41. Het verschil met het door Oranjegroep erkende bedrag van € 1.,760,- heeft kennelijk betrekking op afrondingen in verband met de inhoudingen en de kantonrechter zal uitgaan van het door Oranjegroep erkende bedrag van € 1.760, - en dat bedrag toewijzen. De kantonrechter kan geen rekening gehouden met de nadere berekening die Oranjegroep nog heeft uitgevoerd in genoemde akte van 5 december 2019, aangezien [eiser 1] zich over die berekening, die zoals gezegd uitkomt op een bedrag van € 1.742,45, niet meer heeft kunnen uitlaten omdat vervolgens vonnis is bepaald in de zaak.
5.6.3.
Voor toewijzing van de door [eiser 1] gevorderde wettelijke rente bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. Oranjegroep heeft zich immers ook voorafgaande aan de procedure bereid verklaard om dat bedrag aan [eiser 1] te betalen, zodat niet gezegd kan worden dat Oranjegroep in verzuim is komen te verkeren. [eiser 1] heeft met dat aanbod echter niet willen instemmen. Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiser 1] te kennen gegeven dat het treffen van een regeling met Oranjegroep lastig is, aangezien tegen haar in Portugal een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld wegens werkzaamheden die zij voor Oranjegroep heeft verricht. [eiser 1] heeft niet concreet gesteld, laat staan met stukken onderbouwd, dat en zo ja in welk opzicht, Oranjegroep in dit verband enig verwijt treft, zodat met die vermeende strafrechtelijke kwestie in de onderhavige procedure geen rekening kan worden gehouden.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden bestaat aanleiding de gevorderde wettelijke verhoging op basis van artikel 7:625 BW te matigen tot nihil.
Conclusie ten aanzien van de vordering van [eiser 1]
5.7.
Op grond van vorenstaande overwegingen is de vordering van [eiser 1] toewijsbaar tot een bedrag van € 1.760,- netto.
Voor toewijzing van de door [eiser 1] gevorderde verklaring voor recht bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. Niet valt in te zien welk belang [eiser 1] thans nog heeft bij een dergelijke verklaring voor recht.
De vordering ten aanzien van de huur van € 950,- behoeft geen verdere beoordeling meer, nu dat onderdeel van de vordering door [eiser 1] is ingetrokken bij de akte genomen ter rolle van 10 oktober 2019.
[eiser 1] heeft tevens de veroordeling van Oranjegroep gevorderd tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Ook daarvoor bestaat geen aanleiding, nu de procedure in zekere zin nodeloos gevoerd is, gelet op het aanbod van Oranjegroep voorafgaande en tijdens de onderhavige procedure. In de gegeven omstandigheden bestaat er anderzijds onvoldoende aanleiding om [eiser 1] in de kosten van het geding te veroordelen op basis van het liquidatietarief, nu het Oranjegroep geweest is die de onderhavige problemen veroorzaakt heeft door voorafgaande aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst geen klare wijn te schenken.
De vordering van [eiser 2]
5.8.
heeft op verschillende gronden de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst gevorderd. In het hierna volgende zal de kantonrechter die gronden achtereenvolgens beoordelen.
Verkeerde werkgever genoemd in de vaststellingsovereenkomst
5.8.1.
[eiser 2] heeft allereerst gesteld dat de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 december 2018 geen effect sorteert, aangezien de beëindigingsovereenkomst is gesloten met Oranjeflex, terwijl hij in dienst was bij Oranjegroep Holding B.V. In de ogen van [eiser 2] betekent een en ander dat de arbeidsovereenkomst pas van rechtswege, door het verstrijken van de overeengekomen duur, per 28 december 2018 geëindigd is.
5.8.2.
De kantonrechter deelt die visie van [eiser 2] niet. Nog daargelaten dat [eiser 2] sowieso geen aanspraak kan maken op betaling van het salaris over de maand december 2018 nu gesteld, noch gebleken is dat hij zich jegens Oranjegroep bereid en beschikbaar heeft verklaard tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden na 1 december 2018, geldt ook overigens dat voor [eiser 2] van meet af aan duidelijk is geweest dat sprake was van een kennelijke verschrijving in de naam van de werkgever in de vaststellingsovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat hij eerder dan bij dagvaarding een beroep heeft gedaan op deze omissie en ieder geval heeft hij zich niet - zoals hiervoor ook al overwogen - in de maand december 2018 bereid en beschikbaar verklaard tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden bij Oranjegroep.
Beroep van [eiser 2] op dwaling
5.9.
[eiser 2] verwijt Oranjegroep dat zij hem niet voorafgaande aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst geïnformeerd over het gelegde loonbeslag. Volgens [eiser 2] rechtvaardigt een en ander een beroep op dwaling en misschien wel op bedrog.
5.9.1.
De kantonrechter deelt die visie van [eiser 2] evenmin. Op de werkgever rust immers geen wettelijke verplichting om de werknemer te informeren over het gelegde loonbeslag. De schuldeiser - in dit geval de Belastingdienst - dient de schuldenaar - in dit geval [eiser 2] - daarover te informeren. Bovendien is aannemelijk dat de Belastingdienst [eiser 2] verschillende keren tot betaling heeft aangeschreven, alvorens zij tot beslaglegging is overgegaan. Dat [eiser 2] van die aanmaningen geen kennis heeft kunnen nemen door zijn verblijf in Portugal, zoals hij zelf stelt, is een omstandigheid die hij niet aan Oranjegroep kan tegenwerpen. Het had op de weg van [eiser 2] gelegen om in Nederland een familielid of bekende te vragen zijn post in de gaten te houden en hem te informeren wanneer sprake was van spoedeisende zaken.
Salaris over de maand november 2018 van [eiser 2]
5.10.
heeft tevens de veroordeling van Oranjegroep gevorderd tot betaling van het salaris over de maanden november en december 2018. Ook voor toewijzing van dat onderdeel bestaat echter geen grond.
Hiervoor is al overwogen dat voor vernietiging van de vaststellingsovereenkomst geen grond bestaat, zodat ervan uitgegaan moet worden dat de arbeidsovereenkomst ingevolge die vaststellingsovereenkomst is beëindigd per 1 december 2018, met het gevolg dat sowieso geen recht bestaat op salaris over de maand december 2018.
Ten aanzien van het salaris over de maand november 2018 blijkt uit de door Oranjegroep overgelegde producties dat het salaris over die maand is uitbetaald aan [eiser 2] , echter wel met aftrek van het bedrag van € 341,50 waarvoor door de Belastingdienst beslag is gelegd.
Conclusie ten aanzien van de vorderingen van [eiser 2]
5.11.
Vorenstaande overwegingen dienen te leiden tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 2] .
De kantonrechter ziet aanleiding ook ten aanzien van [eiser 2] de kosten van het geding te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Ten aanzien van de vordering van [eiser 2] zijn immers geen afzonderlijke processtukken gewisseld door Oranjegroep zodat aanleiding bestaat voor compensatie van de proceskosten op dezelfde wijze als ook gebeurd is ten aanzien van de vordering van [eiser 1] .

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Oranjegroep om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] te betalen de somma van € 1.760,- netto;
wijst de vordering van [eiser 2] af;
compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32107/710