In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Het Spectrum en de heffingsambtenaar van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden over de onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor een verpleeghuis. De rechtbank moest beoordelen of het verpleeghuis, waarin palliatieve zorg wordt verleend en waar dementerende ouderen verblijven, moet worden aangemerkt als een woning in de zin van artikel 220a van de Gemeentewet. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.240.000,- en had een aanslag OZB opgelegd. Eiseres stelde dat de onroerende zaak als woning moet worden aangemerkt, terwijl verweerder dit betwistte.
Tijdens de zitting op 18 december 2019 werd duidelijk dat de gezamenlijke woonkamers en de daarbij horende keukens en terrassen van het verpleeghuis als woondelen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden en de zorgstructuur in het verpleeghuis, de gezamenlijke woonkamers voldoen aan de criteria van artikel 220a van de Gemeentewet. De rechtbank volgde daarbij de eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag, waarin werd geoordeeld dat dergelijke woonkamers als woondelen moeten worden aangemerkt.
De rechtbank concludeerde dat ten minste 70% van de waarde van de onroerende zaak kan worden toegerekend aan woondelen, waardoor de aanslag OZB gebruiker vernietigd moest worden en de aanslag OZB eigenaar verminderd tot het woningentarief. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, die op € 1.572,- werden vastgesteld. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar een afschrift werd verzonden aan de partijen.