ECLI:NL:RBROT:2020:2863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/10/593854 / FA RK 20-2082
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 25 maart 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de rechtbank de mondelinge behandeling op dezelfde dag heeft gehouden. Betrokkene, geboren in India en thans verblijvende in Parnassia Groep, vertoonde gedrag dat duidt op een ernstige psychische stoornis, met risico op ernstige schade en verwaarlozing. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onmiddellijk dreigend nadeel is en dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 17 april 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 1 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593854 / FA RK 20-2082
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , India,
hierna: betrokkene,
wonende aan het [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Nieuwe Binnenweg aan de Nieuwe Binnenweg 35, 3014 GD te Rotterdam,
advocaat mr. H. van der Wal te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 maart 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 25 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 25 maart 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. A.F.R.R. van Reijsen, psychiater, van 25 maart 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene in het bijzijn van drs. I. Coolhoven, psychiater, verbonden aan Parnassia Groep;
 drs. E. van Alphen, AIOS, verbonden aan Parnassia Groep;
 mr. H. van der Wal, advocaat van betrokkene;
 H. Barendse, verpleegkundige, verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene werd in de thuissituatie sinds anderhalf jaar verzorgd door zijn dochter. Hij woonde bij haar in een tuinhuisje. Deze situatie bleek onhoudbaar aangezien de geestelijke gezondheid van betrokkene verder verslechterde. Betrokkene is niet in staat voor zich zelf te zorgen. Hij is meermalen zijn huissleutels, paspoort en pinpas kwijtgeraakt. Daarnaast was er sprake van toenemende agressie en achterdocht richting dochter en zijn ex-vrouw. De dochter van betrokkene is daardoor bang van hem en kan de zorg voor hem niet meer aan.
Bij de opname vertoonde betrokkene verzet maar op het moment is hij goed begeleidbaar.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van gedragsstoornis in combinatie met een cognitieve stoornis en parkinsonistische klachten.
Er zijn aanwijzingen voor een delier bij betrokkene. Hij is gedesoriënteerd in tijd en er is sprake van waarnemingsstoornissen. In de instelling lijkt er geen sprake meer van agressie, maar betrokkene blijft wel achterdochtig naar zijn dochter en ex-vrouw.
Betrokkene vertoont daarnaast ook parkinsonistische klachten en ten slotte er is mogelijk sprake van dementie, maar dit moet nog verder gediagnosticeerd worden.
2.1.5.
De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat de psychiater ter zitting heeft verklaard dat, anders dan in de medische verklaring is vermeld, bij betrokkene (nog) niet de diagnose Parkinson is gesteld.
2.1.6.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 april 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 27 maart 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 1 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.