ECLI:NL:RBROT:2020:2858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/10/593836 / FA RK 20-2072
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op verzoek van het CIZ

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op [geboortedatum betrokkene], op verzoek van het CIZ. De rechtbank heeft de mondelinge beslissing op die datum genomen, waarbij de advocaat van de cliënt, mr. H. van der Wal, en verschillende zorgprofessionals, waaronder drs. A. Warriag, aanwezig waren. De procedure is gestart met een verzoekschrift van het CIZ, dat op 26 maart 2020 bij de rechtbank is ingediend, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een beschikking van de burgemeester en medische verklaringen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie van het type Alzheimer. De burgemeester van Nissewaard had op 24 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven. De rechtbank concludeert dat de cliënt, die zijn vrouw overbelast en in gevaar heeft gebracht, niet in staat is om de zorg te ontvangen die hij nodig heeft. De voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk om ernstig nadeel te voorkomen, en er zijn geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar.

De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 8 mei 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 1 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593836 / FA RK 20-2072
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Stichting Careyn, locatie Grootenhoek aan de Hellevoetse Achterweg 4, 3222 AA te Hellevoetsluis,
advocaat mr. H. van der Wal te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 26 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van 24 maart 2020;
  • de verklaring van drs. S.M. Kooper, arts, van 24 maart 2020;
  • het afschrift van het indicatiebesluit, dat op grond van art. 3.2.3. van de Wlz door het CIZ is vastgesteld, van 7 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • cliënt in het bijzijn van verpleegkundige P. Saaij, verbonden aan Stichting Careyn;
  • mr. H. van der Wal, advocaat van cliënt;
  • drs. A. Warriag, specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Stichting Careyn.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met artikel 38 en artikel 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 24 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Nissewaard ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het ernstig vermoeden bestaat dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie van het type Alzheimer.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar is. Cliënt is in december 2019 gediagnosticeerd met dementie. Hij is sinds die tijd thuis verzorgd door zijn vrouw, maar zijn vrouw is overbelast geraakt. Cliënt weigert elke hulp anders dan die van zijn vrouw. Cliënt is ernstig verstrooid, hij kan geen lijn in zijn verhaal houden en vertoont geen ziekte-inzicht of -besef. Cliënt dwaalt ’s nachts door het huis en houdt daarbij zijn vrouw uit haar slaap. Daarnaast is er sprake geweest van agressie jegens zijn echtgenote, waardoor zij bang is voor cliënt en niet meer in staat is hem te verzorgen. Cliënt is ook slecht ter been en al meerdere keren gevallen tijdens het nachtelijk dwalen.
2.6.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit zijn verklaring daaromtrent ter zitting.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 mei 2020
Deze beschikking is op 27 maart 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 1 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.