Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, met als derde partij het Havenbedrijf Rotterdam. De zaak betreft een beroep tegen de afwijzing van een Wob-verzoek dat eiser had ingediend om openbaarmaking van vier documenten gerelateerd aan een havenproject in Indonesië. Eiser had eerder een verzoek ingediend bij het Havenbedrijf, dat door verweerder was afgewezen. Het bestreden besluit van 16 mei 2019 verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Tijdens de zitting op 17 februari 2020 heeft eiser zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gebrek in de procedure, aangezien eiser voldoende gelegenheid had gehad om te reageren op de standpunten van verweerder. De rechtbank concludeerde dat het Havenbedrijf niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder valt, zoals bedoeld in de Wob, en dat verweerder niet verplicht was om informatie bij het Havenbedrijf op te vragen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.