ECLI:NL:RBROT:2020:2196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
10/218954-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld, bewijs op basis van camerabeelden

Op 11 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld. De zaak betreft een straatroof die plaatsvond op 20 februari 2019 nabij het centraal station in Rotterdam, waarbij het slachtoffer door drie mannen werd beroofd van zijn tas met daarin 200 gram wiet. De verdachte was ten tijde van de zitting gedetineerd en werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R.F. Nelisse. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden.

Tijdens de zitting werden camerabeelden gepresenteerd die de verdachte (aangeduid als V03) toonden terwijl hij zich in de buurt van het slachtoffer bevond. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal, maar dat er geen bewijs was dat hij opzet had op het steken van het slachtoffer met een mes door een mededader. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders samenwerkten om het slachtoffer in te sluiten en de tas af te nemen, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van afpersing.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden op en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij voor de materiële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade, samen met zijn mededaders. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak om de verdachte te straffen voor zijn daden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/218954-19
Datum uitspraak: 11 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Aruba op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, locatie Esserheem,
gemachtigd raadsman mr. R.F. Nelisse, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde diefstal met geweld;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij de dader van de tenlastegelegde straatroof is. Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte noch zichtbaar is op de camerabeelden, noch op de foto van de ov-poort op pagina 178 (doorgenummerd) van het politiedossier. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het achter iemand aanrennen niet zonder meer geweld of bedreiging met geweld oplevert. Aldus dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Op 20 februari 2019 vindt in de buurt van de achterkant van het centraal station in Rotterdam een straatroof plaats. Het slachtoffer is daarbij door drie mannen beroofd van zijn tas met daarin 200 gram wiet. Hij is meer keren met een mes gestoken door een van de daders.
Ov-chipkaart
In het dossier bevindt zich een foto van ov-poortje 5.2 van het Rotterdam Centraal Station. Op de camerabeelden, die hierna worden beschreven, is te zien dat een persoon, aangeduid met ‘V03’, uitcheckt bij dit poortje. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat dit om 22:49:37 uur was. Op precies dat moment en op die plek checkt iemand uit met een ov-chipkaart die op naam is gesteld van de verdachte. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat alleen hij zijn ov-chipkaart gebruikt en dat hij deze niet uitleent aan anderen. Dan is de conclusie dat ‘V03’ de verdachte is.
Camerabeelden
Tijdens de behandeling van deze zaak zijn camerabeelden afgespeeld. De rechtbank neemt het volgende waar.
Op de camerabeelden van de achterkant van het centraal station is te zien dat de verdachte (V03) door het ov-poortje loopt richting de fietsenstalling waar hij zich met een ander, V02, ophoudt. De verdachte is herkenbaar aan een bontkraag en zwarte schoenen met witte zolen. Wanneer de verdachte zich omdraait, zijn verticaal grote witte tekens zichtbaar op zijn linker broekspijp.
V01 maakt contact met de aangever die een groene tas bij zich heeft, waarna zij samen een stuk de fietstunnel aan de zijkant van het centraal station in lopen. Ze kijken beiden in de tas van de aangever en lopen terug de tunnel uit naar het voetpad langs het water van de singel tegenover de achteruitgang van het centraal station. Op enig moment lopen de verdachte en V02 ook richting het voetpad van deze singel. Daar staan V01 en de aangever enige tijd stil en zijn met elkaar in gesprek. Op het moment dat de verdachte en V02 zich aansluiten bij de aangever en V01 en op de aangever afstappen, vlucht de aangever. V01, de verdachte en V02 rennen achter de aangever aan.
Enige tijd later komt de verdachte Aa bij een snackbar. Op de camerabeelden van de snackbar is te zien dat de aangever met de groene tas de snackbar binnenloopt, in gesprek gaat met het personeel en langs de counter naar achter gaat. De verdachte, V01 en V02 komen ongeveer 45 seconden later aan bij de snackbar en wijzen gedrieën in de richting van de counter en willen de snackbar in, wat belet wordt door een kale man. Vervolgens circuleren V02, V01 én de verdachte rondom de snackbar, zodat de aangever wordt ingesloten in de snackbar. Op de linker broekspijp van de verdachte zijn verticaal de letters [opschrift] zichtbaar, waarbij de A wordt gevormd door een teken dat is te relateren aan de voetbalclub [naam voetbalclub] . Ook is de bontkraag van de jas zichtbaar evenals de zwarte schoenen met de witte zolen.
De aangever wordt op enig moment door personeel van de snackbar naar buiten begeleid, waar hij het meteen op een rennen zet richting een groot kruispunt. V02 rent direct achter de aangever aan. Op het kruispunt komt de aangever ten val. Op het moment dat de aangever valt, rent ook V01 in de richting van het kruispunt. V02 pakt de aangever vast en trekt hem overeind. V02 duwt de aangever naar achteren. De aangever blijft zijn tas weghouden uit de handen van V02. Op dat moment komt V01 aangerend en de tas belandt uiteindelijk in de handen van de aangever. De verdachte komt aangerend vanuit de overkant van de kruising. Net voordat de verdachte arriveert, komt de aangever opnieuw ten val. V02, V01 en de verdachte rennen drie seconden na aankomst van verdachte weg, waarbij de verdachte voorop loopt.
Uit het dossier volgt dat de aangever meerdere malen met een mes is gestoken. Uit de verklaring van aangever volgt dat V02 hem heeft gestoken in het tijdsbestek dat V01 en de verdachte zich bij de worsteling tussen de aangever en V02 voegden.
De rechtbank stelt vast dat het signalement van V03 bij het uitchecken bij het centraal station en vervolgens op latere camerabeelden én de camerabeelden van de snackbar telkens gelijk is, even als dat van de aangever en V01 en V02.
Geweld
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat het tegen de aangever gebruikte geweld, voor zover bestaande uit het achter de aangever aan rennen, hem insluiten in de snackbar, hem vastpakken en optillen en de tas afnemen, voortvloeit uit een onderlinge, nauwe en bewuste samenwerking tussen V01, V02 en de verdachte. Immers, de verdachten wachten de aangever op bij het centraal station, rennen gezamenlijk achter hem aan, stemmen de insluiting van de aangever in de snackbar nauwgezet met elkaar af en rennen gezamenlijk achter de vluchtende aangever aan totdat de tas van de aangever is afgenomen, waarna ze gedrieën met de groene tas wegrennen.
Het dossier bevat echter geen bewijs voor de stelling dat de verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het steken van het slachtoffer met een mes door V02. Immers, uit niets blijkt dat de verdachte wetenschap droeg van het voorhanden hebben van het mes door V02 of een (frequent) eerder gebruik daarvan door V02, terwijl dat ook niet zonder meer past bij het plan dat verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm had met zijn mededaders, te meer nu er, afgaande op de verklaring van de aangever, lijkt te zijn gestoken nadat de tas was weggenomen. De verdachte zal voor dit onderdeel dan ook worden vrijgesproken.
Tijdstippen
De verdediging heeft aangevoerd dat de tijdstippen, genoemd in het proces-verbaal met betrekking tot de ov-chipkaart, niet corresponderen met genoemde foto, omdat de vrouw met de rode broek en de zwarte tas op die camerabeelden niet zichtbaar is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de verbalisant onjuist is. Uit het proces-verbaal blijkt dat de genoemde tijdstippen overeenkomen met andere tijdstippen uit het dossier, waaronder de melding van de straatroof. Daarbij is de foto waar de raadsman op wijst, kennelijk geen still van de camerabeelden opgenomen in het dossier, maar een foto van alle uitcheckpoortjes van een ander moment. De raadsman moet worden toegegeven dat het dossier onduidelijk is op dit punt, maar de rechtbank ziet geen reden aan te nemen dat er meer camerabeelden zijn dan waarvan de rechtbank en de verdediging hebben kennisgenomen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Tenlastelegging
De rechtbank constateert dat de geweldshandelingen, die de rechtbank bewijsbaar acht, ten dele niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat die geweldshandelingen ook kunnen worden betrokken bij de vraag of sprake was van geweld, mede gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 4 december 2012 [1] waarbij in het kader van een artikel 6 WVW-zaak ook omstandigheden werden betrokken bij de beoordeling van de mate van roekeloosheid die niet in de tenlastelegging waren opgenomen, maar door het hof wel relevant en bewezen werden geacht. Zolang is voldaan aan de eis dat de tenlastelegging voldoende feitelijke betekenis heeft, hetgeen in casu het geval is, en zolang in elk geval een deel van de handelingen kunnen worden bewezen, is het naar het oordeel van de rechtbank, wel wenselijk maar niet noodzakelijk dat al deze omstandigheden in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Conclusie
Niet bewezen is het primair alternatief ten laste gelegde medeplegen van afpersing. Bewezen is het subsidiair alternatief ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 februari 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 200 gram wiet en een sporttas, toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader(s) achter die [naam slachtoffer] zijn aangerend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het subsidiair bewezen feit levert op:
medeplegen van diefstal met geweld.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn mededaders het slachtoffer, een 16 jarige jongen, met geweld beroofd van een tas met daarin 200 gram wiet. De verdachte heeft het slachtoffer, toen de geplande diefstal bij het centraal station mislukte omdat het slachtoffer op tijd onraad rook en wegrende, daarna met twee anderen opgejaagd en ingesloten in een snackbar waar het slachtoffer een veilig heenkomen had zocht. Als bloedhonden die hun prooi ruiken en hun kans schoon zien zijn de daders om de snackbar heen blijven lopen en probeerden zij de eigenaar van de snackbar ervan te overtuigen dat het slachtoffer hén had beroofd van een tas. Vervolgens hebben zij het slachtoffer, toen hij uit de snackbar kwam en wegrende, de tas met wiet afhandig gemaakt. Verdachten en zijn mededaders hebben daarbij lak gehad aan het slachtoffer en aan omstanders. Ondanks de aanwezigheid van getuigen hebben zij hun daad voortgezet. Dat maakt ook dat anderen dan het slachtoffer zich angstig en onveilig kunnen voelen.
De verdachte heeft zich door dit ernstige feit te plegen, laten leiden door persoonlijk gewin en geen oog gehad voor andermans eigendommen en de gevolgen van zijn daden voor de aangever.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. Die straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank van oordeel is dat de messteken niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, welke nu juist met afstand de ernstigste geweldshandeling betreft.

8..Vordering benadeelde partij [naam benadeelde]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde strafbare feit. Wettelijk vertegenwoordiger [naam] vordert namens de benadeelde partij een vergoeding van € 610,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen omdat deze genoegzaam is onderbouwd, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, in verband met het verzoek de verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat de hoogte van de schade niet is vast te stellen zonder kwitanties.
8.3.
Beoordeling
Groene tas
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding voor de tas de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
Stone Island jas en Kenzo t-shirt
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat onvoldoende vast is komen te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen feit. De verdachte wordt immers vrijgesproken van de messteken, terwijl deze de schade aan jas en shirt lijken te hebben veroorzaakt. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 februari 2019.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde] ter zake van het subsidiar bewezen verklaarde tot een bedrag van € 10,00 (zegge: tien euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt de verdachte die, met zijn mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is - met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd - om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 10,00(hoofdsom,
zegge: tien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 1 daggijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en G. Schnitzler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2020.
De voorzitter is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 februari 2019 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 200 gram wiet en/of een sporttas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer] , althans aan een derde, door:
- achter die [naam slachtoffer] aan te rennen, en/of
- ( met kracht) meermalen met een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, in de borst,
althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 200 gram wiet en/of een sporttas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes mededader(s) achter die [naam slachtoffer] is/zijn aangerend en/of die [naam slachtoffer] (met kracht) meermalen met een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, in de borst, althans het lichaam, heeft/hebben gestoken.