ECLI:NL:HR:2012:BY2823
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Roekeloosheid en bewijs van schuld in verkeersongeval met dodelijke afloop
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor roekeloos rijgedrag dat heeft geleid tot een dodelijk verkeersongeval op 4 mei 2008 te Breda. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met een snelheid die mogelijk boven de 188 km per uur lag, terwijl de ter plaatse geldende maximumsnelheid 120 km per uur was en de adviessnelheid 90 km per uur. Tijdens het rijden was hij in gesprek met zijn passagier, wat zijn concentratie op de weg beïnvloedde. Het Hof had geoordeeld dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte roekeloos had gereden, wat de Hoge Raad in cassatie aanvecht.
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en stelt dat de bewezenverklaring van roekeloosheid in de zin van artikel 6 in verbinding met artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994 aan strenge eisen moet voldoen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling, waarbij het Hof opnieuw moet beoordelen of de verdachte roekeloos heeft gehandeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle omstandigheden van het geval bij het vaststellen van schuld in verkeersongevallen.
De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de beoordeling van roekeloosheid en de bewijsvoering in verkeerszaken, vooral in situaties waarin alcoholgebruik een rol speelt. De uitspraak biedt ook inzicht in de eisen die aan de rechter worden gesteld bij het motiveren van een oordeel over roekeloosheid.