ECLI:NL:RBROT:2020:2190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
8328071 \ VV EXPL 20-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van re-integratieverzoek van werknemer in kort geding met betrekking tot wijziging van functie en achterstallig loon

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Seris Security B.V. Het geschil betreft de re-integratie van de werknemer na een periode van ziekte en de vraag of de werkgever de functie van de werknemer eenzijdig mocht wijzigen. De werknemer, die sinds 1999 in dienst is bij Securitas en later door Seris is overgenomen, heeft verzocht om zijn re-integratie voort te zetten op de locatie waar hij voor zijn ziekte werkte, in de functie van teamleider beveiliger. De werkgever had de werknemer echter teruggeplaatst in de functie van beveiliger, wat de werknemer betwistte. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn verzoek en dat er onvoldoende bewijs was dat de wijziging van functie gerechtvaardigd was. De rechter heeft de werkgever opgedragen om de re-integratie van de werknemer binnen vijf dagen voort te zetten op de locatie waar hij eerder werkte, met behoud van zijn functietitel als teamleider, maar zonder de specifieke taken die bij die functie horen. Daarnaast is de werkgever veroordeeld tot betaling van de afbouw van de objecttoeslag aan de werknemer. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8328071 \ VV EXPL 20-10
uitspraak: 12 maart 2020
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H. Aydemir,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Seris Security B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.D. de Rooij.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “Seris”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 9 februari 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de bij faxbericht van 25 februari 2020 door [eiser] overgelegde productie 18;
  • de pleitaantekeningen tevens akte wijziging van eis aan de zijde van [eiser] ;
  • de pleitnotities aan de zijde van Seris.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020. [eiser] is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Seris zijn de heren [naam 1] (business unit manager) en [naam 2] (business unit manager en interim HR-manager) verschenen, bijgestaan door Seris’ gemachtigde.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 27 september 1999 in dienst getreden bij Securitas, laatstelijk in de functie van hoofdbeveiliger op de locatie [naam locatie 1] te Oss. Doordat Seris het contract heeft overgenomen van Securitas op de locatie [naam locatie 1] is [eiser] per 19 juni 2017 in dienst getreden van Seris in de functie van teamleider beveiliger.
2.2.
Op de locatie [naam locatie 1] heeft het bedrijf CBRE de hoofdopdracht beveiliging. CBRE heeft een aantal beveiligingswerkzaamheden uitbesteed aan Seris. De medewerkers van Seris en CBRE voeren gezamenlijk de beveiligings- en receptiediensten uit op de locatie [naam locatie 1] . CBRE levert op de locatie [naam locatie 1] de security manager, de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ). [naam 3] is als security manager operationeel verantwoordelijk voor de beveiligings- en receptiedienstverlening op de locatie [naam locatie 1] . De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is na de overname door Seris als business unit manager aangesteld op de locatie [naam locatie 1] en is daarmee de (direct) leidinggevende van [eiser] .
2.3.
Op de locatie [naam locatie 1] wordt de beveiliging uitgevoerd in een vijfploegendienst. De teamleider beveiliger werkt in één van de vijf ploegen mee als beveiliger. De teamleider beveiliger heeft daarnaast als teamleider een aantal coördinatietaken.
2.4.
Op 28 december 2017 heeft er een beoordelingsgesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [naam 1] . Hierin heeft [naam 1] het functioneren van [eiser] met een 3 (van 5) beoordeeld. [eiser] heeft bij e-mail van 5 januari 2018 laten weten dat hij het niet eens is met de gang van zaken en met de beoordeling. Hij heeft het beoordelingsformulier alleen voor gezien getekend.
2.5.
Tijdens een gesprek op 30 oktober 2018 heeft [naam 1] aan [eiser] medegedeeld dat hij wordt teruggeplaatst in de functie van beveiliger met behoud van zijn salaris. De objecttoeslag (€ 100,- per loonperiode van vier weken) en de consignatietoeslag (€ 54,89 per loonperiode van vier weken) kwamen te vervallen. In de brief van 30 oktober 2018 waarin [naam 1] deze terugplaatsing bevestigt, is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Aanleiding voor uw terugplaatsing in de functie van beveiliger is dat ondergetekende volledig het vertrouwen in uw functioneren als teamleider is verloren en dit ontstaan is door onder andere:
  • het stelselmatig niet nakomen van afspraken zoals omschreven in het functioneringsgesprek 2017 (onder andere juiste invulling geven aan verzuimgesprekken, corrigerende gesprekken en dossieropbouw);
  • belangen van werknemer, werkgever en opdrachtgever worden niet juist door u vertegenwoordigd, wat ten koste gaat van een goede dienstverlening en een goede improductiviteit;
  • u heeft geen bijdrage geleverd om een goede en professionele samenwerking met collega’s van kantoor te bewerkstelligen door regelmatig Seris te bezoeken, deel te nemen aan overleggen of deze zelf te initiëren ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe.
Ondergetekende ziet in u een persoon die zich voornamelijk één voelt met de beveiligers en mist daarin volledig de belangen van alle partijen (werknemers, werkgever en opdrachtgever) die u behoort te vertegenwoordigen. Het besluit om u terug te plaatsen naar de functie van beveiliger is definitief en onomkeerbaar.
(…)”
2.6.
[eiser] heeft bij e-mail van 31 oktober 2018 bezwaar gemaakt tegen de terugplaatsing. De gemachtigde van [eiser] heeft op 23 november 2018 eveneens bezwaar gemaakt tegen de terugplaatsing.
2.7.
[eiser] heeft zich op 3 december 2018 ziek gemeld.
2.8.
De bedrijfsarts heeft [eiser] op 20 december 2018 arbeidsongeschikt verklaard en vastgesteld dat [eiser] niet alleen het gesprek met de werkgever kan aangaan en heeft bemiddeling voorgesteld. Partijen zijn toen mediation gestart, maar dit heeft uiteindelijk nergens toe geleid.
2.9.
Per 20 september 2019 verricht de heer [naam 4] de functie van teamleider beveiliger op de locatie [naam locatie 1] .
2.10.
De bedrijfsarts heeft op 7 oktober 2019 geconcludeerd dat [eiser] met re-integratie kan starten, rekening houdend met beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren.
2.11.
[eiser] is vervolgens met zijn re-integratie gestart op de locatie [naam locatie 2] te Nijmegen in de functie van beveiliger.
2.12.
Op 6 januari 2020 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat de situatie grotendeels onveranderd is en dat de werksituatie dit in stand lijkt te houden. Er is volgens de bedrijfsarts op de [naam locatie 2] sprake van een vrij prikkelrijke omgeving en het is beter om [eiser] een uitgebreider takenpatroon te geven.

3.De vordering

3.1.
[eiser] heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. Seris te gebieden, binnen vijf dagen na het vonnis, de re-integratie van [eiser] voort te zetten op de locatie [naam locatie 1] te Oss, in de functie van teamleider beveiliger onder begeleiding van een casemanager, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van een dag voor een hele gerekend) dat Seris in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
subsidiair:
II. Seris te gebieden, binnen vijf dagen na het vonnis, [eiser] te plaatsen in de functie van teamleider beveiliger en de re-integratie van [eiser] voort te zetten op de locatie [naam locatie 1] te Oss, in de functie van teamleider beveiliger onder begeleiding van een casemanager, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van een dag voor een hele gerekend) dat Seris in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
primair en subsidiair:
Seris te veroordelen tot:
III. betaling van € 2.795,76 netto aan achterstallig loon over de periode 1 november 2018 tot 1 maart 2020, vermeerderd met de vakantietoeslag;
IV. betaling per 1 maart 2020 van de objecttoeslag van € 100,- netto per vier weken en de consignatievergoeding van € 54,89 netto per vier weken, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
V. betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan [eiser] toekomende loon gevorderd onder de posten III. en IV.;
VI. betaling van € 654,58 aan buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel BIK;
VII. betaling van de wettelijke rente over de onder III. tot en met VI. genoemde posten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening;
VIII. betaling van de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis;
IX. overlegging binnen vijf dagen na het vonnis van een bruto netto specificatie van de onder III. tot en met VIII. genoemde vorderingen zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van een dag voor een hele gerekend) dat Seris in gebrek blijft aan dit vonnis te voldoen.
3.2.
Aan zijn vorderingen heeft [eiser] het volgende ten grondslag gelegd. [eiser] is nog steeds in dienst bij Seris als teamleider beveiliger. Seris heeft [eiser] op 30 oktober 2018 zonder goede reden uit zijn functie geplaatst. [eiser] heeft nooit een waarschuwing gehad of begeleiding aangeboden gekregen op de punten waarvan Seris stelt dat [eiser] niet goed zou functioneren. [eiser] betwist ook dat hij niet goed functioneerde als teamleider. In 2018 hebben geen gesprekken met [naam 1] plaatsgevonden over zijn functioneren. Daarnaast is [eiser] op 17 september 2019 weer teruggeplaatst in zijn oude functie, zodat hij in ieder geval vanaf die datum weer teamleider beveiliger is.
[eiser] wil graag re-integreren op de locatie [naam locatie 1] , omdat de locatie [naam locatie 2] geen geschikte re-integratieplek voor hem is. Er zijn geen gegronde redenen waarom [eiser] niet op de locatie [naam locatie 1] zijn re-integratie kan voortzetten. Er zijn geen spanningen op de locatie [naam locatie 1] en de samenwerking staat niet onder druk. Ook heeft [naam 3] meerdere keren zijn tevredenheid over het functioneren van [eiser] uitgesproken.
Seris heeft nadat zij [eiser] op 17 september 2019 weer heeft teruggeplaatst in de functie van teamleider beveiliger nagelaten om de objecttoeslag en consignatievergoeding weer aan [eiser] uit te betalen. [eiser] heeft daarom met terugwerkende kracht weer recht op de objecttoeslag die hij als teamleider ontving en de consignatievergoeding. [eiser] ontving de vergoedingen altijd, ook als hij met vakantie ging of ziek was. De vergoedingen zijn derhalve onderdeel geworden van zijn loon en zijn niet afhankelijk van het wel of niet verrichten van bepaalde werkzaamheden.
[eiser] heeft een spoedeisend belang, omdat stagnatie van de re-integratie hem in een vicieuze cirkel brengt. Daarnaast gaat [eiser] er financieel op achteruit, omdat hij zijn toeslagen mist.

4.Het verweer

Seris heeft tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd.
[eiser] heeft in de dagvaarding meerdere keren het geheimhoudingsbeding uit de mediation-overeenkomst geschonden. De producties en stellingen die hierop zien, moeten daarom buiten beschouwing worden gelaten.
[eiser] is terecht teruggeplaatst in de functie van beveiliger. In 2017 zijn tussen [naam 1] en [eiser] afspraken over zijn functioneren gemaakt, maar die afspraken is [eiser] niet nagekomen. De gesprekken die [naam 1] in 2018 met [eiser] heeft gevoerd hebben niet tot verbetering geleid, waardoor Seris heeft besloten om diens taken als teamleider te beëindigen en hem verder alleen als beveiliger in te zetten.
Seris heeft deze terugplaatsing niet op 17 september 2019 ongedaan gemaakt. Wel is na de mediation besproken om [eiser] eerst te laten re-integreren in de functie van beveiliger en dat hij in de toekomst misschien kan terugkeren in de functie van teamleider beveiliger na het doorlopen van een succesvol verbetertraject.
[naam 3] heeft Seris namens CBRE schriftelijk bericht dat terugkeer van [eiser] in de functie van teamleider beveiliger is uitgesloten. Ook is er inmiddels een andere teamleider aangesteld voor de locatie [naam locatie 1] , zodat [eiser] ook om die reden niet kan terugkeren in zijn oude functie.
[eiser] kan geen aanspraak maken op een consignatievergoeding, omdat [eiser] vanaf 1 november 2018 niet meer geconsigneerd is en in de toekomst ook niet meer geconsigneerd zal worden. Ook niet als [eiser] weer gaat re-integreren op de locatie [naam locatie 1] . [eiser] heeft voorts geen recht op een objecttoeslag, omdat die toeslag is verbonden aan de functie van teamleider beveiliger. Seris erkent wel dat de objecttoeslag conform de cao afgebouwd had moeten worden.

5.De beoordeling

5.1.
Voldoende is gebleken en ook niet in geschil is dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
5.2.
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
De kantonrechter ziet op dit moment onvoldoende redenen om te oordelen dat [eiser] het geheimhoudingsbeding in de mediation-overeenkomst heeft geschonden en volgt Seris daarom niet in haar stelling dat de producties en stellingen van [eiser] die daarop zien buiten beschouwing moeten worden gelaten.
5.4.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] nog ziek is en dat hij eerst moet re-integreren. Ook zijn partijen het er over eens dat die re-integratie moet plaatsvinden in de functie van beveiliger en – ook als geoordeeld wordt dat [eiser] nog steeds teamleider beveiliger is – niet in de functie van teamleider beveiliger.
5.5.
Tijdens deze procedure heeft de opdrachtgever van Seris, CBRE, te kennen gegeven dat de re-integratie van [eiser] kan plaatsvinden op de locatie [naam locatie 1] in de functie van beveiliger. Seris heeft gelet hierop er geen bezwaar meer tegen als [eiser] zijn re-integratie voortzet op de locatie [naam locatie 1] , zodat in ieder geval kan worden toegewezen dat Seris [eiser] weer laat re-integreren op de locatie [naam locatie 1] in plaats van op de locatie [naam locatie 2] .
5.6.
De vraag die nog wel beantwoord moet worden is welke functie [eiser] op dit moment heeft en vanuit welke functie hij dus moet re-integreren.
5.7.
In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [eiser] bij Seris in dienst is getreden in de functie van teamleider beveiliger. Het plaatsen van [eiser] in een andere/lagere functie is een eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst door Seris. [eiser] heeft met deze wijziging niet ingestemd, zodat dit niet zomaar kan. Seris heeft zich echter op het standpunt gesteld dat van [eiser] op grond van het goed werknemerschap in de zin van artikel 7:611 BW gevergd kan worden dat hij de functie van beveiliger aanvaardt.
5.8.
De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD1847, Stoof/Mammoet) heeft ten aanzien van een wijziging van een arbeidsvoorwaarde op grond van artikel 7:611 BW geoordeeld dat in de eerste plaats moet worden onderzocht of de werkgever als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarde en of het door hem gedane voorstel redelijk is, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. Vervolgens dient te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden.
5.9.
Eerst zal dus beoordeeld moeten worden of Seris aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de functie van [eiser] . Volgens Seris voerde [eiser] zijn taken als teamleider niet goed uit en was het daarom nodig om hem uit zijn functie te zetten. [eiser] heeft dit echter gemotiveerd weersproken.
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat Seris onvoldoende heeft onderbouwd dat [eiser] niet goed functioneerde als teamleider. Volgens Seris kwam [eiser] stelselmatig afspraken niet na, vertegenwoordigde hij op onjuiste wijze de belangen van werknemers, Seris en de opdrachtgever, en weigerde hij om een bijdrage te leveren aan een professionele samenwerking met collega’s van Seris. Naast het verslag van het beoordelingsgesprek van 28 december 2017 en de brief van 30 oktober 2018 waarin [eiser] uit zijn functie is gezet, staat er echter niets op papier ter onderbouwing van het standpunt van Seris. Volgens Seris is [eiser] elke keer mondeling door [naam 1] aangesproken in 2018, maar dat is door [eiser] betwist. Hierdoor is onvoldoende vast komen te staan dat Seris [eiser] heeft aangesproken op zijn functioneren en dat [eiser] de kans heeft gekregen om zijn functioneren te verbeteren. Voor zover Seris nog gewezen heeft op haar brief van 6 december 2018 aan [eiser] waarin zij heeft toegelicht waarom het functioneren van [eiser] niet goed is, acht de kantonrechter van belang dat deze brief is opgesteld naar aanleiding van het bezwaar van [eiser] en niet met stukken is onderbouwd.
5.11.
Op basis van het voorgaande wordt tot het voorlopige oordeel gekomen dat er geen aanleiding was voor Seris om de functie van [eiser] te wijzigen, omdat niet is komen vast te staan dat [eiser] zijn functie als teamleider beveiliger niet naar behoren verrichtte. Dit betekent dat artikel 7:611 BW geen grondslag kan bieden voor de wijziging van de arbeidsovereenkomst. Het is dan ook niet de verwachting dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat [eiser] door Seris uit zijn functie geplaatst had mogen worden op 30 oktober 2018. Dit betekent dat het ervoor moet worden gehouden dat de functie van [eiser] nog steeds teamleider beveiliger is. In dit kort geding zal daarom worden toegewezen dat Seris de re-integratie van [eiser] moet voortzetten op de locatie [naam locatie 1] te Oss in de functie van teamleider beveiliger.
5.12.
Gelet echter op de situatie op de locatie [naam locatie 1] is Seris vooralsnog niet verplicht [eiser] – indien en zodra hij voldoende is gere-integreerd – hem de specifieke taken van een teamleider te laten doen op die locatie. CBRE heeft namelijk bij monde van [naam 3] bezwaar gemaakt tegen de terugkeer van [eiser] als teamleider beveiliger op de locatie [naam locatie 1] . Dit bezwaar blijkt voldoende uit de e-mail van 24 februari 2020 (productie 4 bij de conclusie van antwoord). Dit betekent concreet dat [eiser] wel zijn functietitel van teamleider beveiliger behoudt, maar dat hij alleen als beveiliger op de locatie [naam locatie 1] aan de slag kan gaan. Omdat [eiser] toch eerst als beveiliger moet re-integreren en een groot deel (ongeveer 80%) van de werkzaamheden van een teamleider beveiliger uit de werkzaamheden van een beveiliger bestaan (een teamleider beveiliger draait immers gewoon mee als beveiliger in de vijfploegendienst), ziet de kantonrechter hierin geen belemmering.
5.13.
[eiser] heeft daarnaast gevorderd dat een casemanager als begeleider zal worden toegewezen en dat er een dwangsom zal worden verbonden aan zijn terugkeer naar de locatie [naam locatie 1] . Omdat hiertegen geen verweer is gevoerd door Seris en deze vorderingen redelijk zijn, zullen de dwangsom en begeleiding voor een casemanager ook worden toegewezen. De dwangsom zal wel worden gemaximeerd tot € 20.000,-.
5.14.
Wat de door [eiser] gevorderde objecttoeslag en consignatievergoeding betreft is de kantonrechter van oordeel dat op dit moment niet kan worden vastgesteld of [eiser] daar recht op heeft. Volgens Seris is de consignatievergoeding verbonden aan het verrichten van consignatiediensten en die heeft [eiser] sinds 1 november 2018 niet meer gedaan. De objecttoeslag is volgens Seris verbonden aan de functie van teamleider beveiliger en die functie voert [eiser] op dit moment niet uit, gelet op zijn ziekte. [eiser] heeft gesteld dat hij deze vergoedingen altijd heeft gekregen, ook tijdens vakantie en ziekte, en dat Seris zich nooit aan de voorwaarden voor consignatie in de cao heeft gehouden. Omdat dit door Seris is betwist en door [eiser] niet nader is onderbouwd, zou onderzocht moeten worden of wat [eiser] stelt juist is. Een kort gedingprocedure leent zich echter niet voor bewijslevering, zodat de betaling van deze vergoedingen nu niet bij wijze van voorlopige voorziening kan worden toegewezen.
5.15.
Omdat de door [eiser] gevorderde veroordeling van Seris in de achterstallige en toekomstige objecttoeslag en consignatievergoeding worden afgewezen, zijn er geen gronden om de daarmee verband houdende nevenvorderingen (wettelijke verhoging buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en bruto netto specificatie) toe te wijzen.
5.16.
Seris heeft echter wel erkend dat er een afbouw had moeten plaatsvinden wat betreft de objecttoeslag. De kantonrechter is van oordeel dat Seris daarom nu wel alvast kan worden veroordeeld om die afbouwvergoeding aan [eiser] te betalen.
5.17.
Seris is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat zij in de proceskosten zal worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten en wettelijke rente komen tevens voor toewijzing in aanmerking.

6.De beslissing

De kantonrechter:
rechtdoende in kort geding:
gebiedt Seris om, binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis, de re-integratie van [eiser] voort te zetten op de locatie [naam locatie 1] te Oss, in de functie van teamleider beveiliger (maar zonder de specifiek bij een teamleider behorende taakonderdelen) onder begeleiding van een casemanager, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag (een gedeelte van een dag voor een hele gerekend) dat Seris in gebreke blijft om hieraan te voldoen, met een maximum van € 20.000;
veroordeelt Seris om aan [eiser] de afbouw van de objecttoeslag te betalen;
veroordeelt Seris in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
  • € 336,89 aan verschotten;
  • € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;
  • voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
en indien Seris niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is Seris de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688