In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres ontving sinds maart 2011 ouderdomspensioen volgens de alleenstaandennorm, maar verweerder heeft vastgesteld dat zij sinds maart 2011 een gezamenlijke huishouding voert met haar partner, [naam 1]. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres ten onrechte ouderdomspensioen naar de norm voor alleenstaanden heeft ontvangen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aan haar verklaring van 12 oktober 2018 kan worden gehouden, ondanks haar beroep op een paniekstoornis. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen zijn om van herziening of terugvordering van het ouderdomspensioen af te zien. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en de rechtbank bevestigde de terugvordering van het ten onrechte verstrekte ouderdomspensioen. De uitspraak benadrukt de criteria voor het vaststellen van een gezamenlijke huishouding en het vertrouwensbeginsel in bestuursrechtelijke context.