ECLI:NL:RBROT:2020:2128
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
Op 10 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft de herziening van de bijstandsuitkering van eiser op grond van de Participatiewet (Pw) en de terugvordering van teveel betaalde bijstand. Eiser ontving vanaf 1 juli 2017 bijstand, maar na een heronderzoek door verweerder bleek dat eiser diverse bijschrijvingen en contante stortingen op zijn bankrekening had ontvangen die hij niet had gemeld. Verweerder herzag de uitkering van eiser en vorderde een bedrag van € 10.585,78 terug, wat later werd verlaagd naar € 7.651,18 netto na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar van eiser.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden. De rechtbank oordeelde echter dat de stortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van eiser als middelen in de zin van de Pw moeten worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat eiser deze bijschrijvingen en stortingen niet had gemeld, wat een schending van de inlichtingenplicht opleverde. Eiser had niet onderbouwd dat hij onjuist was geïnformeerd over zijn verplichtingen, en de rechtbank concludeerde dat de terugvordering rechtmatig was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.