ECLI:NL:RBROT:2020:209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2020
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
C/10/586352 / KG ZA 19-1200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van bescheiden in kort geding met betrekking tot huurovereenkomsten en goudtransacties

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een andere besloten vennootschap (hierna: gedaagde). Eiseres vorderde op basis van artikel 843a Rv dat gedaagde haar inzage zou geven in bepaalde bescheiden die verband hielden met de huurovereenkomsten van kluizen en de opslag van goud. Eiseres stelde dat zij een rechtmatig belang had bij deze inzage, omdat zij vermoedde dat gedaagde aansprakelijk kon worden gehouden voor schade die zij had geleden door het ontbreken van goud in de gehuurde kluizen.

De rechtbank heeft de vordering van eiseres grotendeels afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de gevraagde bescheiden bestonden, en dat voor een deel van de bescheiden gewichtige redenen bestonden om inzage te weigeren, met name als het ging om vertrouwelijke gegevens over de beveiliging van de kluizen. De rechtbank heeft wel bepaald dat gedaagde de toegangsregistraties van de kluizen moest verstrekken, maar andere vorderingen zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

De uitspraak benadrukt het belang van het recht op inzage in documenten in het kader van juridische procedures, maar ook de bescherming van vertrouwelijke informatie en de noodzaak om een rechtmatig belang aan te tonen bij het verzoek om inzage.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/586352 / KG ZA 19-1200
Vonnis in kort geding van 6 januari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaten mrs. C. van de Meent en J.L. van den Heuvel, beiden kantoorhoudende in Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.I. van Vlijmen, kantoorhoudende in Den Haag.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 december 2019, met producties 1 tot en met 21;
  • de producties van [naam gedaagde] , genummerd 1 tot en met 9;
  • de mondelinge behandeling op 19 december 2019;
  • de pleitnota van [naam eiseres] ;
  • de pleitnota van [naam gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam gedaagde] verhuurt kluizen. Deze kluizen bevinden zich in het voormalige bankgebouw van de Hollandsche Bank Unie in Rotterdam.
2.2.
[naam eiseres] huurt drie kluizen van [naam gedaagde] . De huurovereenkomsten zijn achtereenvolgens ingegaan op 1 april, 1 juni en 1 december 2018.
2.3.
[naam eiseres] heeft in de afgelopen jaren geïnvesteerd in goud. Zij kocht het goud van [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), waaraan zij het goud ook weer verkocht. [naam bedrijf] is gevestigd in hetzelfde gebouw als [naam gedaagde] . Het goud zat in boxen.
2.4.
[naam eiseres] heeft de door haar aangekochte boxen opgeslagen in de kluizen die zij huurde van [naam gedaagde] . [naam eiseres] heeft niet alle boxen gecontroleerd alvorens deze werden opgeslagen.
2.5.
Tot de door [naam gedaagde] gehuurde kluizen hadden toegang de (enig) bestuurder van [naam eiseres] en de (enig) bestuurder van [naam bedrijf] , die daartoe was gemachtigd door [naam eiseres] . De bestuurder van [naam bedrijf] is genaamd [naam 1] .
2.6.
Op 7 oktober 2019 heeft [naam eiseres] 10.000 gouden munten verkocht aan [naam bedrijf] , die de munten heeft doorverkocht aan twee verschillende kopers. Deze kopers ontdekten dat in de boxen waarin de gouden munten hadden moeten zitten, geen gouden munten zaten. Zij zijn daarom niet tot betaling aan [naam bedrijf] overgegaan. [naam bedrijf] is op haar beurt niet tot betaling aan [naam eiseres] overgegaan. [naam bedrijf] heeft vervolgens de tussen haar en [naam eiseres] gesloten koopovereenkomst vernietigd op grond van wederzijdse dwaling.
2.7.
De bestuurder van [naam eiseres] heeft daarna, in het bijzijn van [naam 1] en anderen, geconstateerd dat in de boxen die nog in de kluizen lagen ook geen goud zat, met uitzondering van drie boxen.
2.8.
[naam eiseres] heeft bij de politie aangifte gedaan. Naar aanleiding daarvan loopt er een strafrechtelijk onderzoek.

3.Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] veroordeelt om, binnen één week na betekening van het vonnis, van de hieronder onder a tot en met d opgesomde bescheiden afschriften aan [naam eiseres] te verstrekken, dan wel inzage daarin te verschaffen, dan wel uittreksels daarvan aan [naam eiseres] te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
a. alle (schriftelijke en elektronische) (e-mail)correspondentie (meer specifiek e-mails verzonden en/of ontvangen vanuit e-mailadressen eindigend op [naam emailadres] , maar niet daartoe beperkt), die is verstuurd of ontvangen door de hierna genoemde personen die bij [naam gedaagde] Nederland en/of de [naam bedrijf] groep betrokken zijn (geweest):
• [naam 1] ;
• [naam 2] ;
• [naam 3] ;
• [naam 4] ;
• [naam 5] ;
• [naam 6] ;
• [naam 7] ; en
• [naam 8] ,
die op zichzelf en/of in onderlinge samenhang betrekking heeft op:
• [naam eiseres] ;
• het goud van [naam eiseres] (daaronder mede begrepen het goud dat [naam eiseres] in het verleden in haar bezit heeft gehad);
• de aankoop van goud dat vervolgens aan [naam eiseres] is verkocht; en/of
• de verkoop van goud dat voorheen van [naam eiseres] is geweest,
b. toegangsregistraties van panden & kluizen, bewakingsbeelden, sleutel/kluisbewegingen en de diverse protocollen daaromtrent;
c. de overeenkomsten die tussen [naam gedaagde] Nederland en [naam eiseres] zijn gesloten;
d. voorraadregistratie (waaronder inspecties, tellingen, gewichten, locaties etc.).
3.2.
[naam eiseres] baseert haar vordering op artikel 843a Rv en stelt zich op het standpunt dat aan alle in dat artikel neergelegde vereisten is voldaan. [naam eiseres] voert aan dat zij zeer sterke en gefundeerde vermoedens heeft dat [naam gedaagde] Nederland en/of entiteiten die onderdeel uitmaken van de [naam bedrijf] groep aansprakelijk kan/kunnen worden gehouden voor de door [naam eiseres] geleden schade, die zij begroot op minimaal 39 miljoen euro. Haar belang bij inzage in de hiervoor opgesomde bescheiden is gelegen in het kunnen bepalen van haar procespositie. In eventuele procedures tegen [naam gedaagde] Nederland en/of leden van de [naam bedrijf] groep ligt de bewijslast in beginsel bij haar. Zij beschikt nu niet over het volledige verhaal. Zonder de bescheiden kan zij haar processuele positie niet bepalen, laat staan haar vorderingen gemotiveerd onderbouwen, aldus [naam eiseres] .
3.3.
[naam gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten. Volgens [naam gedaagde] heeft [naam eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage in de betreffende bescheiden en is het verzoek veel te ruim. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een zogenoemde fishing expedition. Ten aanzien van een deel van de betreffende bescheiden betwist [naam gedaagde] bovendien dat zij daarover beschikt. Ten aanzien van de bescheiden die betrekking hebben op de beveiliging van de kluisruimte beroept zij zich op het bepaalde in artikel 843a lid 4 Rv. Verder wijst zij erop dat zij niet aan een eventuele veroordeling kan voldoen zolang zij haar server, die in verband met het lopende strafrechtelijke onderzoek door de politie in beslag is genomen, niet terug heeft.
3.4.
Op de voor de beoordeling van de vordering van belang zijnde stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Het toetsingskader

4.1.
Artikel 843a Rv biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover zij niet, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, behoudens in de gevallen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eiser geduide bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage in, of afschrift dan wel uittreksel van, die bescheiden. Het vierde lid bepaalt dat degene die over de bescheiden beschikt of ze onder zijn berusting heeft geen inzage daarin, of afschrift dan wel uittreksel daarvan, hoeft te geven als daar gewichtige redenen voor zijn. Of in een concreet geval een dergelijke ingeroepen gewichtige reden bestaat die tot afwijzing van de vordering of het verzoek moet leiden waar het vertrouwelijke gegevens betreft, dient door de rechter met afweging van alle betrokken belangen, gemotiveerd te worden beslist. Het ligt op de weg van de partij die zich op het bestaan van die gewichtige reden beroept om te stellen en zo nodig aannemelijk te maken met betrekking tot welke gegevens zij het bestaan van haar belang bij vertrouwelijkheid inroept en, zo nodig, waarin dat belang bestaat. Daarbij dient de opgave zo specifiek te zijn dat de rechter zich een oordeel kan vormen over de gerechtvaardigdheid van het beroep (HR 26 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1985, r.o. 3.4.2).
De bescheiden genoemd onder a
4.2.
[naam gedaagde] betwist dat zij beschikt over correspondentie over het goud van [naam eiseres] en de aan- en verkoop daarvan. [naam gedaagde] weet niet of er goud van [naam eiseres] in de door haar aan [naam eiseres] verhuurde kluizen was opgeslagen, laat staan dat zij daarover heeft gecorrespondeerd, aldus [naam gedaagde] .
4.3.
Nu [naam gedaagde] het bestaan van correspondentie over het goud van [naam eiseres]
en de aan- en verkoop daarvan gemotiveerd betwist, ligt het op de weg van [naam eiseres] om in dit kort geding aannemelijk te maken dat die correspondentie wel bestaat (vgl. HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244, r.o. 3.8.4). [naam eiseres] is daar niet in geslaagd. Zij heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat [naam gedaagde] heeft gecorrespondeerd over – kort gezegd – het goud van [naam eiseres] . Het moet er derhalve voor worden gehouden dat [naam gedaagde] niet aan de vordering kan voldoen voor zover deze strekt tot afgifte van, dan wel inzage in, correspondentie daarover. De vordering moet daarom ten aanzien van deze bescheiden worden afgewezen. Aan beoordeling van de vraag of ten aanzien van deze bescheiden is voldaan aan de (overige) vereisten van artikel 843a Rv, komt de voorzieningenrechter hierdoor niet toe.
Voor zover de vordering betrekking heeft op correspondentie in relatie tot [naam eiseres] geldt dat die vordering te algemeen en/of te onbepaald is om voor toewijzing vatbaar te kunnen zijn.
De bescheiden genoemd onder b
4.4.
[naam eiseres] heeft op de zitting te kennen gegeven dat met ‘toegangsregistraties van panden & kluizen’ wordt bedoeld de toegangsregistraties van de (aparte) kluisruimte waarin de drie door haar gehuurde kluizen zich bevinden. [naam gedaagde] heeft medegedeeld dat van de toegang tot die ruimte geen registratie wordt bijgehouden. Wel worden de data en tijdstippen geregistreerd waarop degenen die toegang hadden tot de door [naam eiseres] gehuurde kluizen, te weten de bestuurder van [naam eiseres] en [naam 1] , zich hebben gemeld voor toegang tot die kluizen. [naam gedaagde] heeft medegedeeld dat zij bereid is om die registraties aan [naam eiseres] te verstrekken. De vordering wordt daarom – op dit punt – dienovereenkomstig toegewezen.
4.5.
Met betrekking tot de ‘bewakingsbeelden, sleutel/kluisbewegingen en de diverse protocollen daaromtrent’, stelt [naam gedaagde] zich op het standpunt dat, als al is voldaan aan de in het eerste lid van artikel 843a Rv neergelegde vereisten, zij op grond van het vierde lid van dit artikel niet is gehouden tot het verlenen van – kort gezegd – inzage in deze bescheiden. Zij voert daartoe aan dat deze bescheiden informatie geven over de beveiliging van de door haar verhuurde kluizen en dat zij er – om veiligheidsredenen – groot belang bij heeft dat die informatie geheim blijft. Derden, waaronder klanten, behoren niet te weten hoe het beveiligingsproces verloopt, wanneer bewakers waar zijn, op welke momenten de smederij wordt bezocht en hoe bewakers hun taak uitvoeren, aldus [naam gedaagde] .
4.6.
Het beroep van [naam gedaagde] op de in het vierde lid van artikel 843a Rv neergelegde uitzondering slaagt. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van een gewichtige reden die tot afwijzing van de vordering moet leiden waar het bewakingsbeelden, sleutel/kluisbewegingen en de diverse protocollen daaromtrent betreft. Aannemelijk is – gelet op wat [naam gedaagde] heeft aangevoerd – dat het om vertrouwelijke gegevens gaat en dat [naam gedaagde] een zwaarwegend belang heeft bij geheimhouding daarvan. De voorzieningenrechter betrekt verder in zijn oordeel dat deze bescheiden – naar mag worden aangenomen – in het strafrechtelijk onderzoek worden betrokken en dat hierdoor tegemoet gekomen kan worden aan het belang van [naam eiseres] bij inzage hierin, dat met name daarin bestaat dat kan worden vastgesteld wie (mogelijk) toegang hebben gehad tot de kluizen van [naam eiseres] .
De bescheiden genoemd onder c
4.7.
De vordering wordt ook afgewezen voor zover deze strekt tot afgifte van afschriften van de hiervoor onder 3.1 bedoelde overeenkomsten. [naam eiseres] heeft geen belang meer hierbij, omdat [naam gedaagde] inmiddels – in het kader van deze procedure – afschriften van de overeenkomsten heeft overgelegd (productie 4 van [naam gedaagde] ).
De bescheiden genoemd onder d
4.8.
[naam gedaagde] heeft op de zitting medegedeeld dat zij niet beschikt over voorraadregistratie. Zij stelt dat zij slechts kluizen verhuurt, dat haar niet aangaat wat er in de kluizen wordt opgeslagen, en dat zij daar ook geen administratie van bijhoudt. [naam eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat [naam gedaagde] wel beschikt over voorraadregistratie. De vordering moet daarom ook op dit punt worden afgewezen. Aan beoordeling van de vraag of ten aanzien van deze bescheiden is voldaan aan de (overige) vereisten van artikel 843a Rv, komt de voorzieningenrechter hierdoor evenmin toe.
De gevorderde dwangsomveroordeling
4.9.
Omdat [naam gedaagde] op de zitting te kennen heeft gegeven dat zij bereid is om een afschrift van de onder 4.4 bedoelde registraties aan [naam eiseres] te verstrekken en er geen aanleiding is om te veronderstellen dat [naam gedaagde] een daartoe strekkende veroordeling niet zal nakomen, ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen reden om een dwangsom op te leggen.
De proceskosten
4.10.
Aangezien beide partijen gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om, binnen één week na betekening van dit vonnis, dan wel, indien de registraties zich uitsluitend bevinden op de door de politie in beslag genomen server en deze nog niet is teruggegeven aan [naam gedaagde] , binnen één week nadat [naam gedaagde] de server heeft teruggekregen, aan [naam eiseres] afschriften te verstrekken van de toegangsregistraties voor zover het de data en tijdstippen betreft waarop de bestuurder van [naam eiseres] en [naam 1] zich hebben gemeld voor toegang tot de door [naam eiseres] gehuurde kluizen,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2020.2885/676