In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een andere besloten vennootschap (hierna: gedaagde). Eiseres vorderde op basis van artikel 843a Rv dat gedaagde haar inzage zou geven in bepaalde bescheiden die verband hielden met de huurovereenkomsten van kluizen en de opslag van goud. Eiseres stelde dat zij een rechtmatig belang had bij deze inzage, omdat zij vermoedde dat gedaagde aansprakelijk kon worden gehouden voor schade die zij had geleden door het ontbreken van goud in de gehuurde kluizen.
De rechtbank heeft de vordering van eiseres grotendeels afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de gevraagde bescheiden bestonden, en dat voor een deel van de bescheiden gewichtige redenen bestonden om inzage te weigeren, met name als het ging om vertrouwelijke gegevens over de beveiliging van de kluizen. De rechtbank heeft wel bepaald dat gedaagde de toegangsregistraties van de kluizen moest verstrekken, maar andere vorderingen zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op inzage in documenten in het kader van juridische procedures, maar ook de bescherming van vertrouwelijke informatie en de noodzaak om een rechtmatig belang aan te tonen bij het verzoek om inzage.