ECLI:NL:RBROT:2020:1669
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van het indienen van een beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had tegen een besluit van de Minister voor Medische Zorg beroep ingesteld, maar het beroepschrift was te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 27 maart 2019 eindigde. Eiser had het beroepschrift op diezelfde dag in de brievenbus van de rechtbank gedeponeerd, maar na sluitingstijd. De rechtbank registreerde het beroepschrift pas de volgende dag, waardoor het als niet-tijdig werd beschouwd.
De rechtbank overwoog dat het aan de indiener is om aan te tonen dat het beroepschrift eerder dan de geregistreerde datum door de rechtbank is ontvangen. Eiser heeft niet kunnen bewijzen dat het beroepschrift tijdig was ingediend, ondanks de verklaring van de gemachtigde dat zij het om 18:00 uur in de brievenbus had gedaan, in aanwezigheid van twee collega’s. De rechtbank oordeelde dat de enkele stelling van de gemachtigde onvoldoende was om de tijdige ontvangst aan te tonen.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij niet in verzuim was geweest. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.