ECLI:NL:RBROT:2020:13315

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/523314 / FA RK 17-2400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap en DNA-onderzoek op stoffelijk overschot

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2020 een beschikking gegeven betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een overledene, in het bijzonder de vraag of [naam 1] de biologische vader is van verzoekster. De rechtbank heeft DNA-onderzoek gelast op het stoffelijk overschot van [naam 1]. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.G. van Tilburg-Keesmaat, heeft verzocht om dit onderzoek en heeft de kosten daarvan bereid te dragen. De verweerders, [naam verweerder 1] en [naam verweerder 2], vertegenwoordigd door mr. T.J.E. op de Weegh, hebben geen bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde deskundigen en de kosten, maar handhaven hun standpunt dat zij niet in de proceskosten dienen te worden veroordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van het DNA-onderzoek, inclusief de opgraving van het stoffelijk overschot, in totaal € 3.821,- bedragen. Verzoekster is verplicht om dit bedrag als voorschot te betalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verzoekster de vergunning voor de opgraving bij de gemeente Schagen moet aanvragen en dat de opgraving en herbegraving uitgevoerd zullen worden door Vreeker Begraafplaatsservice. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot 1 februari 2021, in afwachting van het deskundigenbericht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige.

De rechtbank heeft benadrukt dat als partijen niet voldoen aan hun verplichtingen, zij de gevolgen daarvan kan trekken. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. E.S. Jansen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/523314 / FA RK 17-2400
Beschikking van 14 juli 2020 betreffende vaststelling ouderschap
in de zaak van:
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster],
hierna te noemen verzoekster,
advocaat mr. A.G. van Tilburg-Keesmaat te Alblasserdam,
In deze zaak zijn belanghebbenden:

1..[naam verweerder 1],

2.
[naam verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats verweerders],
hierna te noemen verweerders,
advocaat mr. T.J.E. op de Weegh te Alkmaar.

1..De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van deze rechtbank van 4 februari 2020 en de daarin genoemde stukken;
  • het F-formulier met bijlagen van verzoekster, gedateerd 10 maart 2020.
1.2.
In voornoemde beschikking heeft deze rechtbank onder meer het door verzoekster verzochte DNA-onderzoek door afname van het stoffelijk overschot van [naam 1] gerechtvaardigd geacht. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de daaraan verbonden kosten. Verzoekster heeft dit met voornoemd F-formulier gedaan. Verweerders zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Verzoekster heeft schriftelijk uiteengezet welke elkaar opvolgende handelingen verricht moeten worden voor de tenuitvoerlegging van het DNA-onderzoek op het stoffelijk overschot van [naam 1], zij heeft een voorstel gedaan door wie die handelingen kunnen worden uitgevoerd en welke kosten daaraan zijn verbonden. Volgens verzoekster gaat het om de volgende handelingen met daarbij horende kosten:
  • het aanvragen van de vergunning bij de gemeente Schagen ad € 32,30;
  • het opgraven en herbegraven door Vreeker Begraafplaatsservice te Hem ad € 1.120,- exclusief BTW (zodat de rechtbank, vooralsnog rekening houdend met een BTW-tarief van 21% uitgaat van € 1.355,20);
  • het verzamelen/afnemen van lichaamseigen materiaal door CRINA Fysische Antropologie te Den Bosch ad € 1.052,70;
  • het botonderzoek inclusief het opstellen van een DNA-profiel ad € 750,- per poging door [naam bedrijf] te Gouda;
  • het DNA-verwantschapsonderzoek ad € 630,- door [naam bedrijf] te Gouda.
Verzoekster heeft daarbij verklaard dat zij (via haar rechtsbijstandverzekeraar) bereid is het voorschot van die kosten voor haar rekening te nemen, waarbij zij haar standpunt handhaaft dat uiteindelijk verweerders in de proceskosten, waaronder de kosten van de deskundigen, dienen te worden veroordeeld. Verzoekster heeft verder verklaard dat zij de in het geding gebrachte e-mails en offertes aan de advocaat van verweerders heeft verzonden, dat namens verweerders is verklaard dat zij geen bezwaar hebben tegen de voorgedragen deskundigen en kosten, maar dat zij wel hun standpunt handhaven dat zij uiteindelijk niet in de proceskosten, waaronder de kosten van de deskundigen, veroordeeld dienen te worden.
2.2.
De rechtbank zal het in de voornoemde tussenbeschikking aangekondigde deskundigenbericht nu bevelen. Verzoekster heeft zich afdoende uitgelaten over de te benoemen deskundige ([naam bedrijf]) en de ten behoeve daarvan in te schakelen derden (CRINA Fysische Antropologie, Vreeker Begraafplaatsservice en gemeente Schagen) en de daaraan verbonden kosten en verweerders hebben zich hiertegen niet verzet. Aangezien opgraving van het stoffelijk overschot nodig is ter uitvoering van het DNA-onderzoek, wordt dat geacht deel uit te maken van het deskundigenonderzoek. Gelet op de aard van de uit te voeren handelingen gaat de rechtbank er vanuit dat de deskundige en de ten behoeve daarvan in te schakelen derden geen binding met partijen te hebben en niet betrokken zijn bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen.
2.3.
Uit de door verzoekster in het geding gebrachte reacties/offertes volgt dat de aan het te bevelen DNA-onderzoek verbonden kosten in totaal begroot worden op afgerond
€ 3.821,- inclusief omzetbelasting. Zoals in de voornoemde tussenbeschikking (in r.o. 2.9.) is overwogen ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het voorschot door verzoekster dient te worden voldaan. Verzoekster heeft verklaard hiermee in te stemmen. De rechtbank zal bepalen dat verzoekster het bedrag van € 3.821,- als voorschot voor de kosten van de te benoemen deskundige en de ten behoeve daarvan in te schakelen derden zal dienen te betalen, op de wijze als in het dictum bepaald. In de eindbeschikking zal een beslissing worden genomen wie van partijen de proceskosten, waaronder de kosten van het deskundigenonderzoek zal dienen te dragen.
2.4.
Verzoekster zal als de meeste gerede partij de vergunning als bedoeld in artikel
29 van de Wet op de lijkbezorging dienen aan te vragen bij de gemeente Schagen. Verder zal verzoekster de opdracht aan de hiervoor bedoelde derden (Vreeker Begraafplaatsservice en CRINA Fysische Antropologie) dienen te geven en verweerders hiervan in kennis dienen te stellen. De rechtbank gaat er vanuit dat de betrokkenen de planning en werkwijze met elkaar zullen afstemmen, dat verzoekster daarop zicht zal houden en dat zij verweerders van de planning, werkwijze en uitvoering van de werkzaamheden op de hoogte zal houden.
2.5.
De rechtbank zal de in de voornoemde tussenbeschikking (r.o. 2.6.) toegewezen vervangende toestemming voor opening van het graf en het laten verrichten van die handelingen die ertoe leiden dat er in het kader van het onderzoek kan worden beschikt over lichaamseigen materiaal van [naam 1], in deze beschikking opnemen.
Daarbij wijst partijen erop dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
2.6.
Verzoekster heeft zich niet uitgelaten over de termijn waarbinnen zij verwacht dat het deskundigenbericht gereed zal zijn. De rechtbank zal de zaak in afwachting van het deskundigenbericht pro forma aanhouden tot de in de beslissing vermelde datum.
Als het deskundigenbericht dan nog niet gereed is, dient verzoekster de rechtbank in te lichten over de stand van zaken en de te verwachten datum waarop het deskundigenbericht naar verwachting wel gereed kan zijn.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek, te weten een DNA-onderzoek op het stoffelijk overschot van [naam 1] ([naam 1]) via een botonderzoek ter verkrijging van DNA-profiel en een DNA-verwantschapsonderzoek, ter beantwoording van de vraag of [naam 1] de biologische vader is van verzoekster;
3.2.
benoemt tot deskundige om voornoemd onderzoek uit te voeren:
[naam 2] of een van de andere geautoriseerde rapporteurs van [naam bedrijf], werkzaam bij [naam bedrijf], [adres];
3.3.
verstaat dat de opgraving en herbegraving van [naam 1] zal geschieden door Vreeker Begraafplaatsservice (gevestigd te Hem, www.begraafplaatsservice.nl) en dat afname van het lichaamsmateriaal op de wijze als door [naam bedrijf] voorgeschreven zal geschieden door [naam 3], senior fysisch antropoloog en archeoloog, of door een collega met vergelijkbaar functieprofiel van CRINA Fysische Antropologie (gevestigd te Den Bosch, www.crinafa.com);
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek vast op een bedrag van € 3.821,- inclusief omzetbelasting;
3.5.
bepaalt dat verzoekster het voorschot van € 3.821,- dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
3.7.
legt aan verweerders geen voorschot op;
3.8.
verleent, indien verweerders daartoe niet op eerste verzoek overgaan, vervangende toestemming voor het openen van het graf alsmede opgraving van het lichaam van [naam 1] en het laten verrichten van al die handelingen die ertoe leiden dat in het kader van DNA-onderzoek de beschikking kan worden verkregen over lichaamseigen materiaal van [naam 1];
3.9.
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van verweerders als nabestaanden van en rechthebbenden op het graf van [naam 1];
3.10.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
3.11.
bepaalt dat de behandeling van de zaak in afwachting van het deskundigenbericht wordt aangehouden tot
1 februari 2021 PRO FORMA;
3.12.
bepaalt dat partijen op laatstbedoelde datum niet op de rechtbank hoeven te verschijnen;
3.13.
bepaalt dat partijen, zodra het deskundigenbericht door de rechtbank is ontvangen, in de gelegenheid gesteld zullen worden om hierop schriftelijk te reageren en hun procedurele wensen kenbaar te maken;
3.14.
bepaalt dat verzoekster, indien het deskundigenbericht op voornoemde pro forma datum nog niet gereed is, de rechtbank schriftelijk zal informeren over de stand van zaken en over de datum waarop verwacht wordt dat het deskundigenbericht wel gereed kan zijn.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. E.S. Jansen op 14 juli 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.