ECLI:NL:RBROT:2020:1292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
10/960041-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen met criminele inkomsten van de vader

Op 17 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte heeft gedurende een periode van drie jaar geprofiteerd van de criminele inkomsten van haar vader, door maandelijks een bedrag van € 1.000,- van hem te ontvangen. In totaal heeft zij € 18.000,- aan contante bedragen ontvangen, € 12.679,78 aan contant geld op haar bankrekening gestort en een auto gekocht voor € 14.220,-, allemaal met geld waarvan de herkomst van misdrijf was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld van haar vader afkomstig was uit criminele activiteiten, en dat zij dit geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 200 uren. De Kia Sportage, die met criminele gelden was aangeschaft, is verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de zorg voor haar kinderen, maar heeft desondanks een straf opgelegd die recht doet aan de ernst van het feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960041-18
Datum uitspraak: 17 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 januari 2020 en 3 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Doorn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen (sub b) met uitzondering van het vierde gedachtenstreepje;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het maandelijks ontvangen van een vast geldbedrag ter hoogte van € 1.000,-. De verdachte heeft ontkend dat zij genoemd bedrag maandelijks van haar vader [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) ontving; zij heeft slechts af en toe een bedrag van hem ontvangen. [naam medeverdachte] heeft in zijn getuigenverklaring bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een totaalbedrag van € 3.000,- aan de verdachte heeft gegeven, zodat van dit bedrag moet worden uitgegaan. De door de politie opgenomen gesprekken mogen slechts gebruikt worden wanneer er steunbewijs is. De verklaring van getuige [naam getuige] (hierna: [naam getuige] ) moet voorzichtig worden benaderd vanwege de problemen tussen hem en de verdachte. Bovendien heeft [naam getuige] niet uit eigen waarneming en spontaan verklaard, maar heeft hij slechts gereageerd op een uitlating van de politie. In het dossier ontbreekt verder wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de volledig ten laste gelegde periode. Verder is er de mogelijkheid dat de verdachte gelet op haar inkomen geld had gespaard. Het in de woning aangetroffen horloge van het merk Rolex en het geldbedrag van € 6.340,- zijn niet van de verdachte, maar van [naam medeverdachte] . Tot slot is er geen bewijs dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de gelden; er is hoogstens sprake van een vermoeden.
4.1.2.
Beoordeling
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is óf en hoeveel contante bedragen de verdachte heeft ontvangen.
Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie (hierna: het OVC-gesprek) van 10 februari 2017 kan worden afgeleid dat [naam medeverdachte] de verdachte en haar zussen maandelijks een vast contant bedrag gaf van € 1.000,- en hun moeder een vast contant bedrag van € 500,-. De rechtbank is van oordeel dat het daadwerkelijk geven van genoemde maandelijkse toelagen voldoende wordt bevestigd door de overige gesprekken die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. Bovendien wordt het maandelijkse bedrag van € 1.000,- bevestigd door de verklaring van getuige [naam getuige] . De rechtbank acht deze verklaring bruikbaar voor het bewijs. In de eerste plaats heeft [naam getuige] wel degelijk uit eigen wetenschap verklaard. Weliswaar wordt in de vraagstelling van de verbalisanten het bedrag van € 1.000,- al genoemd, maar hierop heeft [naam getuige] onder meer geantwoord dat hij dit wist, dat de verdachte heeft gezegd dat ze dat (geld) van haar vader kreeg en dat hij een keer een stapeltje op tafel heeft zien liggen. De rechtbank acht de verklaring van [naam getuige] ook voldoende betrouwbaar. De rechtbank heeft – ondanks de problemen die tussen [naam getuige] en de verdachte zijn ontstaan – geen aanwijzingen dat hij in strijd met de waarheid over de maandelijkse toelage van € 1.000,- heeft verklaard.
Op basis van de bewijsmiddelen, bezien in onderling verband, stelt de rechtbank vast dat de verdachte maandelijks een contant bedrag van € 1.000,- van [naam medeverdachte] heeft ontvangen.
De rechtbank gaat daarbij uit van een kortere periode en dus een lager bedrag dan door de officier van justitie is ten laste gelegd. Uit het opgenomen gesprek van 21 oktober 2016 tussen haar twee zussen blijkt dat hun moeder in die periode al een bedrag van € 500,- “van pa” oftewel van [naam medeverdachte] ontving (tweemaal € 250,-). Gelet op het gesprek van 10 februari 2017 gaat de rechtbank ervan uit dat dit het afgesproken maandelijkse bedrag betrof en dat ook de verdachte in die periode al de maandelijkse toelage van [naam medeverdachte] ontving. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte al vóór 21 oktober 2016 een maandelijks bedrag van € 1.000,- ontving, zodat de verdachte in zoverre wordt vrijgesproken. Gelet op de data van de overige gesprekken zoals opgenomen in de bewijsmiddelen en de verklaring van [naam getuige] na afloop van de tenlastegelegde periode gaat de rechtbank er – net als de officier van justitie – van uit dat de afspraak tot het moment van de aanhouding van de verdachte in april 2018 nog bestond en [naam medeverdachte] het maandelijkse bedrag in elk geval in maart 2018 nog heeft verstrekt. Dat betekent dat de verdachte gedurende 18 maanden een contant bedrag van € 1.000,- heeft ontvangen, zodat een totaalbedrag van € 18.000,- bewezen verklaard kan worden.
Daarnaast staat op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte meerdere contante stortingen ten bedrage van € 12.679,78 op haar rekening heeft gedaan.
Ook staat vast dat de verdachte een contant bedrag van € 14.220,- voor de aankoop van een Kia Sportage heeft betaald. De verdachte heeft niet betwist dat zij dit bedrag van [naam medeverdachte] heeft ontvangen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het aangetroffen geldbedrag van € 6.340,- voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte van het witwassen van dat bedrag zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Verder is de rechtbank conform het standpunt van de verdediging van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het aangetroffen horloge van het merk Rolex heeft witgewassen. [naam medeverdachte] en de verdachte hebben beiden verklaard dat dit horloge van [naam medeverdachte] was. Verder is van belang dat het horloge is aangetroffen in hun gezamenlijke woning en er geen bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat de verdachte dit horloge (mede) voorhanden heeft gehad of hiervan gebruik heeft gemaakt. Ook van dit gedeelte van de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.
Dat betekent dat de verdachte een totaalbedrag van € 18.000,- aan contanten heeft ontvangen, een contant bedrag van € 12.679,78 op haar bankrekening heeft gestort en een contant bedrag van € 14.220,- ten behoeve van de aankoop van een Kia Sportage heeft betaald.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de contante bedragen (en de daarmee bekostigde auto) van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, toch bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Door de officier van justitie zijn feiten en omstandigheden aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de contante geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Naar voren is gebracht dat de contante gelden afkomstig zijn van [naam medeverdachte] , die in het onderzoek Dobricic verdacht wordt van diverse strafbare feiten waaronder overtreding van de Opiumwet. Verder wordt ervan uitgegaan dat [naam medeverdachte] naast het maandelijkse bedrag van € 1.000,- aan de verdachte en haar twee zussen ook nog een maandelijks bedrag van
€ 500,- aan hun moeder verstrekte, zodat hij in elk geval een totaalbedrag van € 3.500,- aan contante gelden per maand uitgaf. Daarnaast heeft [naam medeverdachte] nog diverse andere contante bedragen aan zijn dochters gegeven zoals de tengelastegelegde bedragen voor de auto van de verdachte. In de tenlastegelegde periode kreeg [naam medeverdachte] maandelijks slechts een (al dan niet fictief) salaris van € 1.700,- tot € 2.100,- op zijn bankrekening gestort. Ten tijde van deze periode was bij de Belastingdienst geen eigen vermogen van [naam medeverdachte] bekend. Bovendien werd genoemd loon bancair via maandelijkse overschrijvingen overgemaakt, terwijl op de bankrekeningen van [naam medeverdachte] slechts eenmalig een contante opname van € 100,- is waargenomen. Gezien deze bevindingen is het vermoeden gerechtvaardigd dat de contante bedragen die [naam medeverdachte] aan de verdachte, haar zussen en moeder gaf, geen legale herkomst hebben, maar afkomstig zijn van (criminele) illegale inkomsten.
Dat betekent dat van de verdachte kan worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de contante bedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de contante maandelijkse betalingen ter hoogte van in totaal € 18.000,- van [naam medeverdachte] afkomstig zijn. Daarnaast worden de contante stortingen en het contante bedrag voor de auto aan [naam medeverdachte] toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring over de herkomst van deze bedragen gegeven. De verdediging heeft nog gesuggereerd dat het contant gestorte bedrag ook kan zijn gespaard uit inkomen van de verdachte. De verdachte heeft dit evenwel niet zelf verklaard bij de politie of ter zitting. Wel heeft de verdachte ter zitting verklaard dat zij ongeveer € 3.000,- van haar oma had ontvangen en op haar rekening had gestort. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat zij een deel van het contante bedrag voor de Kia Sportage had gespaard en een deel van [naam medeverdachte] had ontvangen. Tot slot heeft de verdachte verklaard dat zij ook op andere momenten bedragen van [naam medeverdachte] heeft ontvangen. Verder wenste de verdachte niet over haar vader of zijn inkomen te verklaren.
Dat betekent dat een groot deel van de contante bedragen van [naam medeverdachte] afkomstig was. [naam medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris in januari 2020 verklaard dat hij de verdachte, haar zusters en hun moeder wel eens geld gaf als hij wat won met gokken. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring voor de herkomst van het bedrag van € 18.000,- hoogst onwaarschijnlijk is, ook omdat [naam medeverdachte] in zijn verhoor bij de politie in oktober 2018 heeft verklaard dat hij slechts wat kleine prijsjes in de Staatsloterij heeft gewonnen en hij geen geld won in het casino. Nu verder een verklaring van de verdachte of [naam medeverdachte] over de herkomst van de contante bedragen van [naam medeverdachte] in het dossier ontbreekt, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat die contante bedragen - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Voor zover een deel van de contante bedragen een legale herkomst had, geldt dat dit is vermengd met gelden die van [naam medeverdachte] afkomstig waren. De contante bedragen en de auto zijn daarmee in elk geval “gedeeltelijk” van misdrijf afkomstig, nu hieraan van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn toegevoegd dan wel dit bedrag (deels) bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen (HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578).
De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen ook vanuit dat de verdachte wist dat de contante bedragen die zij van haar vader ontving van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank leidt uit diverse opgenomen gesprekken tussen de verdachte en haar vader af dat de verdachte inhoudelijk op de hoogte was van de illegale herkomst van de gelden van [naam medeverdachte] . Dit blijkt onder andere uit de gesprekken van 9 december 2016, 10 juni 2017 en 13 juni 2017. De gesprekken tussen [naam medeverdachte] en de verdachte gingen onder meer over miljoenen die [naam medeverdachte] bij anderen had liggen en over diverse investeringen. Daarnaast bespreken de verdachte en [naam medeverdachte] wat ze zullen verklaren over de herkomst en op welke wijze ze geld zullen verstoppen. Zo spreken zij over het verstoppen van geld in de verwarming en in een dichtgenaaid gedeelte van een jas. Hieruit blijkt eveneens dat [naam medeverdachte] biljetten van € 500,- aan de verdachte gaf, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat deze biljetten veelal in het criminele circuit worden gebruikt. Nu de verdachte geen andere interpretatie van de gesprekken heeft gegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte wist dat het geld van [naam medeverdachte] een illegale herkomst had en er daarom op deze wijze door de verdachte en [naam medeverdachte] over het geld werd gesproken. Er is dus wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wist dat de contante geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte de contante bedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen dan wel heeft omgezet en hiervan gebruik heeft gemaakt. Van enige verhullingshandeling is niet gebleken, zodat de verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Uit het voorgaande volgt eveneens dat de verdachte de geldbedragen samen en in vereniging met [naam medeverdachte] heeft witgewassen. Gelet op de periode van ruim drie jaar en het grote aantal contante bedragen hebben zij van dit witwassen een gewoonte gemaakt.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op meerdere tijdstippen in de periode
van1 januari 2015
tot en met 1mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, telkens tezamen en in vereniging met een ander,,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,immers hebben zij, verdachte en haar mededader, meerdere geldbedragen en voorwerpen, te weten:
- in totaal
18euro (contante maandelijks ontvangen gelden)
en
- in totaal 12.679,78 euro (contante stortingen op bankrekening van verdachte)
en
- 14.220 euro (contante betaling voor een Kia Sportage) en een Kia Sportage
(met kenteken [kentekennummer] )
telkens verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van deze geldbedragen en voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en haar mededader wisten, dat voornoemde geldbedragen en voorwerpen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Zij heeft geprofiteerd van de criminele inkomsten van haar vader door elke maand een bedrag van € 1.000,- van hem aan te nemen gedurende in ieder geval 18 maanden. Daarnaast heeft zij in totaal € 12.679,78 aan contant geld gestort op haar bankrekening en met contant geld ter hoogte van € 14.220,- een auto gekocht. Al deze geldbedragen waren geheel of grotendeels afkomstig van haar vader. De verdachte nam deze aanzienlijke geldbedragen telkens aan en maakte daarvan gebruik, terwijl zij wist dat haar vader dit geld uit enig misdrijf had verkregen. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft zich om deze nadelige gevolgen niet bekommerd en het geld van haar vader aangenomen ten behoeve van haar eigen financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Aangevoerd door de verdachte
De verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het gegeven dat zij de zorg over twee jonge kinderen heeft. Indien zij een gevangenisstraf opgelegd zou krijgen, zou haar oudste zoon onder de zorg van diens biologische vader vallen met wie het contact momenteel problematisch verloopt. Verder heeft de verdachte aangevoerd momenteel te kampen met diverse klachten en daarvoor in behandeling te zijn.
7.3.2.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit en de hoogte van de witgewassen bedragen is in beginsel een gevangenisstraf passend zoals door de officier van justitie geëist. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank hiervan echter afzien. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de verdachte als volwassen vrouw weliswaar anders had moeten handelen, maar dat het hierbij gaat om financiële bijdragen van een vader aan zijn dochter. Deze familierechtelijke betrekking bestaat onafhankelijk van de wil van de verdachte. De rechtbank zal een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opleggen. Bij de bepaling van de hoogte van de taakstraf en de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig, een Kia Sportage met kenteken [kentekennummer] , verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het voorwerp voorkomend op de beslaglijst.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen voertuig zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (zegge: twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (zegge: tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: Kia Sportage met kenteken [kentekennummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2015
tot en met 1 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in
Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
immers hebben zij, verdachte en/of haar mededaders,
a)
van meerdere geldbedragen en/of voorwerpen, te weten:
- in totaal 39.000 euro (meerdere (contante) maandelijkse ontvangen gelden) en/of
- in totaal 12.679,78 euro (contante stortingen op bankrekening van verdachte)
en/of
- 14.220 euro (contante betaling voor een Kia Sportage) en/of een Kia Sportage
(met kenteken [kentekennummer] ) en/of
- 6.340 euro (op 17 april 2018 aangetroffen in de woning aan de [adres]
) en/of
- een zilverkleurige Rolex (op 17 april 2018 aangetroffen in de woning aan de
[adres] )
althans van enige geldbedragen en/of voorwerpen,
(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende is
en/of
b)
meerdere geldbedragen en/of voorwerpen, te weten:
- in totaal 39.000 euro (meerdere (contante) maandelijkse ontvangen gelden)
en/of
- in totaal 12.679,78 euro (contante stortingen op bankrekening van verdachte)
en/of
- 14.220 euro (contante betaling voor een Kia Sportage) en/of een Kia Sportage
(met kenteken [kentekennummer] ) en/of
- 6.340 euro (op 17 april 2018 aangetroffen in de woning aan de [adres]
) en/of
- een zilverkleurige Rolex (op 17 april 2018 aangetroffen in de woning aan de
[adres] )
althans van enige geldbedragen en/of voorwerpen,
(telkens) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van deze geldbedragen en/of voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of haar mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten
vermoeden, dat voornoemde geldbedragen en/of voorwerpen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.