ECLI:NL:RBROT:2020:1290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
10/960040-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen door verdachte met criminele inkomsten van vader

Op 17 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van drie jaar heeft geprofiteerd van de criminele inkomsten van haar vader. Dit omvatte het maandelijks ontvangen van € 1.000,-, contante stortingen op haar bankrekening van in totaal € 51.280,-, en de aankoop van twee personenauto's met contant geld. De verdachte was zich bewust van de illegale herkomst van deze gelden, die afkomstig waren van haar vader, die verdacht werd van diverse strafbare feiten, waaronder overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verhullen van de herkomst van deze bedragen en dat zij een gewoonte had gemaakt van het witwassen van deze criminele gelden. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op en verklaarde verschillende in beslag genomen goederen, waaronder geldbedragen en een Rolex-horloge, verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960040-18
Datum uitspraak: 17 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 januari 2020 en 3 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Doorn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen (als sub b en ten aanzien van het 3e en het 4e gedachtenstreepje als sub a);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het maandelijks ontvangen van een vast geldbedrag ter hoogte van € 1.000,-. De verdachte heeft ontkend dat zij genoemd bedrag maandelijks van haar vader [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) ontving; zij heeft slechts af en toe een bedrag van hem ontvangen. [naam medeverdachte 1] heeft in zijn getuigenverklaring bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een totaalbedrag van € 2.500,- aan de verdachte heeft gegeven, zodat van dit bedrag moet worden uitgegaan. De door de politie opgenomen gesprekken mogen slechts gebruikt worden wanneer er steunbewijs is. De verklaring van getuige [naam getuige 1] (hierna: [naam getuige 1] ) moet voorzichtig worden benaderd vanwege de problemen tussen hem en haar zus [naam medeverdachte 2] , zijn ex-partner. Bovendien heeft [naam getuige 1] niet uit eigen waarneming en spontaan verklaard, maar heeft hij slechts gereageerd op een uitlating van de politie. In het dossier ontbreekt verder wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de volledig ten laste gelegde periode. Daarnaast geldt dat de verdachte daadwerkelijk bij [naam bedrijf] heeft gewerkt. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [naam getuige 2] . Het in de woning aangetroffen horloge van het merk Rolex en het geldbedrag van € 11.660,- zijn niet van de verdachte, maar van [naam medeverdachte 1] respectievelijk haar partner [naam] (hierna: [naam] ). Tot slot is er geen bewijs dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de gelden; er is hoogstens sprake van een vermoeden.
4.1.2.
Beoordeling
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is óf en hoeveel contante bedragen de verdachte heeft ontvangen.
Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie (hierna: het OVC-gesprek) van 10 februari 2017 kan worden afgeleid dat [naam medeverdachte 1] de verdachte en haar zussen maandelijks een vast contant bedrag gaf van € 1.000,- en hun moeder een vast contant bedrag gaf van € 500,-. De rechtbank is van oordeel dat het daadwerkelijk geven van genoemde maandelijkse toelagen voldoende wordt bevestigd door de overige gesprekken die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. Bovendien wordt het maandelijkse bedrag van € 1.000,- bevestigd door de verklaring van getuige [naam getuige 1] . De rechtbank acht deze verklaring bruikbaar voor het bewijs. In de eerste plaats heeft [naam getuige 1] wel degelijk uit eigen wetenschap verklaard. Weliswaar wordt in de vraagstelling van de verbalisanten het bedrag van € 1.000,- al genoemd, maar hierop heeft [naam getuige 1] onder meer geantwoord dat hij dit wist, dat zus [naam medeverdachte 2] heeft gezegd dat ze dat (geld) van haar vader kreeg en dat hij een keer een stapeltje op tafel heeft zien liggen. De rechtbank acht de verklaring van [naam getuige 1] ook voldoende betrouwbaar. De rechtbank heeft – ondanks de problemen tussen [naam getuige 1] en zijn ex-partner [naam medeverdachte 2] – geen aanwijzingen dat hij in strijd met de waarheid over de maandelijkse toelage van € 1.000,- heeft verklaard.
Op basis van de bewijsmiddelen, bezien in onderling verband, stelt de rechtbank vast dat de verdachte maandelijks een contant bedrag van € 1.000,- van [naam medeverdachte 1] heeft ontvangen.
De rechtbank gaat daarbij uit van een kortere periode en dus een lager bedrag dan door de officier van justitie is ten laste gelegd. Uit het opgenomen gesprek van 21 oktober 2016 tussen de verdachte en haar zus [naam medeverdachte 3] , blijkt dat hun moeder in die periode al een bedrag van € 500,- “van pa” oftewel van [naam medeverdachte 1] ontving (tweemaal € 250,-). Gelet op het gesprek van 10 februari 2017 gaat de rechtbank ervan uit dat dit het afgesproken maandelijkse bedrag betrof en dat ook de verdachte in die periode al de maandelijkse toelage van [naam medeverdachte 1] ontving. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte al vóór 21 oktober 2016 een maandelijks bedrag van € 1.000,- ontving, zodat de verdachte in zoverre wordt vrijgesproken. Gelet op de data van de overige gesprekken zoals opgenomen in de bewijsmiddelen en de verklaring van [naam getuige 1] na afloop van de tenlastegelegde periode gaat de rechtbank er – net als de officier van justitie – van uit dat de afspraak tot het moment van de aanhouding van de verdachte in april 2018 nog bestond en [naam medeverdachte 1] het maandelijkse bedrag in elk geval in maart 2018 nog heeft verstrekt. Dat betekent dat de verdachte gedurende 18 maanden een contant bedrag van € 1.000,- heeft ontvangen, zodat een totaalbedrag van € 18.000,- bewezen verklaard kan worden.
Daarnaast staat op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte meerdere contante stortingen ten bedrage van € 51.280,- op haar rekening heeft gedaan.
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte in 2018 een bedrag van € 6.380,22 heeft ontvangen.
Daarnaast staat vast dat de verdachte begin januari 2018 een bedrag van € 27.000,- aan de notaris heeft overgemaakt in verband met de aanbetaling van haar hypotheek. Dit bedrag had zij diezelfde dag ontvangen via de bankrekening van haar oma. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit bedrag op diverse momenten eind 2017 op de rekening van haar oma is gestort.
Ook staat vast dat de verdachte een contant bedrag van € 11.700,- voor de aankoop van een Mercedes Benz en een contant bedrag van € 11.953,70 voor de aankoop van een Land Rover heeft betaald.
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat een contant bedrag van € 11.660,- en een horloge van het merk Rolex ter waarde van € 13.500,- in de woning van de verdachte zijn aangetroffen.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de genoemde contante bedragen en goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, toch bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Door de officier van justitie zijn feiten en omstandigheden aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de contante geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Naar voren is gebracht dat alle contante gelden en genoemde goederen afkomstig zijn van [naam medeverdachte 1] , die in het onderzoek Dobricic verdacht wordt van diverse strafbare feiten waaronder overtreding van de Opiumwet. Verder wordt ervan uitgegaan dat [naam medeverdachte 1] naast het maandelijkse bedrag van € 1.000,- aan de verdachte en haar twee zussen ook nog een maandelijks bedrag van € 500,- aan hun moeder verstrekte, zodat hij in elk geval een totaalbedrag van € 3.500,- aan contante gelden per maand uitgaf. Daarnaast heeft [naam medeverdachte 1] nog diverse andere contante bedragen aan zijn dochters gegeven zoals de tengelastegelegde bedragen voor de auto’s van de verdachte. In de tenlastegelegde periode kreeg [naam medeverdachte 1] maandelijks slechts een (al dan niet fictief) salaris van € 1.700,- tot € 2.100,- op zijn bankrekening gestort. Ten tijde van deze periode was bij de Belastingdienst geen eigen vermogen van [naam medeverdachte 1] bekend. Bovendien werd genoemd loon bancair via maandelijkse overschrijvingen overgemaakt, terwijl op de bankrekeningen van [naam medeverdachte 1] slechts eenmalig een contante opname van € 100,- is waargenomen. Gezien deze bevindingen is het vermoeden gerechtvaardigd dat de contante bedragen die [naam medeverdachte 1] aan de verdachte, haar zussen en moeder gaf geen legale herkomst hadden, maar afkomstig waren van (criminele) illegale inkomsten.
Dat betekent dat van de verdachte kan worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de contante bedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft verklaard dat het loon van € 6.380,22 niet fictief was, maar daadwerkelijk afkomstig was van [naam bedrijf] . Op basis van de opgenomen gesprekken die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen gaat de rechtbank er echter van uit dat de verdachte begin 2018 een fictief dienstverband had [naam bedrijf] en dat [naam medeverdachte 1] de werkgeverskosten van het loon van € 6.380,22 aan de eigenaar van [naam bedrijf] , de heer [naam getuige 2] , heeft betaald. De rechtbank merkt dit bedrag dan ook als fictief loon aan en gaat ervan uit dat dit afkomstig was van [naam medeverdachte 1] .
Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat het bedrag van € 27.000,- een schenking van haar oma betrof, die haar oma heeft betaald uit contanten die zij thuis had liggen. De rechtbank gaat er op grond van de bewijsmiddelen echter van uit dat (een groot deel van) dit bedrag afkomstig was van [naam medeverdachte 1] en door (de partner van) de verdachte contant op diverse momenten eind 2017 op de rekening van haar oma is gestort.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de contante maandelijkse betalingen ter hoogte van in totaal € 18.000,-van [naam medeverdachte 1] afkomstig zijn. Daarnaast worden de contante stortingen en het contante bedrag voor de auto’s aan [naam medeverdachte 1] toegeschreven. De verdachte heeft ook erkend dat het horloge van het merk Rolex van [naam medeverdachte 1] afkomstig was, zodat hiervan uitgegaan wordt.
Wat betreft de gelden die zij van [naam medeverdachte 1] ontving, heeft de verdachte ter zitting nog verklaard dat deze van een lening van haar vader afkomstig waren. Los van het late tijdstip van deze verklaring, wordt dit niet bevestigd door [naam medeverdachte 1] zelf. [naam medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris in januari 2020 verklaard dat hij de verdachte, haar zusters en hun moeder wel eens geld gaf als hij wat won met gokken. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring voor de herkomst van het bedrag van € 9.000,- hoogst onwaarschijnlijk is, ook omdat [naam medeverdachte 1] in zijn verhoor bij de politie in oktober 2018 heeft verklaard dat hij slechts wat kleine prijsjes in de Staatsloterij heeft gewonnen en hij geen geld won in het casino. Bovendien geldt dat een deel van de bedragen, zoals het contante bedrag voor de Land Rover, uit biljetten van € 500,- bestond. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze biljetten slechts in het criminele circuit worden gebruikt. Nu verder een verklaring van de verdachte of [naam medeverdachte 1] over de herkomst van de contante bedragen van Birjomohun in het dossier van de verdachte ontbreekt, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat die contante bedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft ter zitting nog verklaard dat het in de woning aangetroffen bedrag van € 11.660,- van haar partner was, welk bedrag hij had verdiend met kickboksen. Gelet op het late tijdstip van deze verklaring, gelet op het gegeven dat de verdachte diverse contante bedragen van [naam medeverdachte 1] ontving en het feit dat het bedrag van € 11.660,- deels bestond uit biljetten van € 500,-, acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat dit bedrag volledig afkomstig was van het kickboksen van [naam] . Voor zover een deel van het contante bedrag een legale herkomst had, geldt bovendien dat dit is vermengd met gelden die van [naam medeverdachte 1] afkomstig waren. Daarmee is het in elk geval "gedeeltelijk" van misdrijf afkomstig, nu hieraan van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn toegevoegd dan wel (deels) bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen (HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578).
De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen ook van uit dat de verdachte wist dat de contante bedragen die zij van haar vader ontving van misdrijf afkomstig waren. Los van de eerdergenoemde gang van zaken rond het fictieve loon van de verdachte en de betaling van € 27.000,- blijkt uit diverse opgenomen gesprekken tussen de verdachte en haar vader dat de verdachte inhoudelijk op de hoogte was van de illegale herkomst van de gelden van [naam medeverdachte 1] . Dit blijkt onder andere uit de gesprekken van 25 maart 2017, 11 juli 2017 en 25 juli 2017, waarin de verdachte onder meer heeft besproken dat “alles van [naam medeverdachte 1] zwart is”. Ook hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] hierin besproken dat [naam medeverdachte 1] niets op zijn naam wil hebben vanwege de veiligheid en bood de verdachte aan om een auto van [naam medeverdachte 1] op naam van haar partner te zetten. Nu de verdachte geen andere interpretatie van eerdergenoemde gesprekken heeft gegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte wist dat het geld van [naam medeverdachte 1] een illegale herkomst had en de verdachte hiervan op de hoogte was. Er is dus wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wist dat de contante geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte de contante bedragen samen en in vereniging met [naam medeverdachte 1] heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen dan wel heeft omgezet en hiervan gebruik heeft gemaakt. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het in vereniging verhullen van de herkomst van een deel van deze bedragen.
Gelet op de periode van ruim drie jaar en het grote aantal contante bedragen hebben zij van dit witwassen een gewoonte gemaakt.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op meerdere tijdstippen in de periode
van1 januari 2015
tot en met 1 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededader,
van meerdere geldbedragen, te weten:
- in totaal 6.380,22 euro (ontvangen fictief loon) en
- 27.000 euro (aanbetaling
hypotheek) telkens de herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende is
en
meerdere geldbedragen en voorwerpen, te weten:
- in totaal
18euro (meerdere contante maandelijks ontvangen gelden)
en
- in totaal 51.280 euro (contante stortingen op bankrekening van verdachte)
en
- in totaal 6.380,22 euro (ontvangen fictief loon) en- 27.000 euro (aanbetaling
hypotheek) en- 11.700 euro (contante betaling voor een Mercedes Benz A-180) en een
Mercedes Benz A-180 (met kenteken [kentekennummer 1] ) en
- 11.953,70 euro (contante betaling voor een Landrover Evoque en een
Landrover Evoque (met kenteken [kentekennummer 2] ) en
- 11.660 euro (op 17 april 2018 aangetroffen) en
- een Rolex, type Sky-Dweller (getaxeerd op 13.500 euro)
,
telkens verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van deze geldbedragen en voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en haar mededader wistendat voornoemde geldbedragen en voorwerpen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Zij heeft geprofiteerd van de criminele inkomsten van haar vader door elke maand een bedrag van € 1.000,- van hem aan te nemen gedurende in ieder geval 18 maanden. Ook heeft zij een bedrag van in totaal € 51.280,- aan contant geld gestort op haar bankrekening, € 11.660,- contant geld en een Rolex ter waarde van € 13.500,- voorhanden gehad in haar woning en twee personenauto’s met contant geld aangeschaft voor bedragen van € 11.700,- en € 11.953,75,-. Al deze geldbedragen waren geheel of grotendeels afkomstig van haar vader. De verdachte nam deze aanzienlijke geldbedragen telkens aan en maakte daarvan gebruik, terwijl zij wist dat haar vader dit geld uit enig misdrijf had verkregen. De verdachte heeft daarnaast een bedrag van € 6.380,22 aan salaris ontvangen uit een dienstverband dat fictief was. In feite was het haar vader die haar salaris betaalde. Ook heeft zij € 27.000,- aanbetaald aan de hypotheek op haar woning, van geld dat van haar vader afkomstig was, maar dat via de rekening van haar oma naar haar werd overgemaakt om de werkelijke herkomst te verhullen. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien heeft het in omloop brengen van witgewassen geldbedragen een sterk corrumperende werking en faciliteert dit veelal ander strafbaar handelen. De verdachte heeft zich om deze nadelige gevolgen niet bekommerd en puur uit eigen financieel gewin gehandeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Aangevoerd door de verdachte
De verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het gegeven dat zij – samen met haar ex-partner – de gedeelde zorg over twee jonge kinderen heeft. Daarnaast werkt zij als zelfstandige zonder personeel en doorloopt zij momenteel een sollicitatieprocedure voor een vaste baan.
7.3.2.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit en de hoogte van de witgewassen bedragen is in beginsel een gevangenisstraf passend zoals door de officier van justitie geëist. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank hiervan echter afzien. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de verdachte als volwassen vrouw weliswaar anders had moeten handelen, maar dat het hierbij gaat om financiële bijdragen van een vader aan zijn dochter. Deze familierechtelijke betrekking bestaat onafhankelijk van de wil van de verdachte. De rechtbank zal een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opleggen. Bij de bepaling van de hoogte van de taakstraf en de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst onder nummer 1 en 4 genoemde geldbedragen, de onder nummer 2 en 6 op de beslaglijst opgenomen personenauto’s en het onder nummer 3 op de beslaglijst opgenomen Rolex-horloge verbeurd te verklaren.
Ten aanzien van de onder nummer 5 op de beslaglijst opgenomen Blackberry-telefoon heeft de officier van justitie gevorderd deze te onttrekken aan het verkeer. De Blackberry-telefoon is een PGP-telefoon. Het is een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons voornamelijk worden gebruikt in het criminele circuit.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de voorwerpen voorkomend op de beslaglijst.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedragen (samen ter hoogte van in totaal
€ 11.660,-), de Landrover Evoque en de Mercedes Benz (getaxeerd op respectievelijk
€ 17.760,- en € 12.045,-), alsmede het horloge van het merk Rolex (getaxeerd op
€ 13.500,-) zullen worden verbeurd verklaard. Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
De in beslag genomen en niet teruggegeven Blackberry-telefoon zal worden onttrokken aan het verkeer. Gebleken is dat dit een PGP-telefoon betreft. De telefoon is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zegge: zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (zegge: tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
232 (zegge: tweehonderdtweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
116 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: de geldbedragen van tezamen € 11.660,00 (nrs. 1-4 op de beslaglijst), de personenauto’s van de merken Landrover Evoque en Mercedes Benz (nrs. 2 en 6 op de beslaglijst) en het horloge van het merk Rolex (nr. 3 op de beslaglijst).
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de mobiele telefoon van het merk Blackberry (nr. 5 op de beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2015
tot en met 1 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in
Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
immers hebben zij, verdachte en/of haar mededaders,
a)
van meerdere geldbedragen en/of voorwerpen, te weten:
- in totaal 39.000 euro (meerdere (contante) maandelijkse ontvangen gelden)
en/of
- in totaal 51.280 euro (contante stortingen op bankrekening van verdachte)
en/of
- in totaal 6.380,22 euro (ontvangen fictief loon) en/of
- 27.000 euro, althans 17.000 euro, althans enig geldbedrag (aanbetaling
hypotheek) en/of
- 11.700 euro (contante betaling voor een Mercedes Benz A-180) en/of een
Mercedes Benz A-180 (met kenteken [kentekennummer 1] ) en/of
- 11.953,70 euro (contante betaling voor een Landrover Evoque en/of een
Landrover Evoque (met kenteken [kentekennummer 2] ) en/of
- 11.660 euro (op 17 april 2018 aangetroffen) en/of
- een Rolex, type Sky-Dweller (getaxeerd op 13.500 euro)
althans van enige geldbedragen en/of voorwerpen,
(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende is
en/of
b)
meerdere geldbedragen en/of voorwerpen, te weten:
- in totaal 39.000 euro (meerdere (contante) maandelijkse ontvangen gelden)
en/of
- in totaal 51.280 euro (contante stortingen op bankrekening van verdachte)
en/of
- in totaal 6.380,22 euro (ontvangen fictief loon) en/of
- 27.000 euro, althans 17.000 euro, althans enig geldbedrag (aanbetaling
hypotheek) en/of
- 11.700 euro (contante betaling voor een Mercedes Benz A-180) en/of een
Mercedes Benz A-180 (met kenteken [kentekennummer 1] ) en/of
- 11.953,70 euro (contante betaling voor een Landrover Evoque en/of een
Landrover Evoque (met kenteken [kentekennummer 2] ) en/of
- 11.660 euro (op 17 april 2018 aangetroffen) en/of
- een Rolex, type Sky-Dweller (getaxeerd op 13.500 euro)
althans van enige geldbedragen en/of voorwerpen,
(telkens) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van deze geldbedragen en/of voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of haar mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten
vermoeden, dat voornoemde geldbedragen en/of voorwerpen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;