Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 10 december 2020, naar aanleiding van een eerdere beschikking van 19 november 2020 waarin een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel was verleend. De betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, was eerder opgenomen geweest en had zich onttrokken aan zorg. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 december 2020 werd betrokkene gehoord, samen met haar advocaat en een psychiater in opleiding. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank oordeelde dat het gedrag van betrokkene, als gevolg van haar psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel en dat verplichte zorg noodzakelijk is. Er waren geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien betrokkene onvoldoende bereid was om behandeling te accepteren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank bepaalde dat de verplichte zorg maatregelen omvatte zoals het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 28 december 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.