De gemeente heeft – verkort weergegeven – verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] , voor zover het dienstverband niet als gevolg van het besluit van 20 december 2019 is geëindigd, te ontbinden op grond van:
I) primair artikel 7:686 BW, op grond van een tekortkoming in de nakoming van de
contractuele verplichtingen van [verweerder] , zodanig dat de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn moet worden ontbonden;
II) subsidiair: artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, juncto artikel 7:699 lid 3, onderdeel e, BW, op grond van verwijtbaar handelen door [verweerder] , zodanig dat van de gemeente in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding;
III) meer subsidiair: artikel 7:671 lid 1, onderdeel a, BW, juncto artikel 7:699 lid 3,
onderdeel g, BW, op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de gemeente in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding;
IV. uiterst subsidiair: artikel 7:671 b lid 1, onderdeel a, BW, juncto artikel 7:699 lid 3, onderdeel i, BW, op grond van een combinatie van de omstandigheden onder II
en III, die zodanig is dat van de gemeente in redelijkheid niet kan worden gevergd
de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding.