Op 10 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 150 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, die als transporteur fungeerde, heeft samen met anderen op 15 mei 2018 via de Rotterdamse haven deze grote hoeveelheid cocaïne in Nederland gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 2 jaar geëist, wat de rechtbank uiteindelijk heeft opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 1 jaar en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte, en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft ook de impact van de drugshandel op de volksgezondheid en de criminaliteit in de samenleving benadrukt. De verdachte heeft geen aansturende rol gehad en heeft na zijn aanhouding zijn leven weer op orde gekregen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft ook besloten dat de in beslag genomen telefoon aan de verdachte moet worden teruggegeven.