Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 24 november 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren betrokkene en zijn advocaat aanwezig, maar de officier van justitie was afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en de omgeving. Ondanks de betwisting van de advocaat dat er momenteel nog sprake is van ernstig nadeel, heeft de rechtbank geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en te herstellen.
De rechtbank heeft overwogen dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, omdat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg vrijwillig te accepteren. De advocaat heeft gepleit voor continuering van de zorg in een vrijwillig kader, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de risico's te groot zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van drie maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft ook de specifieke vormen van verplichte zorg vastgesteld die noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt door griffier J.C.A. van 't Zelfde.