ECLI:NL:RBROT:2020:12451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
C/10/608557 / FA RK 20-9204
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 24 november 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren betrokkene en zijn advocaat aanwezig, maar de officier van justitie was afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en de omgeving. Ondanks de betwisting van de advocaat dat er momenteel nog sprake is van ernstig nadeel, heeft de rechtbank geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en te herstellen.

De rechtbank heeft overwogen dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, omdat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg vrijwillig te accepteren. De advocaat heeft gepleit voor continuering van de zorg in een vrijwillig kader, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de risico's te groot zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van drie maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft ook de specifieke vormen van verplichte zorg vastgesteld die noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt door griffier J.C.A. van 't Zelfde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/608557 / FA RK 20-9204
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 december 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende aan [adres betrokkene] ,
advocaat mr. D.H. van Tongerlo te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 24 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van
11 november 2020;
  • de zorgkaart van 10 januari 2020;
  • het zorgplan van 16 september 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
11 december 2020 in het gebouw van de rechtbank te Rotterdam.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , psychiatrisch verpleegkundige, tevens ambulant behandelaar, verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Namens betrokkene betwist de advocaat dat er momenteel nog sprake is van ernstig nadeel. Hij geeft aan dat de geldigheid van de vorige zorgmachtiging reeds op 15 oktober 2020 is verstreken en dat het de afgelopen twee maanden goed is gegaan met betrokkene. Betrokkene verklaart dat hij inmiddels ook niet meer blowt. Uit de stukken is gebleken dat betrokkene recentelijk opgenomen is geweest, omdat hij de depotmedicatie weigerde en er sprake was van een recidief psychotisch toestandsbeeld. Hierbij heeft betrokkene zichzelf verwaarloosd en beschadigd. Daarnaast maakte betrokkene een oninvoelbare indruk en had hij een dreigende houding en een veranderd realiteitsbesef. Tijdens de opname heeft betrokkene dusdanig agressief gedrag vertoond, dat hij in de separeerruimte heeft verbleven. Momenteel gaat de verpleegkundige ervan uit dat er nog sprake is van wanen. Dit zijn rijkdom- en grootheidsideeën. Betrokkene zou in Zwitserland over geld beschikken en in Suriname over grond. Volgens het steunsysteem van betrokkene is dat niet de realiteit. Het wordt noodzakelijk geacht dat betrokkene de medicatie blijft innemen. Op basis hiervan is naar het oordeel van de rechtbank nog altijd sprake van ernstig nadeel dat verplichte zorg rechtvaardigt.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, omdat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Namens betrokkene voert de advocaat aan dat betrokkene sinds 15 oktober 2020 meewerkt aan de medicatie en afspraken nakomt, zonder machtiging als stok achter de deur. Daarom pleit hij voor continuering van de zorg in een vrijwillig kader. In het verleden is echter gebleken dat het risico bestaat dat betrokkene zonder machtiging zal stoppen met het innemen van medicatie. Betrokkene vindt de medicatie niet nodig, omdat hij denkt dat hij zonder medicatie psychosevrij zal blijven. Dit hangt samen met een gering ziektebesef en de afwezigheid van ziekte-inzicht. Daarnaast ervaart betrokkene in het dagelijks leven veel bijwerkingen van de medicatie en heeft daarom een sterke wens om ermee te stoppen. Dit schept onvoldoende vertrouwen dat betrokkene in een vrijwillig kader zal blijven meewerken. Aan het feit dat het de afgelopen twee maanden goed is gegaan zonder machtiging, kan niet het door de advocaat bepleite vertrouwen worden ontleend dat een machtiging niet nodig is. Betrokkene heeft namelijk tijdens de zitting verklaard dat hij niet wist dat de machtiging al was verstreken.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten. Dit ziet op het nakomen van afspraken met het FACT-team ten behoeve van de ambulante behandeling.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht. De verpleegkundige heeft gemotiveerd verklaard dat het toedienen van vocht en voeding en het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis niet nodig zijn. De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat dat opname onvoldoende voorzienbaar is. Daarom wijst de rechtbank het opnemen in een accommodatie af, evenals de vormen van verplichte zorg die daarmee samenhangen, te weten het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen en het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Omdat de medicatie wordt afgebouwd, kan het zo zijn dat betrokkene binnen afzienbare tijd minder bijwerkingen ervaart en dan wel bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Daarom zal de zorgmachtiging worden verleend voor drie maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 maart 2021.
Deze beschikking is op 11 december 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, en op 21 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.