ECLI:NL:RBROT:2020:12407

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
C/10/596755 / HA ZA 20-472
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tegen maten van maatschap na eerdere veroordeling, grondslag ontbreekt

In deze zaak heeft WM Works Accountancy & Advies B.V. een vordering ingesteld tegen vier gedaagden, die allen betrokken waren bij de maatschap Lodder & Co Accountants & Adviseurs. De vordering is gebaseerd op een eerdere veroordeling van de maatschap door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de maatschap was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan WM Works. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden geen maat waren ten tijde van het sluiten van de overeenkomst waarop de vordering is gebaseerd. Hierdoor ontbreekt de grondslag voor de vordering tegen hen. De rechtbank heeft de vordering van WM Works afgewezen en WM Works veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 9 december 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/596755 / HA ZA 20-472
Vonnis van 9 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WM WORKS ACCOUNTANCY & ADVIES B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Dekker te Lisse,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JARAN B.V.,
gevestigd te Geldermalsen,
gedaagde,
advocaat mr. D.H.J. Hooreman te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARAAT BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.H.J. Hooreman te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JACK & JILL INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.H.J. Hooreman te Utrecht,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEBOTUCA B.V.,
gevestigd te Hilvarenbeek,
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseres wordt hierna WM Works genoemd. Gedaagde sub 1 wordt aangeduid als Jaran, gedaagde sub 2 als Caraat, gedaagde sub 3 als Jack & Jill en gedaagde sub 4 als Hebotuca.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 september 2019; met producties;
  • het vonnis van 27 maart 2020 van de kantonrechter van deze rechtbank waarbij de zaak is verwezen naar de handelskamer van deze rechtbank;
  • het vonnis van 24 mei 2020 waarbij de kantonrechter een kennelijke fout in het vonnis van 27 maart 2020 heeft verbeterd;
  • de conclusie van eis, incident, exceptie van niet-ontvankelijkheid van Caraat en Jack & Jill, met één productie;
  • de conclusie van antwoord van Jaran, met één productie;
  • de conclusie van antwoord van Caraat en Jack & Jill, met één productie;
  • de brief van 13 oktober 2020 met producties 13 tot en met 19 van WM Works in de procedure tegen Jaran;
  • de mondelinge behandeling van 29 oktober 2020;
  • de aantekeningen mondelinge behandeling van de zijde van WM Works;
  • de comparitieaantekeningen van de zijde van Jaran c.s.;
  • de opmerkingen van de zijde van Jaran, Caraat en Jack & Jill op het proces-verbaal van 5 en 6 november 2020;
  • de opmerkingen van de zijde van WM Works op het proces-verbaal bij brieven van 10 november 2020.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Maatschap Lodder & Co Accountants & Adviseurs (hierna: maatschap Lodder & Co) heeft op 15 augustus 2005 een partnerovereenkomst (hierna: de partnerovereenkomst) gesloten met WM Works. Aan deze partnerovereenkomst is een einde gekomen per 31 juli 2008.
2.2.
Caraat en Jack & Jill zijn per 1 april 2008 toegetreden als maat van maatschap Lodder & Co. Caraat en Jack & Jill zijn per 31 december 2009 uitgetreden als maat van maatschap Lodder & Co.
2.3.
Jaran is in het tweede kwartaal van 2008 als maat toegetreden tot maatschap Lodder & Co. Jaran is per 15 oktober 2011 uitgetreden als maat van maatschap Lodder & Co.
2.4.
Tussen WM Works en maatschap Lodder & Co zijn procedures gevoerd over de financiële afwikkeling van de partnerovereenkomst. WM Works en maatschap Lodder & Co verschilden onder meer van mening over de hoogte van een door maatschap Lodder & Co (al dan niet) aan WM Works te betalen goodwillvergoeding, welke berekend moest worden op basis van een bij de partnerovereenkomst behorende exitregeling.
2.5.
Bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2015 is maatschap Lodder & Co in het kader van het onder 2.4 bedoelde geschil veroordeeld tot betaling aan WM Works van - kort gezegd - € 308.291,-.
2.6.
Op grond van een op 8 mei 2015 ondertekende overeenkomst heeft maatschap Lodder & Co ter voldoening aan het onder 2.5 bedoelde arrest bedragen betaald aan WM Works. Een aantal maten van maatschap Lodder & CO heeft zich bij die overeenkomst hoofdelijk borg gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van maatschap Lodder & Co voortvloeiend uit die overeenkomst. Dat waren niet Jaran, Caraat, Jack & Jill en Hebotuca.
2.7.
Maatschap Lodder & Co heeft tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2015 cassatie ingesteld.
2.8.
Na beoordeling en verwijzing door de Hoge Raad heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 5 februari 2019 maatschap Lodder & Co veroordeeld:
“(…) € 308.291 aan WM Works te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 192.000 vanaf 6 januari 2009 en met de contractuele rente (de rente op staatsleningen met een looptijd van vijf jaar, te bepalen per 1 januari van elk kalenderjaar met een opslag van 1,5% per jaar) over € 116.291 vanaf 1 januari 2009, telkens tot de dag der algehele voldoening;”
Het verschil tussen het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2015 en het arrest van het Gerechtshof Den Bosch van 5 februari 2019 betreft uitsluitend de door maatschap Lodder & Co verschuldigde rente over een bedrag van € 192.000,- aan goodwillvergoeding.
2.9.
Het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 februari 2019 heeft kracht van gewijsde.

3..De vordering en het verweer

3.1.
WM Works vordert, voor zover hier nog van belang:
“1. zodra de verknochte zaak na verwijzing door de kantonrechter bij haar aanhangig is,
beide zaken te voegen;
2. gedaagden sub 1 tot en met 4 ieder te veroordelen tot betaling aan eiseres van de somma
van € 15.838,18, vermeerderd met de wettelijke handelsvertragingsrente over dit bedrag
met ingang van 1 juni 2019 tot de dag van algehele voldoening;
3. gedaagden ieder voor één elfde te veroordelen tot vergoeding van de schade bestaande uit
de kosten die eisers heeft moeten maken als bedoeld hierboven sub 17, op te maken bij
staat en te vereffenen volgens de wet;
4. gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, die van het gelegde beslag
daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het ten deze te
wijzen vonnis en - voor het geval dat voldoening binnen genoemde termijn niet
plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf genoemde termijn voor
voldoening met begroting van de kosten die na de uitspraak zullen ontstaan op € 65,50
aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van
de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 34,00 aan salaris gemachtigde
en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
met verklaring dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.”
3.2.
Jaran voert verweer tegen de vordering. Het verweer van Jaran strekt ertoe WM Works bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen jegens Jaran dan wel deze vorderingen af te wijzen, met veroordeling van WM Works in de kosten van het geding.
3.3.
Caraat en Jack & Jill voeren verweer. Het verweer van Caraat en Jack & Jill strekt er toe primair WM Works in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vorderingen zijn verjaard, subsidiair WM Works in haar vorderingen niet-ontvankelijk te
verklaren, althans haar die vorderingen te ontzeggen, omdat deze vorderingen door de
maatschap zijn betaald, meer subsidiair WM Works in haar vorderingen niet-ontvankelijk te
verklaren althans haar die te ontzeggen, in alle gevallen met veroordeling van WM Works in de kosten van het geding, het salaris van de advocaat daaronder begrepen.

4..De beoordeling

4.1.
Nu de onderhavige zaak gelijktijdig is behandeld met de andere, door WM Works aangespannen procedure tegen onder meer een aantal maten van maatschap Lodder & Co, behoeft de vordering van WM Works onder 1 geen behandeling meer.
4.2.
WM Works heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. Maatschap Lodder & Co is bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof
‘s-Hertogenbosch van 5 februari 2019 veroordeeld tot betaling aan WM Works van een bedrag van € 308.291,-, vermeerderd met rente en kosten. Aan die veroordeling heeft maatschap Lodder & Co niet volledig voldaan. De maatschap heeft geen aan WM Works bekende verhaalsobjecten. Om verhaal te kunnen zoeken voor het restant van de vordering bij de afzonderlijke maten, behoeft WM Works executoriale titels op naam van die afzonderlijke maten. Om die titels te verkrijgen is WM Works de onderhavige procedure gestart. De maten, onder wie Jaran, Caraat, Jack & Jill en Hebotuca, zijn in die hoedanigheid ieder voor gelijke delen jegens WM Works aansprakelijk. Dat betekent in dit geval dat zij ieder voor 1/11 deel van de totale vordering aansprakelijk zijn. Nu WM Works per saldo van maatschap Lodder & Co per 1 juni 2019 (nog) een bedrag te vorderen heeft van € 174.220,03, dienen Jaran, Caraat, Jack & Jill en Hebotuca te worden veroordeeld tot betaling van 1/11 deel daarvan, neerkomend op € 15.838,18, vermeerderd met de lopende rente vanaf 1 juni 2019.
4.3.
Jaran, Caraat en Jack & Jill betwisten - kort gezegd - dat zij maat waren van maatschap Lodder & Co op het tijdstip dat de betrokken schuld aan WM Works is ontstaan, zodat zij daarvoor niet kunnen worden aangesproken.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. WM Works pretendeert vorderingen uit een overeenkomst die zij met een openbare maatschap is aangegaan. De maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid. Indien een overeenkomst wordt gesloten met de maatschap, zijn de individuele maten jegens de wederpartij persoonlijk aansprakelijk voor de nakoming van daaruit voortvloeiende verplichtingen van de maatschap. Is sprake van een tekortkoming in de nakoming van een deelbare prestatie, dan zijn de maten aansprakelijk voor gelijke delen. Het is niettemin mogelijk om vorderingen in te stellen tegen de maatschap als zodanig. Die vordering kan in dat geval bij toewijzing worden verhaald op het vermogen van de maatschap, dat een afgescheiden vermogen vormt. Indien de maatschap op een voor derden duidelijk kenbare wijze onder een bepaalde naam aan het rechtsverkeer deelneemt, kan bij het stellen van een vordering in rechte ten laste van die maatschap worden volstaan met het vermelden van de naam van de maatschap. Dat is in de door WM Works in 2009 tegen maatschap Lodder & Co gestarte procedure geschied. In juridische zin is daarmee geprocedeerd tegen de gezamenlijke (rechts)personen die ten tijde van de dagvaarding maat waren.
4.5.
De hiervoor bedoelde procedure is uitgemond in het arrest van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch. De daarbij toegewezen bedragen, voor zover niet reeds voldaan, konden worden verhaald op het afgescheiden vermogen van de maatschap. Anders dan WM Works meent, is het echter niet zo dat hetgeen niet kon worden verhaald op het vermogen van de maatschap, thans zonder meer kan worden verhaald op het vermogen van de afzonderlijke maten die ten tijde van dagvaarding maat van de maatschap waren. Er bestond wel een mogelijkheid om (naast de maatschap) de individuele (rechts)personen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst maat waren in rechte te betrekken ter zake van hun aansprakelijkheid voor gelijke delen voor de nakoming van daaruit voortvloeiende verplichtingen van de maatschap (vgl. HR 15 maart 2013; ECLI:NL:HR:2013:BY7840, r.o. 3.4.2). Teneinde een dergelijke vordering tegen een individuele maat toegewezen te kunnen krijgen, had WM Works echter in ieder geval aan die vordering ten grondslag dienen te leggen dat de betreffende individuele (rechts)persoon maat was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst waarop haar vordering is gebaseerd, althans voorafgaande aan het moment waarop de betreffende schuld van de maatschap is ontstaan , alsmede hoeveel (voor gelijke delen aansprakelijke) maten er op dat moment waren. Dat heeft WM Works niet aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. WM Works heeft ter zitting voorts verklaard dat Jaran, Caraat en Jack & Jill niet tot de maten behoorden per 15 augustus 2005. (Het proces-verbaal bevatte op dat punt een onjuistheid, waarop de rechtbank door zowel WM Works als Jaran c.s. schriftelijk is gewezen). Daarmee ontbeert de vordering tegen Jaran, Caraat en Jack & Jill een uit de stellingen van WM Works af te leiden deugdelijke grondslag. Deze vordering dient dan ook te worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering tegen Hebotuca, nu ook daarvoor geldt dat een grondslag als hiervoor omschreven ontbreekt.
4.6.
WM Works zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Dat komt neer op € 2.042,- aan vastrecht en op € 1.086,- aan salaris (twee punten van liquidatietarief IV) voor advocaat van Jaran, Caraat en Jack & Jill, in totaal derhalve € 3.128,-.
4.7.
Voor behandeling van het door Jaran ingestelde incident, voor zover al geldig ingesteld en gehandhaafd, is bij deze stand van zaken geen plaats meer.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt WM Works in de proceskosten, aan de zijde van Jaran, Caraat en Jack & Jill tot op heden begroot op € 3.128,-;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020.
[1861/1729]