ECLI:NL:RBROT:2020:12140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
25 december 2020
Zaaknummer
10/700526-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Verkrachting in vereniging met toewijzing vordering benadeelde partij.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met een medeverdachte is beschuldigd van verkrachting in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 19 juni 2019 in de woning van de medeverdachte seksuele handelingen hebben plaatsgevonden met de aangeefster, die op dat moment minderjarig was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die wisselend waren, en de verklaringen van de verdachten en medeverdachten zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat de seksuele handelingen niet vrijwillig zijn geweest en dat de verdachte en de medeverdachte de aangeefster hebben gedwongen tot deze handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot zes maanden jeugddetentie, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een leerstraf van 35 uur gericht op het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 9.900,00 vorderde, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een veelbelovende toekomst heeft in de topsport. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, omdat de schade direct verband houdt met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/700526-19
Datum uitspraak: 11 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 27 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een vrijspraak bepleit vanwege een gebrek aan overtuigend bewijs. Niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van ‘dwingen’ en van medeplegen.
De aangeefster legt wisselende verklaringen af, terwijl de verdachte consistent is in zijn verklaring. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] wisten niet op voorhand dat de aangeefster in de woning was. Daarnaast zijn zij niet met zijn drieën tegelijk in de badkamer geweest. Er was daarom geen bewuste samenwerking of een gezamenlijke uitvoering. De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] dat de aangeefster tegelijkertijd vrijwillig seks heeft gehad met hem en de verdachte is niet aannemelijk, omdat hij bang is om veroordeeld te worden. Volgens de verdediging waren de aangeefster en de verdachte alleen in de badkamer en hebben zij toen vrijwillige seks gehad. Zij hebben eerder een seksuele relatie gehad, dus het hebben van seks was voor hen niet ongewoon. De verdachte heeft het gezien zijn status ook niet nodig om een meisje te dwingen tot seks. Het gedrag past ook niet bij hem. Bovendien heeft de aangeefster aangegeven dat de seks met de verdachte ‘te doen’ was en heeft zij hem er in eerste instantie buiten willen houden. Aan haar vertrouwenspersoon heeft zij niet verteld dat de verdachte erbij was. De aangeefster heeft eerder een trauma opgelopen in verband met negatieve seksuele ervaringen, waardoor voorzichtig met haar verklaring moet worden omgesprongen. Dit alles maakt volgens de verdediging dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat sprake is geweest van ‘dwingen’.
4.1.2.
Beoordeling
Namens de minderjarige [naam slachtoffer] heeft haar moeder aangifte gedaan van verkrachting van de minderjarige. In dit vonnis wordt met de aangeefster de minderjarige bedoeld.
In de middag van 19 juni 2019 hebben er in de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] seksuele handelingen plaatsgevonden tussen de aangeefster en de verdachte alsmede tussen de aangeefster en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Dit staat niet ter discussie. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de seksuele handelingen met de verdachte vrijwillig waren en of sprake is van medeplegen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte eerder die middag de aangeefster heeft gebeld om af te spreken. De aangeefster wilde dit niet en heeft nee gezegd. De aangeefster heeft die middag met de medeverdachte [naam medeverdachte 2] afgesproken om - buiten - te gaan chillen. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben de aangeefster en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] gezien. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij boodschappen voor zijn moeder moest doen en daarvoor eerst naar huis moest. De aangeefster ging met hem mee de woning in. Uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat in die woning de medeverdachte [naam medeverdachte 2] werd gebeld, volgens de aangeefster door de verdachte. Dit wordt bevestigd door de historische gegevens van het onderzoek aan de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Even later werd er bij de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] aangebeld, waarop de medeverdachte [naam medeverdachte 2] tegen de aangeefster zei dat zij beter weg kon gaan. De aangeefster is toen niet weggegaan, maar heeft zich in paniek verstopt in de badkamer met de deur op slot. De aangeefster en medeverdachte [naam medeverdachte 2] hebben verklaard dat toen de medeverdachten in de woning waren en zij in de badkamer zat, de medeverdachten op zoek waren naar de aangeefster door te vragen waar zij was. De aangeefster werd vervolgens gebeld door de verdachte. Hierdoor ging haar telefoon af en kwam de verdachte erachter dat zij in de badkamer was. Dat zij werd gebeld door de verdachte, wordt bevestigd door het onderzoek van de telefoongegevens. Na meerdere keren kloppen op de badkamerdeur heeft de aangeefster de deur open gedaan. Toen bleek dat de verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] voor de deur stond. Zowel de aangeefster als de medeverdachte [naam medeverdachte 2] verklaren dat eerst de verdachte en daarna de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de badkamer ingingen. De badkamerdeur ging op slot.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de aangeefster en de drie door de politie verhoorde verdachten allen wisselende verklaringen hebben afgelegd. De aangeefster heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris over de wisselingen in haar verklaringen verklaard dat zij aanvankelijk emotioneel en psychisch niet in orde was en niet of moeilijk over het gebeurde kon praten. Zij lag toen op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis. Voordat zij gedetailleerd bij de politie een verklaring heeft afgelegd, heeft zij - op 8 augustus 2019 - verklaard dat zij aanvankelijk de verdachte er niet bij wilde betrekken, omdat zij bang was dat dit voor haar negatieve gevolgen zou hebben (‘als ik aangifte tegen hem doe dan ga ik er aan’). Omdat zij vindt dat wat hij heeft gedaan niet goed is, is zij toch nader gaan verklaren. Vanaf dat moment is de aangeefster gaan verklaren over de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] die bij haar in de badkamer kwamen en de deur op slot hebben gedaan. Uit haar verklaring van wat er toen is gebeurd, komt naar voren dat de seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, niet vrijwillig hebben plaatsgevonden maar dat zij daartoe gedwongen werd. Zowel de verdachte als de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij seks met de aangeefster hebben gehad en dat deze seks met haar instemming was. In tegenstelling tot de verdachte, die heeft verklaard dat hij niet gelijktijdig met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de badkamer was toen hij of de medeverdachte seksuele handelingen verrichtte, heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 1] verklaard dat hij samen met de verdachte in de badkamer was toen zij beiden met de aangeefster seksueel contact hadden. Ook de medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de badkamer inging, dat de deur op slot ging en dat zij toen gingen ‘vrijen’. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft nog met een mes geprobeerd de deur open te maken. Hij heeft verklaard over het horen van ‘uhm’-geluiden en dat hij ‘nee’ heeft gehoord, geluiden die hij net wat harder hoorde dan de eerder door hem gehoorde ‘kreun’- geluiden. Nadat de politie bij de medeverdachte [naam medeverdachte 2] er op door heeft gevraagd, heeft de medeverdachte verklaard dat de enige schreeuwgeluiden die hij van de aangeefster hoorde de ‘uhm’-geluiden en het ‘nee’ waren. Op een gegeven moment ging de deur open en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft beschreven wat hij toen zag: medeverdachte [naam medeverdachte 1] deed zijn broek omhoog; de verdachte stond voor die deur, maar met zijn rug naar hem toe en de aangeefster zat met haar rug tegen de muur en haar broek zat op haar knieën. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft beschreven hoe de aangeefster er vervolgens aan toe bleek te zijn. Zij kwam kruipend uit de badkamer, leek niet op haar benen te kunnen staan. Hij moest haar ondersteunen. Haar haar was in de war en hij zag (later) dat de aangeefster wilde huilen maar dat niet deed. Deze toestand van de aangeefster heeft de verdachte ook gezien, alleen volgens hem was dit na de seks met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en komt dit niet door de seks die hij met de aangeefster heeft gehad.
De aangeefster is naar huis gegaan en heeft haar kleding in de was gegooid. Haar moeder heeft die kleding gevonden, waarbij zij het vreemd vond dat de aangeefster de kleding onder andere vuile was had gelegd, als het ware had verstopt, en in de was gedaan. Daarbij bemerkte zij dat de onderbroek van de aangeefster helemaal onder het bloed zat, zelfs op het elastiek, en dat er een donkere vlek te zien was op de zwarte trainingsbroek van de aangeefster. Ook de door haar thuis schoon aangetrokken spijkerbroek had bloedvlekken. Dezelfde avond heeft de aangeefster gebeld met de getuige [naam getuige] . De aangeefster heeft tegen de getuige verteld dat zij de badkamer uit wilde gaan, maar werd tegen gehouden, dat zij heeft gevochten en dat zij is verkracht. De volgende avond heeft de aangeefster een suïcidepoging gedaan, waarna zij is opgenomen in het ziekenhuis. Uit de verklaring van de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) blijkt dat de aangeefster meerdere dagen opgenomen is geweest in het ziekenhuis, eerst op de intensive care, daarna op de afdeling kindergeneeskunde en tot slot op de psychiatrische afdeling. Hierna is de aangeefster een traumabehandeling gaan volgen bij Youz. De haar behandelend psycholoog heeft verklaard dat de aangeefster bij Youz terecht is gekomen na een verkrachting en poging zelfdoding.
Uit het geheel van de verklaringen stelt de rechtbank vast dat de verklaring van de aangeefster steun vindt in de telefoongegevens en de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 2] ondersteunt dat de seksuele handelingen die de aangeefster bij de verdachte - en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] - heeft verricht niet vrijwillig waren. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] was niet aanwezig in de badkamer en de deur daarvan was op slot. Hierdoor kan zijn verklaring geen directe steun bieden voor de verklaring van de aangeefster over het geweld en andere feitelijkheden die zijn gebruikt om haar in de badkamer te dwingen tot de seksuele handelingen - waaronder het binnendringen van haar lichaam. De verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] biedt echter wel steun voor de sfeer en de omstandigheden op dat moment in de woning, zoals door de aangeefster beschreven. Bovendien heeft de aangeefster dezelfde avond tegen een vertrouwenspersoon - de getuige [naam getuige] - verteld over een gevecht in de badkamer en een verkrachting.
De aangeefster voelde zich genoodzaakt zich te verstoppen in de badkamer, de verdachte en de medeverdachte zijn die badkamer binnen gedrongen. Toen zij samen met de aangeefster in de badkamer waren hebben er seksuele handelingen plaatsgevonden waarover de aangeefster heeft verklaard dat deze handelingen ruw en met enig geweld plaatsvonden. Hoe de toestand van de aangeefster achteraf direct na afloop van de gebeurtenissen in de badkamer was, is onder andere bevestigd door de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Daarnaast zijn de gevolgen voor de aangeefster, haar suïcidepoging, haar ziekenhuisopname en haar traumabehandeling, bekend.
Van de vier in de middag van 19 juni 2019 in de woning aanwezige personen heeft alleen de verdachte verklaard dat hij niet samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de badkamer was. Hij heeft verklaard dat de seksuele handelingen van de verdachte met de aangeefster vrijwillig waren. Gelet op het geheel van de feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig.
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] samen in de badkamer waren op het moment van de verkrachtingen. De afstand tussen hen beiden moet daarbij gering zijn geweest. De aangeefster heeft zowel op 8 augustus 2019 als op 11 september 2019 verklaard dat zij zowel door de verdachte als door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de badkamer is verkracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om delen van deze verklaringen van de aangeefster niet geloofwaardig te achten. De rechtbank houdt daarnaast in dit opzicht rekening met de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die heeft aangegeven dat hij en de verdachte diezelfde dag plannen hadden om seks te hebben met een meisje, maar dat deze plannen niet zijn doorgegaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en daarmee van medeplegen.
De rechtbank concludeert dan ook dat er sprake is van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen, door de verdachte met de aangeefster toen hij samen met haar en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de badkamer was. Daarnaast was de verdachte aanwezig toen de aangeefster door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] werd verkracht en heeft hij zich daaraan niet onttrokken, noch heeft hij de aangeefster geholpen om zich aan de verkrachting door de medeverdachte te kunnen onttrekken. De aanwezigheid van de verdachte en de medeverdachte tezamen met de aangeefster in de badkamer heeft de dreiging tegen haar versterkt en de mogelijkheid van haar om zich aan de verkrachting te onttrekken verkleind. De gepleegde seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, waren tegen de wil van de aangeefster en zij heeft zich hieraan niet kunnen onttrekken. De rechtbank acht de ten laste gelegde verkrachting, in vereniging gepleegd, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 juni 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
door geweld en andere feitelijkheden [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina en
- betasten van haar lichaam,
het geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het (meermalen)
- betreden van de badkamer waarin zij zich bevond en (vervolgens) op slot draaien van de badkamerdeur en
- vastpakken en vasthouden van haar lichaam en polsen en
- plaatsen van haar tegen een muur en over een wasbak en
- ontkleden van haar en
- trekken aan haar haren en
- plaatsen van een hand op haar mond en
- voorbijgaan aan haar verbale en non-verbale protesten en
- voor haar (aldus) doen ontstaan van een dreigende situatie.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een verkrachting, in vereniging gepleegd. Samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] is hij naar de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 2] gegaan, waar de aangeefster zich had verstopt in de badkamer. De verdachte en de medeverdachte zijn de badkamer binnengedrongen, hebben de deur op slot gedaan en hebben de aangeefster verkracht. De verdachte heeft samen met de medeverdachte de aangeefster onder meer gedwongen tot seksuele handelingen door aan haar haren te trekken en zijn hand voor haar mond te doen. De badkamerdeur zat op slot en de aangeefster werd tegengehouden door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , waardoor zij niet weg kon. Na afloop kon de aangeefster niet meer goed lopen en is zij kruipend uit de badkamer gekomen. Zij bloedde hevig.
Dit is een zeer ernstig feit. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven geen enkel respect te hebben gehad voor de lichamelijke integriteit en grenzen van de aangeefster. Hij heeft de bevrediging van zijn eigen behoeftes en gevoelens voorop gesteld en zich niks aangetrokken van het welzijn van de aangeefster. Met zijn handelen heeft de verdachte alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele gewin.
Uiteindelijk heeft de aangeefster naar aanleiding van deze verkrachting een (bijna geslaagde) suïcidepoging gedaan, waarvoor zij een aantal dagen in het ziekenhuis opgenomen is geweest. Zij is nog altijd in behandeling bij een psycholoog naar aanleiding van wat er met haar is gebeurd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 januari 2020. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte heeft aangegeven dat hij zich op zijn werk/training bij [naam sportclub] wil focussen. Omdat hij zijn leven weer op de rit wil krijgen, wil hij niet meewerken aan een psychologisch onderzoek. De aan de psycholoog voorgelegde vragen kunnen niet worden beantwoord.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Vanuit het onderzoek komen er geen zorgen naar voren. De Raad vindt het opvallend dat er in het leven van de verdachte veel beschermende factoren en weinig risicofactoren aanwezig zijn en dat hij nu als first offender verdacht wordt van een dusdanig heftig delict. Er is geen hulpverlening betrokken bij de verdachte en/of het gezin. De verdachte doet aan topsport binnen [naam sportclub] , waar hij ook intern onderwijs volgt. Hij heeft onlangs zijn mbo niveau 2 opleiding behaald en volgt verder onderwijs om andere diploma’s, gericht op zijn topsport, te behalen. De verdachte is voor het tweede jaar aanvoerder van zijn team en vervult hiermee een voorbeeldfunctie. De verdachte verdient eigen inkomen en heeft als speler van [naam sportclub] een bepaalde status opgebouwd. Een veroordeling voor dit feit zou dan ook van grote negatieve invloed zijn op de toekomst van de verdachte.
De Raad ziet enerzijds een jonge jongen die het goed doet met een mooie toekomst voor de boeg. Anderzijds wordt hij verdacht van een ernstig feit dat een grote impact heeft op het slachtoffer en de maatschappij. De Raad is dan ook van mening dat de verdachte, indien schuldig, de consequenties van zijn gedrag moet ervaren. De Raad acht het daarnaast van pedagogisch belang dat nader onderzoek wordt gedaan naar de gewetensontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling, seksuele ontwikkeling, agressieregulatie en vaardigheden van de verdachte, mede gezien het feit dat de verdachte geen medewerking heeft verleend aan de uitvoering van het psychologisch onderzoek.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met bijzondere voorwaarden, waaronder contactverboden, en toezicht door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 november 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte en zijn moeder hebben goed meegewerkt aan de jeugdreclasseringsbegeleiding in het kader van de schorsing. Verder is er geen hulpverlening (geweest). Er is een avondklok opgelegd, maar deze is in overleg met de politie op 21 mei 2020 opgeheven.
Er is een lage recidivekans. De verdachte lijkt zich ervan bewust dat hij op een andere manier met meisjes/vrouwen moet omgaan. Hij heeft een grote motivatie om niet weer in de problemen te komen. De inzet van jeugdreclassering heeft geen meerwaarde.
De jeugdreclassering adviseert een leerstraf, zoals Tools4U Seksueel grensoverschrijdend gedrag, en een deels voorwaardelijke werkstraf, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie voor langere duur. Uit de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht volgt voor een verkrachting door een minderjarige het uitgangspunt van zes maanden jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Strafverzwarend weegt de rechtbank mee dat de onderhavige verkrachting in vereniging is gepleegd en dat de aangeefster is verkracht in een afgesloten badkamer.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het gegeven dat het feit anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en de verdachte in de tussentijd niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Ook heeft de verdachte inmiddels carrière gemaakt als [naam beroep] bij [naam sportclub] . Daarnaast dient de verdachte naast de aan hem op te leggen jeugddetentie een hierna te noemen leerstraf te volbrengen. De rechtbank zal op advies van de jeugdreclassering aan de verdachte een leerstraf van in totaal 35 uur opleggen gericht op het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De verdachte is een jonge [naam beroep] die nu en in de toekomst veel aandacht van meisjes en vrouwen zal krijgen en ook zelf zal opzoeken. Hierbij is het voor het voorkomen van herhaling van belang dat de verdachte leert seksuele grenzen te herkennen en te respecteren.
Gelet hierop zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van zes maanden, waarvan een deel, namelijk drie maanden, voorwaardelijk. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om, naast de leerstraf, de door geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen, met uitzondering van een contactverbod met de aangeefster en met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De rechtbank ziet evenmin toegevoegde waarde om aan de verdachte begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen. Dit betekent dat de bijzondere voorwaarden alleen zien op de contactverboden, die door de politie zullen worden gecontroleerd, en dat de van rechtswege geldende voorwaarden, waaronder het (jeugd)reclasseringstoezicht, niet van toepassing zullen zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en de leerstraf Tools4U Seksueel grensoverschrijdend gedrag van 35 uur passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer] zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 150,00 aan materiële schade en een bedrag van € 9.750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voor toewijzing vatbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op het standpunt van de verdediging dat vrijspraak zou moeten volgen, is de verdediging primair van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat ten aanzien van de materiële schade het rechtstreekse verband ontbreekt. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar daarbij wel aangegeven een toewijzing tot € 5.500,00 passend te vinden.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen. De rechtbank is gelet op alle feiten en omstandigheden van oordeel dat de suïcidepoging van de aangeefster een direct gevolg is van de verkrachting. De materiële schade die is ontstaan door de ziekenhuisopname staat daarmee in rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Er is immers een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Voorts heeft de aangeefster naar aanleiding van het gebeurde een suïcidepoging gedaan en is zij in behandeling bij een psycholoog.
De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 9.750,00, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 juni 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 9.900,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77x, 77y, 77z, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van zes maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot drie maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2003 te [geboorteplaats slachtoffer] en met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2002 te [geboorteplaats medeverdachte 1] ;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit de
leerstrafTools4U Seksueel grensoverschrijdend gedrag van de Raad voor de Kinderbescherming voor de duur van
35 (vijfendertig) uur;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 (zeventien) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 9.900,00 (zegge: negenduizendnegenhonderd euro), bestaande uit € 150,00 aan materiële schade en € 9.750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 9.900,00(hoofdsom,
zegge: negenduizendnegenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij bij gebreke van betaling en verhaal de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 juni 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis en/of de penis van zijn medeverdachte in haar
vagina en/of mond en/of anusm en/of
- betasten van haar lichaam,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het (meermalen)
- betreden van de badkamer waarin zij zich bevond en/of (vervolgens) op
slot draaien van de badkamerdeur en/of
- vastpakken en/of vasthouden van haar lichaam en/of polsen en/of
- plaatsen van haar tegen een muur en/of over/bij een wasbak en/of
- ontkleden van haar en/of
- trekken aan haar haren en/of
- plaatsen van een hand op haar mond en/of
- voorbijgaan aan haar verbale en/of non-verbale protesten en/of
- voor haar (aldus) doen ontstaan van een dreigende situatie;