In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, terwijl [voornaam minderjarige] verblijft bij de pleegmoeder, die tevens de grootmoeder van vaderszijde is. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 7 oktober 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de uithuisplaatsing bij de pleegmoeder.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders niet verschenen. De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige] al bijna zijn hele leven bij de pleegmoeder verblijft en dat de ouders, ondanks hun instabiliteit, de band met de pleegmoeder willen behouden. De pleegmoeder heeft een goede band met [voornaam minderjarige] en stimuleert zijn ontwikkeling. De ouders zijn het erover eens dat het perspectief van [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder ligt, en de GI heeft besloten om niet om gezagsbeëindiging te verzoeken, gezien de emotionele impact op de moeder.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om de huidige opvoedsituatie te handhaven, en heeft de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing verlengd tot 13 december 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.