ECLI:NL:RBROT:2020:11870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
C/10/605552 / JE RK 20-2786
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, terwijl [voornaam minderjarige] verblijft bij de pleegmoeder, die tevens de grootmoeder van vaderszijde is. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 7 oktober 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de uithuisplaatsing bij de pleegmoeder.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders niet verschenen. De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige] al bijna zijn hele leven bij de pleegmoeder verblijft en dat de ouders, ondanks hun instabiliteit, de band met de pleegmoeder willen behouden. De pleegmoeder heeft een goede band met [voornaam minderjarige] en stimuleert zijn ontwikkeling. De ouders zijn het erover eens dat het perspectief van [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder ligt, en de GI heeft besloten om niet om gezagsbeëindiging te verzoeken, gezien de emotionele impact op de moeder.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om de huidige opvoedsituatie te handhaven, en heeft de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing verlengd tot 13 december 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/605552 / JE RK 20-2786
datum uitspraak: 25 november 2020

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2018 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 7 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 7 oktober 2020.
Op 25 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de pleegmoeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn de ouders.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de pleegmoeder, te weten de grootmoeder van vaderszijde.
Bij beschikking van 3 december 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 13 december 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 3 december 2019 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een netwerkpleeggezin verlengd tot 13 december 2020.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek. [voornaam minderjarige] verblijft al bijna zijn hele leven bij de pleegmoeder. Kort na zijn geboorte heeft [voornaam minderjarige] een korte periode samen met de moeder bij Timon verbleven. Dit ging niet goed, waarna de moeder heeft verzocht of [voornaam minderjarige] weer bij de pleegmoeder kon verblijven. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder. De ouders wensen dat [voornaam minderjarige] wordt opgevoed door de pleegmoeder. De ouders hebben aangegeven dat hun leven niet stabiel is en dat zij de band die [voornaam minderjarige] heeft met de pleegmoeder niet willen verbreken. De vader kan [voornaam minderjarige] geen stabiele thuisomgeving bieden. De moeder wordt begeleid door de GGZ maar is niet altijd bereikbaar voor hulpverlening. Het gaat wisselend met haar. Beide ouders hebben goed contact met de pleegmoeder en met [voornaam minderjarige] , maar de moeder wenst meer contact met [voornaam minderjarige] . De GI, de ouders en de pleegmoeder zijn het eens dat het perspectief van [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder ligt. De GI verzoekt ondanks de voortdurende uithuisplaatsing niet om gezagsbeëindiging aangezien de moeder veel verdriet heeft over het verlies van de voogdij van haar eerste zoon. De moeder heeft zich in het verleden verzet tegen hulpverlening maar werkt op het moment goed samen met de GI en de pleegmoeder. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] om het stabiliserende effect van de situatie zoals deze nu is te laten prevaleren boven gezagsbeëindiging van de moeder.

Het standpunt van de pleegmoeder

De pleegmoeder stemt ter zitting in met het verzoek van de GI. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de pleegmoeder. De pleegmoeder heeft een goede band met [voornaam minderjarige] vanaf zijn geboorte. Haar thuiswonende twee zoons zien [voornaam minderjarige] als hun broertje. De pleegmoeder wenst dat [voornaam minderjarige] bij haar opgroeit. De vader houdt veel van [voornaam minderjarige] maar zijn situatie is niet stabiel genoeg om goed voor [voornaam minderjarige] te kunnen zorgen. Hij belt elke dag met [voornaam minderjarige] en bezoekt [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder thuis. De moeder wenst dat [voornaam minderjarige] door de pleegmoeder opgevoed wordt en werkt mee met de hulpverlening. De pleegmoeder probeert de moeder te betrekken bij [voornaam minderjarige] en faciliteert contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder. [voornaam minderjarige] wordt door de pleegmoeder in zijn ontwikkeling gestimuleerd. De pleegmoeder hecht veel waarde aan contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders en faciliteert dit contact via de telefoon of in haar eigen huis. Tevens staat de pleegmoeder open voor begeleiding vanuit pleegzorg en de GI. De ouders kunnen [voornaam minderjarige] geen stabiele opvoedsituatie bieden en wensen de band tussen [voornaam minderjarige] en de pleegmoeder in stand te houden. Er is goed contact tussen de ouders en [voornaam minderjarige] en tussen de ouders en de pleegmoeder. Zij vertrouwen in de opvoeding van [voornaam minderjarige] door de pleegmoeder en wensen dat [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder opgroeit. Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt bij de pleegmoeder. De ouders houden veel van [voornaam minderjarige] en wensen een zo groot mogelijke rol in het leven van [voornaam minderjarige] te spelen. Het is de komende periode van belang dat wordt onderzocht op welke wijze de ouders bij [voornaam minderjarige] betrokken zullen blijven. Het is niet noodzakelijk dat de GI verzoekt om beëindiging van het gezag van de moeder (artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek). De ouders zijn immers duurzaam bereid om [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder te laten opgroeien. Het belang van [voornaam minderjarige] bij stabiliteit en continuïteit in de opvoedsituatie is op dit moment gediend bij het in stand houden van de huidige opvoedsituatie.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de grootmoeder van vaderszijde verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 13 december 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot uiterlijk 13 december 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.