ECLI:NL:RBROT:2020:11681

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
C/10/606241 / JE RK 20-2878
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met benoeming van een bijzondere curator

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 november 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds februari 2019 in een pleeggezin verblijft en dat er een loyaliteitsconflict bestaat tussen de ouders en de pleegouders. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, pleegouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over het perspectief van [voornaam minderjarige] en dat er meer tijd nodig is om de situatie te evalueren.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 30 januari 2021 en heeft een bijzondere curator benoemd, mr. L.A. Middelkoop, om [voornaam minderjarige] te vertegenwoordigen. De bijzondere curator heeft de opdracht gekregen om in gesprek te gaan met [voornaam minderjarige] en de betrokkenen, en om advies uit te brengen over het perspectief van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt over de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De GI is verzocht om rapportages te doen over de stand van zaken en de verdere processuele wensen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/606241 / JE RK 20-2878
datum uitspraak: 18 november 2020
beschikking verlenging ondertoezichtstelling, verlenging uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] ,

[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder] , hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op
19 oktober 2020;
- de brief van de grootouders van moederszijde van 26 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 2 november 2020;
- de brief van de moeder van 26 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 2 november 2020.
Op 18 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de pleegmoeder,
- de pleegzorgwerker van Timon , mw. [naam pleegzorgwerker] , als informant,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
Opgeroepen en niet verschenen is de pleegvader, met bericht van verhindering.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 12 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
30 november 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 mei 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 30 november 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.

De standpunten

De GI heeft ter zitting medegedeeld dat het doel was om duidelijkheid te krijgen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Door het uitvallen van de vorige jeugdbeschermer en andere omstandigheden is deze taak door de GI niet volbracht. De zaak is in september 2020 overgenomen door twee nieuwe jeugdbeschermers. Er zijn begeleide bezoeken opgestart met beide ouders ter observatie. Deze bezoeken zijn positief verlopen. Er zijn recent afspraken gemaakt om de bezoeken met ouders onbegeleid te laten verlopen. [voornaam minderjarige] zal om het weekend bij één van de ouders gaan logeren. De GI ziet dat [voornaam minderjarige] in een loyaliteitsconflict zit tussen drie partijen: de moeder, de vader en de pleegouders. Hij heeft behoefte aan duidelijkheid. De GI is met alle betrokkenen van oordeel dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid moet komen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Voor de huidige jeugdbeschermers is het echter lastig om hierover nu te oordelen, hier is meer tijd voor nodig. Desgevraagd zou de GI zich erin kunnen vinden als [voornaam minderjarige] nu bij de vader wordt geplaatst.
De moeder heeft ter zitting medegedeeld dat zij wil dat [voornaam minderjarige] weer bij haar komt wonen. Zij heeft het gevoel dat zij al twee jaar lang wordt buitengesloten door de GI en dat zij nooit een kans heeft gekregen om zichzelf te kunnen bewijzen. Het ontbreekt de moeder daarom aan vertrouwen in de GI. De moeder krijgt hulp vanuit ASVZ. Zij volgt momenteel een opleiding en zij loopt twee dagen per week stage.
De vader heeft ter zitting medegedeeld dat er duidelijkheid moet komen. Hij is van oordeel dat [voornaam minderjarige] bij hem en zijn partner moet komen wonen, zoals eerder is toegezegd. Indien [voornaam minderjarige] bij de vader komt wonen, dan zal hij de omgang tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder faciliteren. De vader kan nu beter communiceren met de moeder. De ouders hebben zelfstandig, zonder hulp van de GI, afgesproken op welke wijze de bezoeken met [voornaam minderjarige] rondom de feestdagen zouden kunnen worden vormgegeven.
De pleegmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij en de pleegvader verzoeken om [voornaam minderjarige] zo spoedig mogelijk te laten terugkeren naar de vader. Hoewel de pleegouders het liefst zouden zien dat [voornaam minderjarige] bij de moeder wordt geplaatst, is het doel van de GI om te onderzoeken of [voornaam minderjarige] bij de vader geplaatst kan worden. In de afgelopen twee jaren is de moeder volledig buiten beeld gezet door de GI, terwijl zij meewerkend en leerbaar was en zich liet sturen door de pleegouders en de pleegzorgwerker. Het belang van [voornaam minderjarige] heeft bij de moeder altijd voorop gestaan. De pleegmoeder denkt wel dat de moeder hulp nodig zal hebben in de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . Ook [voornaam minderjarige] zelf heeft individuele hulp nodig. Hij ervaart veel last van de onduidelijkheid rondom zijn perspectief. Indien er langer wordt gewacht met een besluit hierover, zal dit grote gevolgen voor hem hebben.
De pleegzorgwerker van Timon heeft naar voren gebracht dat er een definitief besluit moet komen, zodat [voornaam minderjarige] weet waar hij aan toe is. Hij heeft veel last van de onzekerheid rondom zijn perspectief. Ook is het noodzakelijk dat er individuele hulp komt voor [voornaam minderjarige] . Hij zit in een loyaliteitsconflict tussen zijn beide ouders en de pleegouders. Naar het oordeel van de pleegzorgwerker dient de bezoekregeling met de ouders te worden uitgebreid. Ook moeten de ouders meer met elkaar gaan samenwerken. Indien [voornaam minderjarige] bij de vader wordt geplaatst, dan is het van belang dat er een andere school voor hem wordt gezocht, omdat hij veel is gepest op zijn oude school. De pleegzorgwerker gunt [voornaam minderjarige] een vaste plek, waar hij zich zonder stress en spanning kan gaan ontwikkelen. Op de vraag waar [voornaam minderjarige] het liefst zou willen wonen, geeft hij volgens de pleegzorgwerker aan dat het bij de moeder is, om vervolgens snel aan te geven dat het bij de vader is. [voornaam minderjarige] geeft aan dat hij eigenlijk niet wil dat de vader weet dat hij zegt dat het bij de moeder is, omdat hij de vader ook lief vindt.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] verblijft sinds februari 2019 in het huidige pleeggezin. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige] in een loyaliteitsconflict zit tussen de moeder, de vader en de pleegouders. Hij ervaart veel last en onzekerheid als gevolg van de onduidelijkheid omtrent zijn perspectief.
Door externe factoren, waaronder de maatregelen als gevolg van het coronavirus en het uitvallen van de destijds betrokken jeugdbeschermer, heeft het lange tijd geduurd voordat het hulpverleningstraject voor de ouders is opgestart. Gebleken is dat beide ouders zich in de afgelopen periode hebben ingezet voor de aangeboden hulpverlening. De vader en zijn partner hebben hulp ontvangen vanuit het wijkteam. Voor de moeder is sinds april 2020 opvoedondersteuning ingezet vanuit ASVZ. Er hebben meerdere begeleide bezoekmomenten plaatsgevonden tussen [voornaam minderjarige] en beide ouders, welke positief zijn verlopen. Inmiddels zijn er concrete afspraken gemaakt om de bezoekmomenten tussen [voornaam minderjarige] en beide ouders onbegeleid te laten verlopen.
Alle betrokkenen zijn van oordeel dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid moet komen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Beide ouders willen de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] weer op zich nemen. Ter zitting is gebleken dat de GI nog geen duidelijk standpunt kan innemen over de vraag bij welke ouder [voornaam minderjarige] geplaatst zou moeten worden. De kinderrechter acht zich daarom onvoldoende voorgelicht om op dit moment een definitief besluit te nemen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . In de komende periode zullen de onbegeleide bezoekmomenten met beide ouders worden opgestart. De GI dient het verloop van deze bezoeken de monitoren. Ook is het noodzakelijk dat de reeds ingezette hulpverlening voor de ouders wordt voortgezet en dat er individuele hulp wordt ingezet voor [voornaam minderjarige] . De GI zal op basis van haar bevindingen en die van de betrokken hulpverlening alsmede op basis van het verloop van de bezoekmomenten een gemotiveerd standpunt moeten innemen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Duidelijk moet worden op korte termijn wat de (on)mogelijkheden zijn van beide ouders om de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] weer op zich te nemen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 en artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor een korte duur verlengen, te weten tot 30 januari 2021, en de beslissing op het overige deel van het verzoek aanhouden.
De GI wordt verzocht de kinderrechter, met afschrift aan partijen, uiterlijk twee weken vóór de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren over de stand van zaken en de verdere processuele wensen.
Benoeming bijzondere curator
Ingevolge artikel 1:250 van het BW kan de rechtbank, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, dan wel diens vermogen, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen, dan wel de voogd, in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen.
De kinderrechter is van oordeel dat sprake is van een dergelijke situatie. [voornaam minderjarige] is gebaat bij een onafhankelijk persoon, die onderzoekt wat in zijn belang is.
De kinderrechter benoemt mr. L.A. Middelkoop, die zich telefonisch bereid heeft verklaard om de benoeming tot bijzondere curator te aanvaarden, als bijzondere curator van [voornaam minderjarige] , met als opdracht om [voornaam minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen en al het nodige te doen wat in deze in het belang van [voornaam minderjarige] is. De bijzondere curator wordt verzocht om in gesprek te gaan met [voornaam minderjarige] en de betrokkenen, met als doel een advies uit te brengen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter acht zich met name onvoldoende voorgelicht over de vraag welke plaatsing het meest in het belang van [voornaam minderjarige] is.
De kinderrechter bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator vooralsnog geldt voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, dus tot 30 januari 2021.
De bijzondere curator wordt verzocht de kinderrechter, met afschrift aan partijen, vóór de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren over haar bevindingen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 30 januari 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 30 januari 2021;
benoemt tot bijzondere curator teneinde [voornaam minderjarige] te vertegenwoordigen:
mr. L.A. Middelkoop, kantoorhoudende aan de Westersingel 92, 3015 LC te Rotterdam;
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, namelijk tot 30 januari 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en de bijzondere curator in deze zaak zal plaatsvinden op
19 januari 2021 te 10:45 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en de bijzondere curator.
Verzoekt de GI en de bijzondere curator uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan partijen) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020 door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.