In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de ter beschikking gestelde, die sinds 27 november 2012 onder dwangverpleging staat na een veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank ontving op 22 oktober 2020 een vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling, die op de openbare zitting werd behandeld. De ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.M.E. Verpaalen, en deskundigen hebben hun standpunten toegelicht. De instelling adviseerde de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, gezien de psychische toestand van de ter beschikking gestelde, die lijdt aan schizofrenie en verslaving. De psycholoog en psychiater gaven vergelijkbare adviezen. De officier van justitie steunde de verlenging, terwijl de ter beschikking gestelde en zijn raadsvrouw pleitten voor een kortere verlenging van één jaar om de motivatie te behouden en de mogelijkheden voor resocialisatie te onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de ter beschikking gestelde een verlenging van twee jaar vereisen. De rechtbank besloot de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, waarbij de totale duur van de maatregel nu meer dan vier jaar bedraagt. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.