Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 december 2020 in de zaak tussen
[naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekster] , verzoekster(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian).
Rechtbank Rotterdam
Op 15 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een bijstandsuitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar uitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De intrekking was gebaseerd op de veronderstelling dat verzoekster een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner, [naam 2]. Verweerder had enkel gekeken naar de tijd die [naam 2] in de woning van verzoekster doorbracht, zonder voldoende onderzoek te doen naar zijn hoofdverblijf. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderzocht waar [naam 2] zijn hoofdverblijf had, en dat de intrekking van de bijstandsuitkering niet gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter wees op de zorgbehoefte van verzoekster en het feit dat [naam 2] haar mantelzorger was. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en droeg verweerder op om het betaalde griffierecht en de proceskosten aan verzoekster te vergoeden.