In deze zaak heeft Zalando Payments GmbH, gevestigd te Berlijn, een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeert, met betrekking tot een openstaand bedrag van € 129,95. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst die tot stand is gekomen op 13 mei 2019, waarbij de gedaagde verschillende artikelen heeft besteld. De gedaagde heeft een deel van de bestelling geretourneerd, maar Zalando betwist dat de jas van € 129,95 is geretourneerd. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd op basis van de ingediende processtukken, waaronder de dagvaarding en de antwoorden van de gedaagde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de gedaagde in Nederland woont. De vordering van Zalando is beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en de EEX Verordening. De gedaagde heeft de bewijslast om aan te tonen dat de jas is geretourneerd, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde het openstaande bedrag van € 129,95 moet betalen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter is dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Dit vonnis is uitgesproken op 11 december 2020.