In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een incident betreffende een voorlopige voorziening tot ontruiming. De eiseres, Soetendaal B.V., heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om Fit Noord B.V. te veroordelen het gehuurde ontruimen. De huurovereenkomst tussen Fit Noord en de oorspronkelijke verhuurder is geëindigd op 1 juli 2020, maar Fit Noord heeft nagelaten om het gehuurde te ontruimen en de sleutels terug te geven aan Soetendaal. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Fit Noord niet heeft gereageerd op de incidentele conclusie en dat de vordering van Soetendaal samenhangt met de hoofdvordering. De rechter heeft geoordeeld dat het aannemelijk is dat in de hoofdzaak tot ontruiming zal worden overgegaan, en heeft Fit Noord veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen. Tevens is Fit Noord veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 480,00, en is de wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl verdere beslissingen in de hoofdzaak zijn aangehouden.