ECLI:NL:RBROT:2020:11533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
10/810334-19, 10/811037-19 en 10/812008-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak met meerdere ernstige zedenmisdrijven en geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2020 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op jonge leeftijd betrokken was bij meerdere ernstige misdrijven, waaronder groepsverkrachting, ontucht, en het vervaardigen van kinderporno. De verdachte, geboren in 2004, maakte deel uit van een groep van zeven jongens die in 2018 een zestienjarige aangeefster in een kelderbox in Maassluis verkrachtte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een significante rol speelde in het fysieke en numerieke overwicht dat de aangeefster verhinderde om te ontsnappen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor immateriële schade toegewezen tot € 5.000,-.

Daarnaast werd de verdachte in 2019 beschuldigd van ontucht met een vijftienjarig meisje in een trappenhuis, waarbij hij een nepvuurwapen gebruikte om haar te dwingen seksuele handelingen te verrichten. Hoewel de rechtbank twijfels had over de dwang, werden de ontucht en het vervaardigen van kinderporno wel bewezen verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van de verkrachting, omdat er onvoldoende bewijs was voor dwang.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie van 180 dagen op, met een voorwaardelijke PIJ-maatregel, en benadrukte de zorgwekkende ontwikkeling van de verdachte op zo jonge leeftijd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen ernstige misdrijven had gepleegd, maar ook dat hij een patroon van normoverschrijdend gedrag vertoonde dat behandeling vereiste. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de PIJ-maatregel verbonden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/810334-19, 10/811037-19 en 10/812008-20
Datum uitspraak: 14 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. D.R. Kops, advocaat te Breukelen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 19 en 30 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5, het onder parketnummer 10/811037-19 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 10/812008-20 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 197 dagen met aftrek van voorarrest,
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt bij Onderwijs Goed, gevolgd door dagbesteding in de vorm van werk of school, hij meewerkt aan een klinische behandeling en opname bij De Catamaran of De Fjord gedurende maximaal twee jaar en een contactverbod met de aangeefsters;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht inhoudende een contactverbod met de aangeefsters, waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie voor de duur van drie dagen wordt toegepast met een maximum van zes maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, het uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/810334-19 onder 2 ten laste gelegde (het samen met een ander maken van kinderporno door seksuele handelingen met [naam slachtoffer 1] te filmen) is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak parketnummer 10/810334-19 feiten 1 primair en 3 en parketnummer 10/811037-19 feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de verkrachting van aangeefster [naam slachtoffer 1] (parketnummer 10/810334-19 onder 1 primair). Uit de verklaringen van [naam slachtoffer 1] en de beschrijving van het filmpje volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs van dit feit. De officier van justitie acht daarnaast bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft aangerand, door haar te dwingen ontuchtige foto’s en filmpjes van haarzelf aan hem toe te sturen (parketnummer 10/810334-19 onder 3 primair). De verklaringen van [naam slachtoffer 1] , tezamen met de verklaringen van getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] en de fragmenten in het filmpje, maken dat er ook voor dit feit voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Uit dit bewijs volgt ook dat sprake was van een relevante interactie tussen [naam slachtoffer 1] en de verdachte, nu de verdachte er bij [naam slachtoffer 1] op heeft aangedrongen dat zij een filmpje zou maken waarop zij met haar borsten aan het spelen is.
4.2.2.
Beoordeling
Parketnummer 10/810334-19, t.a.v. feit 1 primair (verkrachting [naam slachtoffer 1] )
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [naam slachtoffer 1] de verdachte heeft gepijpt in het trappenhuis van de flat waar hij woont. Ook staat vast dat de verdachte, terwijl hij door [naam slachtoffer 1] werd gepijpt een (nep)vuurwapen op haar hoofd richtte. De verdachte, maar ook een vriend van hem die ter plaatse was, heeft een filmpje gemaakt van de seksuele handelingen.
[naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij door de verdachte is gedwongen hem te pijpen. Toen hij het vuurwapen op haar hoofd richtte, was zij bang dood te gaan als zij niet zou doen wat de verdachte wilde en zij heeft hem toen gepijpt.
Dat van dwang sprake was, heeft alleen [naam slachtoffer 1] verklaard. De verdachte heeft dit stellig ontkend. De vraag is dan ook of steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van [naam slachtoffer 1] . Dat bewijs kan worden gevonden in de aanwezigheid van het wapen. Het op de film zichtbaar zijn van een (al dan niet echt) vuurwapen gericht op het hoofd van [naam slachtoffer 1] vormt een sterke aanwijzing dat wel sprake is geweest van dwang. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij een speelgoedwapen heeft gebruikt tijdens het pijpen, omdat hij het stoer vond daarvan een ‘gangsterfilmpje’ te maken. [naam slachtoffer 1] zou volgens hem hierom nog hebben gelachen en hem een ‘nepgangster’ hebben genoemd. Hoewel op deze verklaring het nodige aan te merken valt en getwijfeld kan worden aan de juistheid daarvan, is de verklaring toch niet zondermeer als ongeloofwaardig weg te zetten. De filmpjes lijken immers te tonen dat [naam slachtoffer 1] de verdachte al pijpt nog voordat hij het (nep)vuurwapen op haar hoofd richt. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat in chronologie het filmpje waarop de verdachte een bodywarmer aan heeft, het eerste filmpje is en dat het filmpje waarop de verdachte deze uit heeft, daarna is gemaakt door zijn vriend. Dit is ook volgens de verklaring van [naam slachtoffer 1] en volgens de verklaring van de verdachte de volgorde waarin de filmpjes zijn gemaakt. Uit de omschrijving van de filmpjes blijkt dat pas op het tweede filmpje (zonder bodywarmer) is te zien dat de verdachte een (nep)vuurwapen op het hoofd van [naam slachtoffer 1] richt. Op het eerste filmpje is geen (nep)vuurwapen te zien, terwijl op dit filmpje al wel te zien is dat [naam slachtoffer 1] de verdachte pijpt.
Ook om andere redenen heeft de rechtbank twijfels bij de verklaring van [naam slachtoffer 1] . Zij verklaart dat zij uit zichzelf is gestopt met pijpen en dat zij daarna is weggelopen. Dit is lastig te geloven wanneer sprake is van een bedreiging met een vuurwapen. Verder heeft [naam slachtoffer 1] verklaard dat zij voorafgaand aan de gebeurtenis met het openbaar vervoer vanuit Schiedam, met een overstap in Vlaardingen, door de verdachte en zijn vriend min of meer is meegesleurd naar de flat in Maassluis. Tijdens deze reis was van een dreiging met een (nep)vuurwapen overigens (nog) geen sprake. [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in de bus heeft geschreeuwd, maar de buschauffeur niets heeft gedaan. Ook dit vindt de rechtbank moeilijk te geloven. Daarnaast bevatten de verklaringen van [naam slachtoffer 1] veel inconsistenties.
Dit alles maakt dat de rechtbank niet buiten gerede twijfel kan vaststellen dat sprake is geweest van dwang. Er is wel wettig, maar geen overtuigend bewijs voorhanden. De verdachte zal dan ook van de ten laste gelegde verkrachting worden vrijgesproken.
Parketnummer 10/810334-19, t.a.v. feit 3 (aanranding / dwang [naam slachtoffer 1] )
[naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij naar de verdachte foto’s moest sturen van haar borsten en billen. Als zij deze niet zou sturen, zou een eerder gemaakte foto naar haar ouders en broer worden gestuurd, zou de verdachte vrienden naar haar huis sturen of zou hij zelf met een pistool naar haar huis komen. Via Snapchat heeft [naam slachtoffer 1] foto’s en/of video’s verstuurd naar de verdachte. De verdachte heeft weliswaar erkend dat [naam slachtoffer 1] foto’s en filmpjes van haarzelf naar hem heeft gestuurd, maar hij ontkent [naam slachtoffer 1] daartoe te hebben gedwongen.
Naast de verklaringen van [naam slachtoffer 1] ontbreekt bewijs dat ondersteunt dat zij gedwongen foto’s en filmpjes naar de verdachte heeft gestuurd. Dat getuige [naam getuige 1] naaktfoto’s heeft gezien in een chat op Snapchat tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] en dat de verdachte haar een filmpje heeft getoond waarop [naam slachtoffer 1] ’s naakte lichaam te zien was, biedt geen steun voor de dwang. Evenmin kan volgens de rechtbank de verklaring van de broer van [naam slachtoffer 1] , [naam getuige 2] , als steun dienen voor de dwang, nu zijn verklaring te veel afwijkt van de verklaringen van [naam slachtoffer 1] . Zo verklaarde [naam slachtoffer 1] dat haar naaktfoto’s zijn verstuurd naar haar broer, terwijl [naam getuige 2] heeft verklaard geen foto(’s) van [naam slachtoffer 1] te hebben gezien.
Dit brengt mee dat, nu ander toereikend bewijs ontbreekt, niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 3, primair en subsidiair, ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 primair en 3 (primair en subsidiair) is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering parketnummer 10/810334-19 feiten 1 subsidiair, 4 en 5, parketnummer 10/811037-19 feiten 1 en 2 en parketnummer 10/812008-20
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van al deze ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 subsidiair ten laste gelegde ontucht met [naam slachtoffer 1] is aangevoerd dat het ontuchtige karakter aan de gepleegde seksuele handelingen ontbreekt. Deze seksuele handelingen, zijn niet in strijd met de sociaal-ethische norm. Met betrekking tot de onder parketnummer 10/810334-19 onder 4 ten laste gelegde diefstal is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [naam slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet tot bewijs kunnen dienen. Bovendien worden die verklaringen onvoldoende ondersteund door overige bewijsmiddelen.
Voor wat betreft het onder parketnummer 10/810334-19 onder 5 ten laste gelegde en onder parketnummer 10/811037-19 onder 2 ten laste gelegde bezit van kinder-pornografische afbeeldingen, is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de afbeeldingen heeft verworven en/of in bezit heeft gehad. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist wat er te zien was op de foto’s die hem blijkbaar zijn toegestuurd. Hij was zich er niet van bewust dat in een van de WhatsAppgroepen waarin hij zat kinder-pornografische afbeeldingen waren verstuurd. Foto’s komen ‘geblurd’ binnen op de telefoon en worden dan automatisch doorgezet naar de galerij (fotoalbum). Bij het overzetten van data -waaronder het fotoalbum- op de nieuwe telefoon heeft de verdachte de foto ook niet gezien. Dat is automatisch via de iCloud gegaan.
Voor wat betreft de onder parketnummer 10/811037-19 ten laste gelegde verkrachting in vereniging van aangeefster [naam slachtoffer 2] is aangevoerd dat de verklaringen van [naam slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet tot het bewijs van dwang kunnen dienen. Subsidiair kan niet worden bewezen dat de verdachte haar tot seksuele handelingen heeft gedwongen, noch dat hij wist dat zij daartoe door anderen is gedwongen. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking; de materiële en/of intellectuele rol van de verdachte is niet van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 10/812008-20 ten laste gelegde openlijk geweld tegen aangever [naam slachtoffer 3] is aangevoerd dat weliswaar kan worden vastgesteld dat de verdachte dit openlijk geweld heeft gefilmd, maar niet bewezen kan worden dat hij zichzelf schuldig heeft gemaakt aan het openlijk geweld. Hij heeft daaraan geen voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd.
4.3.2.
Beoordeling
Parketnummer 10/810334-19, t.a.v. feit 1 subsidiair (ontucht met [naam slachtoffer 1] )
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht stelt in beginsel ontuchtige handelingen, gepleegd met jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar. Onder omstandigheden kan aan deze seksuele handelingen het ontuchtige karakter ontbreken. Of dat het geval is hangt er vanaf of de desbetreffende seksuele handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard of dat die handelingen niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het ontuchtig karakter kan ontbreken als bijvoorbeeld die handelingen vrijwillig plaatsvonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing en een algemene invulling van de omstandigheden waaronder geen sprake is van ontucht valt niet te geven. Dat wat sociaal-ethisch is aanvaard, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het komt dan ook in belangrijke mate aan op de waardering van de feiten en omstandigheden van het geval.
Zoals hiervoor is overwogen, staat vast dat [naam slachtoffer 1] de verdachte heeft gepijpt. Dit gebeurde in een trappenhuis van een flat, in het bijzijn van een vriend. Tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] bestond ten tijde van deze seksuele handelingen geen affectieve relatie. Zij kenden elkaar enkel via een groepsapp en Snapchat. De vriend van de verdachte keek toe terwijl [naam slachtoffer 1] de verdachte pijpte en heeft hiervan op verzoek van de verdachte en zonder dat [naam slachtoffer 1] daarvan wist een filmpje gemaakt. Ook de verdachte zelf heeft gefilmd dat hij werd gepijpt door [naam slachtoffer 1] . Terwijl [naam slachtoffer 1] de verdachte aan het pijpen was, heeft de verdachte ook nog een (nep)vuurwapen gericht op haar hoofd. Naar het oordeel van de rechtbank onderstrepen al deze omstandigheden het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen.
De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden ook van oordeel dat geen sprake is geweest van seksueel contact op basis van gelijkwaardigheid. De seksuele handelingen tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] passen, naar hun aard en onder de geschetste omstandigheden, niet binnen het experimenteren op seksueel gebied dat jongeren van deze leeftijd doen. Hiermee is dus de sociaal-ethische norm overschreden. Het onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 10/810334-19, t.a.v. feit 4 (diefstal uit de woning van [naam slachtoffer 1] )
Vast staat dat in de eerste helft van 2019 uit de woning van [naam slachtoffer 1] spullen zijn weggenomen. [naam slachtoffer 1] heeft hierover verklaard dat er parfumflessen, een ketting en haar horloge zijn weggenomen. De broer van [naam slachtoffer 1] heeft aan de politie laten weten dat hij twee parfumflessen en een ketting mist. [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat de spullen zijn weggenomen door de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] , nadat de jongens boven in de woning zijn geweest. Zij heeft gezien dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de spullen wegnamen.
Dat de verdachte in de woning en ook op de bovenverdieping daarvan is geweest, heeft hij bevestigd.
Ook getuige [naam getuige 1] verklaart dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] in de woning van [naam slachtoffer 1] zijn geweest, waar zij op dat moment ook was. Getuige [naam getuige 1] heeft de verdachte toen horen zeggen dat hij dingen in het huis ging pakken. Vervolgens is de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] naar boven gegaan en is [naam slachtoffer 1] hen achterna gegaan. Getuige [naam getuige 3] zat op dit moment boven in de kamer van de broers en heeft daar de verdachte ook gezien. Direct nadat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de woning weer hadden verlaten heeft [naam slachtoffer 1] tegen beide getuigen gezegd dat er spullen waren gestolen. [naam slachtoffer 1] noemde toen de parfumflessen en haar horloge.
Haar horloge heeft [naam slachtoffer 1] uiteindelijk een half jaar later teruggekregen via haar neef, [naam neef slachtoffer 1] . [naam neef slachtoffer 1] kreeg dit horloge van [naam medeverdachte 1] .
Gelet op deze verklaringen komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] spullen heeft weggenomen uit de woning van [naam slachtoffer 1] .
Parketnummer 10/811037-19, t.a.v. feit 1 (verkrachting [naam slachtoffer 2] )
De verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 2]
heeft verklaard dat zij twee weken een relatie heeft gehad met (de medeverdachte) [naam medeverdachte 2] . Niet lang nadat deze relatie was beëindigd zocht [naam medeverdachte 2] contact met [naam slachtoffer 2] en vroeg hij haar om langs te komen in zijn kelderbox om daar te praten. [naam slachtoffer 2] ging naar de kelderbox. Enkele minuten nadat zij in de kelderbox kwam en met [naam medeverdachte 2] in gesprek was, stonden er ineens acht vrienden van [naam medeverdachte 2] voor de deur van de kelderbox, onder wie de verdachte. Deze vrienden wilden dat [naam slachtoffer 2] hen ging pijpen. Zij heeft toen “nee” gezegd. [naam medeverdachte 2] heeft haar toen een mes voorgehouden. Hij heeft hierbij tegen haar gezegd dat zij de jongens moest pijpen en als zij dat niet deed, hij haar ouders iets zou aandoen. [naam slachtoffer 2] raakte in paniek en moest huilen. [naam medeverdachte 2] heeft gepraat met zijn vrienden in de gang voor de kelderbox. Op dat moment was [naam slachtoffer 2] alleen in de kelderbox. Zij kon niet weg, want de deur werd geblokkeerd door de groep jongens. Van [naam medeverdachte 2] moest [naam slachtoffer 2] de jongens om de beurt pijpen. Dat heeft [naam slachtoffer 2] toen gedaan. Eén voor één zijn de jongens de kelderbox binnengekomen. [naam slachtoffer 2] heeft toen zes van de acht vrienden van [naam medeverdachte 2] gepijpt. [naam medeverdachte 2] bleef er iedere keer bij terwijl [naam slachtoffer 2] de andere jongens pijpte. Soms waren er naast hem nog meer jongens in de kelderbox aanwezig. Naast de zes vrienden heeft [naam slachtoffer 2] ook [naam medeverdachte 2] moeten pijpen. [naam medeverdachte 2] vroeg aan [naam slachtoffer 2] of zij hem ook ging pijpen. [naam slachtoffer 2] zei niets, maar draaide haar hoofd weg. [naam medeverdachte 2] sloeg haar toen in haar gezicht. [naam slachtoffer 2] heeft toen ook [naam medeverdachte 2] gepijpt. Van het pijpen van [naam medeverdachte 2] heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 3] een filmpje gemaakt zonder dat [naam slachtoffer 2] dat wist.
Een paar weken na het incident in de kelderbox ontving [naam slachtoffer 2] van [naam medeverdachte 3] een sms met daarin screenshots van het filmpje. Ook stond in dit sms-bericht de tekst dat als zij niet wilde dat het filmpje rondgestuurd werd, zij de jongens weer moest pijpen. [naam medeverdachte 2] belde vervolgens [naam slachtoffer 2] op en zei tegen haar dat ze weer naar de kelderbox moest komen. [naam slachtoffer 2] is toen weer teruggegaan naar de kelderbox en heeft daar opnieuw jongens moeten pijpen.
Een paar dagen later is het nog een keer gebeurd. Na deze derde keer heeft [naam slachtoffer 2] een vriendin van haar in vertrouwen genomen en haar verteld wat er was gebeurd in de kelderbox. De daaropvolgende keren dat [naam slachtoffer 2] werd gebeld door [naam medeverdachte 2] heeft zij steeds contact gezocht met deze vriendin. [naam slachtoffer 2] is niet meer teruggegaan naar de kelderbox.
In het aanvullend verhoor van 11 juni 2019 heeft [naam slachtoffer 2] verteld over het pijpen van de verdachte. Zij verklaarde daarover dat zij de verdachte twee keer heeft moeten pijpen. Van één van deze twee keren zegt [naam slachtoffer 2] zich nog goed te herinneren dat zij [naam medeverdachte 2] had gepijpt en dat de verdachte toen zei: “Nu ga ik.” De verdachte ging voor [naam slachtoffer 2] staan en trok zijn broek uit. [naam slachtoffer 2] heeft de verdachte toen gepijpt.
[naam slachtoffer 2] heeft in het aanvullend verhoor van 5 augustus 2019 verklaard dat er ook seks is geweest. Op de vraag van de politie wat zij daarmee bedoelde, heeft zij geantwoord dat sommige jongens met hun piemel in haar vagina zijn geweest en dat dit alle drie de keren in de kelderbox is gebeurd. Er werd tegen haar gezegd dat zij haar onderbroek uit moest doen en voorover moest buigen. [naam slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze dat niet wilde en bleef in eerste instantie gewoon staan. [naam medeverdachte 2] werd boos en verhief zijn stem. [naam slachtoffer 2] weet nog wel wie er allemaal met hun piemel in haar vagina zijn geweest, maar zij weet niet meer precies wie op welk moment. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij met de verdachte meerdere keren seks heeft gehad.
[naam slachtoffer 2] is gehoord bij de rechter-commissaris op 14 januari 2020. Zij heeft daar onder meer verklaard dat zij bij de politie de waarheid heeft gesproken.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [naam slachtoffer 2]
De verklaringen van [naam slachtoffer 2] vormen de kern van de bewijsconstructie. De vraag is of die verklaringen voldoende betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De verklaringen van [naam slachtoffer 2] zijn voor het overgrote deel consistent. Zo heeft [naam slachtoffer 2] al bij het informatieve gesprek op 19 december 2018 verklaard over het verzoek van [naam medeverdachte 2] om naar de kelderbox te komen. Ondanks dat zij niet exact de datum kan noemen waarop dit is gebeurd, heeft [naam slachtoffer 2] vanaf het begin consequent aangegeven dat dit tijdens de ramadan in 2018 moet zijn geweest. Zij heeft steeds verteld dat zij met een mes is bedreigd. In het informatieve gesprek heeft zij niet verklaard wie dit mes hanteerde, maar in de daarop volgende verklaringen noemt [naam slachtoffer 2] steeds [naam medeverdachte 2] als degene die haar bedreigde met het mes. [naam slachtoffer 2] heeft al bij het informatieve gesprek de namen genoemd van de verdachte en de medeverdachten en is in haar latere verklaringen bij die namen gebleven. Zij heeft ook consequent verklaard over twee vrienden die erbij waren, maar die in de gang voor de kelderbox bleven staan en die zij niet heeft moeten pijpen. In de aangifte heeft [naam slachtoffer 2] uitgebreider verklaard, maar niets dat in strijd is met haar verklaring van december 2018. Er zijn nuanceverschillen in de aangifte en de daaropvolgende verhoren, maar deze zijn niet zodanig dat daarmee de verklaringen van [naam slachtoffer 2] ongeloofwaardig worden. Op de belangrijke punten heeft [naam slachtoffer 2] consistent verklaard.
Wel heeft [naam slachtoffer 2] pas in het verhoor van 5 augustus 2019 verklaard over vaginaal penetreren met de penis door vijf van de zeven verdachten. In dit verhoor, maar ook later bij de rechter-commissaris heeft [naam slachtoffer 2] daarover gezegd dat zij dit lange tijd heeft verzwegen, omdat zij haar ouders niet nog meer pijn wilde doen of boos wilde maken.
De rechtbank acht dit een aannemelijke en geloofwaardige verklaring. Het is immers doorgaans niet eenvoudig voor een slachtoffer van een zedenfeit om direct volledig openheid van zaken te geven en alles tot in detail te kunnen en durven vertellen. Soms worden uit zelfbescherming of bescherming van naasten gebeurtenissen en herinneringen verdrongen. Dat maakt dat er, ondanks zorgvuldig vragen door de zedenrecherche, af en toe tijd nodig is voordat een volledige verklaring wordt afgelegd. Dat [naam slachtoffer 2] pas op een later tijdstip heeft verklaard over deze vorm van seks maakt haar verklaringen daarom niet minder betrouwbaar.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam slachtoffer 2] wordt evenmin aangetast door het gegeven dat zij in haar verklaring bij de rechter-commissaris op 14 januari 2020 bepaalde vragen niet heeft kunnen beantwoorden. Tijdens dit verhoor heeft zij meerdere keren te kennen gegeven dat zij het niet precies meer weet. Zij kon zich op dat moment, ten overstaan van zes advocaten van de verdachten, niet alles meer herinneren. Hoewel dit ongelukkig is, is het gelet op het tijdsverloop en de setting toch ook niet verwonderlijk. In de kern heeft [naam slachtoffer 2] ook bij de rechter-commissaris op wezenlijke onderdelen hetzelfde verteld als bij de politie. Zij heeft bovendien verklaard dat zij eerder bij de politie de waarheid heeft gesproken.
De verdediging heeft met betrekking tot de betrouwbaarheid van [naam slachtoffer 2] gewezen op de verklaringen van getuigen [naam getuige 4] en [naam getuige 5] . Deze getuigen kunnen enkel verklaren over wat zij van [naam slachtoffer 2] hebben gehoord. Zij waren niet in of nabij de kelderbox aanwezig. De verklaringen van deze getuigen ondersteunen de verklaringen van [naam slachtoffer 2] op diverse punten. Daar waar de getuigen anders verklaren is dit te herleiden tot een eigen interpretatie naar aanleiding van wat [naam slachtoffer 2] hen heeft verteld of hun relatie met betrekking tot [naam slachtoffer 2] . De verklaringen van deze getuigen doen geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam slachtoffer 2] .
Wat wel afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van [naam slachtoffer 2] is de omstandigheid dat op haar telefoon niets is terug te vinden aangaande het contact dat zij met [naam medeverdachte 2] heeft gehad, terwijl uit politieonderzoek duidelijk is geworden dat zij (na het doen van de aangifte) op haar telefoon heeft gezocht naar informatie over het leeghalen van de telefoon “zodat de politie geen informatie vindt”. Dat [naam slachtoffer 2] deze zoekopdracht heeft gedaan op verzoek van haar toenmalige vriend, getuige [naam getuige 5] , is door hem ontkend en acht de rechtbank niet geloofwaardig. Het heeft er dus alle schijn van dat [naam slachtoffer 2] haar telefoon heeft gewist. Waarom [naam slachtoffer 2] dit heeft gedaan, is voor de rechtbank een vraagteken. Het maakt dat de rechtbank kritisch naar de verklaringen van [naam slachtoffer 2] kijkt en daarin zwaar laat meewegen of er steunbewijs is voor cruciale elementen, zoals de dwang.
Steunbewijs
Dit brengt de rechtbank dan ook bij de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van [naam slachtoffer 2] .
De rechtbank ziet dit bewijs allereerst in de (schriftelijke) verklaring van [naam medeverdachte 2] . Voorafgaand aan het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [naam medeverdachte 2] een schriftelijke verklaring opgesteld. Uit deze verklaring en het verhoor bij de rechter-commissaris blijkt dat hij meerdere keren seks heeft gehad met [naam slachtoffer 2] (haar met zijn penis vaginaal heeft gepenetreerd) in zijn kelderbox. Ook heeft hij verklaard dat [naam slachtoffer 2] hem meerdere keren heeft gepijpt. De verdachte was erbij aanwezig, terwijl [naam medeverdachte 2] werd gepijpt door [naam slachtoffer 2] . De verdachte werd daarna ook gepijpt door haar. Er was gefilmd door [naam medeverdachte 3] . [naam medeverdachte 2] had het lampje van een telefoon gezien op het moment dat [naam slachtoffer 2] “met hem bezig was”. Ook schreef [naam medeverdachte 2] in zijn verklaring dat er meerdere jongens in het halletje voor de kelderbox stonden die allemaal luidruchtig riepen dat zij ook gepijpt wilden worden. De jongens kwamen toen één voor één binnen in de kelderbox en [naam slachtoffer 2] heeft toen meerdere jongens gepijpt. Volgens [naam medeverdachte 2] is [naam slachtoffer 2] ook nog een tweede keer met de verdachte in de kelderbox geweest. De verdachte heeft toen tegen [naam medeverdachte 2] gezegd dat [naam slachtoffer 2] hem had gepijpt en dat zij hadden geneukt. [naam medeverdachte 2] heeft verder verklaard over [naam medeverdachte 4] die in de kelderbox door [naam slachtoffer 2] werd gepijpt. [naam medeverdachte 4] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris ook verklaard dat [naam slachtoffer 2] hem op voorstel van [naam medeverdachte 2] heeft gepijpt in diens kelderbox. Ook de verklaring van [naam medeverdachte 4] ondersteunt dus de aangifte.
Op 18 juni 2019 is [naam medeverdachte 5] bij de politie als verdachte (van het bezit en verspreiden van kinderporno) gehoord. Hij heeft verklaard dat [naam slachtoffer 2] hem heeft verteld dat ze was verkracht en het moeilijk heeft gehad. Ze had dit verteld, nadat hij haar had geconfronteerd met een filmpje waarop te zien was dat zij [naam medeverdachte 2] pijpte. Dit had ze hem verteld in de winter, ongeveer zeven maanden voor het verhoor. Hoewel [naam medeverdachte 5] , het zelf moeilijk vond om te geloven dat daadwerkelijk sprake was geweest van verkrachting, kan wel worden vastgesteld dat [naam slachtoffer 2] dit tegen hem heeft gezegd. Dat maakt dat ook deze verklaring ondersteuning biedt aan die van [naam slachtoffer 2] .
Naast deze verklaringen bevindt zich in het dossier de beschrijving van drie filmpjes waarop onder meer te zien is dat [naam slachtoffer 2] [naam medeverdachte 2] pijpt. [naam slachtoffer 2] heeft op dat moment alleen een onderbroek aan en is verder helemaal naakt. Op een van de filmpjes is te zien dat [naam medeverdachte 2] een condoom van zijn geslachtsdeel haalt en op een stellage legt. Op deze stellage liggen meerdere gebruikte condooms en een mes. Op dit filmpje is ook te zien dat zich naast [naam slachtoffer 2] , [naam medeverdachte 2] en de filmer nog een vierde persoon in de ruimte bevindt en is te horen dat wordt gezegd: “ [naam medeverdachte 3] , je bent toch niet aan het filmen.” De filmpjes bevestigen op meerdere punten de verklaringen van [naam slachtoffer 2] , waarbij de aanwezigheid van het mes tussen de gebruikte condooms een wezenlijke ondersteuning is van de verklaring van [naam slachtoffer 2] .
Verder ziet de rechtbank steunbewijs in het in de kelderbox aangetroffen DNA-materiaal van [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 4] . Er zijn spermasporen gevonden in de kelderbox die blijkens onderzoek door het NFI afkomstig blijken van deze medeverdachten. De verklaring die [naam medeverdachte 6] heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn sperma in de kelderbox acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Dan zijn er nog diverse tapgesprekken waaruit bevestiging volgt van de verklaringen van [naam slachtoffer 2] . Deze gesprekken vonden plaats nadat de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] door de politie waren aangehouden en deze gesprekken kunnen in die context geplaatst worden.
Getuige [naam getuige 6] is door [naam slachtoffer 2] genoemd als een van de twee jongens die wel in de gang voor de deur van de kelderbox stond, maar die zij niet heeft hoeven pijpen. In het tapgesprek tussen getuige [naam getuige 6] en zijn moeder, zegt [naam getuige 6] :
“Nou wij waren met z'n allen waren wij buiten en toen euh dat was toen een vriendinnetje van [naam medeverdachte 2] toen gingen wij naar de kelder en ik wist niet dat hij met haar daar heen ging, hij riep ons allemaal hij zei kom naar mijn kelder, wij komen daar en toen gingen die jongens die nu uit bed zijn gehaald die gingen met haar die kelder in en ik stond gewoon voor de deur. Ik stond voor de deur. Ik stond voor de deur. En dat meisje weet dat, ik heb dat meisje niet eens aangekeken. Ik heb nog gezegd tegen die jongens van euh ze is 15 of 16 doe een beetje, gedraag je een beetje.”
Op de vraag van zijn moeder of hij zweert dat hij niets heeft gedaan, antwoordde getuige [naam getuige 6] :
“Ik ga geen meisje verkrachten.”
[naam medeverdachte 7] zegt in een tapgesprek met [naam medeverdachte 4] dat zij ook de lul kunnen zijn, hetgeen [naam medeverdachte 4] bevestigt. [naam medeverdachte 7] zegt dan:
“echt waar, wij ook, wij hebben ook gedingest. Ik was daar ook. Daar heb je zelf ook het meisje geneukt, verdorie! Echt waar, echt als ze gaan praten broer. We zijn echt de lul he.”
En in het tapgesprek tussen [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 8] is gezegd dat zij, samen met twee anderen alle vier geveegd gaan worden. [naam medeverdachte 6] vraagt aan [naam medeverdachte 8] :
“Wat hebben ze gesnitcht?”, waarop [naam medeverdachte 8] antwoordt dat hij het niet weet, maar dat hij denkt van wel. [naam medeverdachte 6] vraagt vervolgens:
“Wie is er nu de lul?”waarop [naam medeverdachte 8] antwoordt:
“Jij, ik, [naam medeverdachte 7] en [naam medeverdachte 4] .”
Concluderend
De verklaringen van [naam slachtoffer 2] , in onderling verband beschouwd met de andere bewijsmiddelen zijn voldoende consistent en bevatten diverse met elkaar overeenkomende details, zodat zij naar het oordeel van de rechtbank als voldoende betrouwbaar kunnen gelden. Dat [naam slachtoffer 2] mogelijk berichten van haar telefoon heeft gewist, maakt dit niet anders. De rechtbank gebruikt de verklaringen van [naam slachtoffer 2] voor het bewijs. Dit betekent in het geval van de verdachte dat de rechtbank ervan uit gaat dat ook hij in de kelderbox is geweest en zich daar heeft laten pijpen door [naam slachtoffer 2] en dat hij met haar heeft geneukt.
Dwang
Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil verricht of heeft ondergaan. Doorslaggevend bij die vraag is of het slachtoffer heeft gedaan of toegestaan wat zij zonder de dwang niet zou hebben gedaan of toegestaan. Hierbij gaat het om de totale bedreigende situatie die mede door de daad van de verdachte wordt geschapen.
Voor de beantwoording van de vraag of hieraan in dit geval is voldaan, is het volgende relevant.
De verdachte maakte deel uit van een groep van in totaal negen jongens die in de kelderbox en in het gangetje voor de kelderbox aanwezig was. Er is door jongens op de gang geroepen dat zij ook gepijpt wilden worden door [naam slachtoffer 2] . [naam slachtoffer 2] bevond zich op dat moment in de kleine en volle kelderbox. Zij kon niet weg, omdat de jongens die riepen dat zij gepijpt wilden worden de weg naar buiten blokkeerden. De verdachte heeft bijgedragen aan het fysieke en numerieke overwicht bij de deur van de kelderbox. De verdachte heeft in de gang gewacht tot het zijn beurt was om de kelderbox in te gaan en zich te laten pijpen door [naam slachtoffer 2] . In de kelderbox heeft hij gezien dat [naam slachtoffer 2] nagenoeg geheel ontkleed was. Voor de verdachte was het duidelijk dat [naam slachtoffer 2] hem tegen haar wil heeft gepijpt en vaginale seks met hem heeft gehad. [naam slachtoffer 2] heeft immers verklaard dat zij elke keer “nee” heeft gezegd toen haar werd gezegd de volgende persoon te moeten pijpen. Zij heeft daarnaast gezegd geen seks met de verdachte te willen. Nadat de verdachte klaar was, was de volgende aan de beurt.
Deze feitelijkheden hebben gemaakt dat [naam slachtoffer 2] de verdachte heeft gepijpt en dat hij haar vaginaal kon penetreren.
Uit de verklaringen van [naam slachtoffer 2] volgt dat naast deze feitelijkheden [naam medeverdachte 2] geweld heeft gebruikt tegen haar en dat hij degene is geweest die met geweld tegen haar en haar ouders heeft gedreigd. Terwijl de andere jongens op de gang voor de kelderbox stonden te wachten heeft [naam medeverdachte 2] [naam slachtoffer 2] in de kelderbox, waarvan de deur op dat moment gesloten was, bedreigd met het mes en haar gezegd de jongens te pijpen, omdat haar ouders anders iets zou worden aangedaan. [naam medeverdachte 2] is ook de enige over wie [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij haar heeft geslagen. Er is geen bewijs dat de verdachte wist of kon weten van het geweld dat door [naam medeverdachte 2] was uitgeoefend. Evenmin is er bewijs dat de verdachte wist van de bedreiging met geweld jegens [naam slachtoffer 2] en haar ouders.
Van deze uitvoeringshandelingen die zijn genoemd in de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.
Daarnaast zal de verdachte worden vrijgesproken van het dreigen met het verspreiden van het filmpje als [naam slachtoffer 2] niet nogmaals naar de kelderbox toe zou komen. Er is immers geen bewijs dat de verdachte ten tijde van de gebeurtenissen in de kelderbox in 2018 wist of kon weten dat er een filmpje was dat werd gebruikt om [naam slachtoffer 2] te dwingen.
Medeplegen
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten voor de deur van de kelderbox gestaan en daarmee tezamen een fysiek en numeriek overwicht veroorzaakt. Zij hebben samen geroepen dat zij ook gepijpt wilden worden door [naam slachtoffer 2] en zijn vervolgens aansluitend op elkaar één voor één de kelderbox ingegaan, waarbij steeds minstens één van de anderen aanwezig bleef. Soms stond de volgende jongen al met zijn broek op zijn enkels te wachten tot hij aan de beurt was. Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen bewezen.
Meermaals
De verdachte is ten laste gelegd dat de verkrachting meermaals is gepleegd. [naam slachtoffer 2] heeft ook verklaard over drie keer dat zij in de kelderbox is geweest en dat zij alle drie die keren tegen haar wil jongens heeft moeten pijpen en door sommigen is geneukt. Over de tweede keer heeft [naam slachtoffer 2] verklaard dat zij eerst met [naam medeverdachte 2] en de verdachte in de kelderbox was en dat daarna de rest van de jongens weer kwam. In zijn verklaring bij de rechter-commissaris geeft de medeverdachte [naam medeverdachte 2] aan dat de verdachte in ieder geval twee keer in de kelderbox is geweest met [naam slachtoffer 2] . De keren dat [naam slachtoffer 2] in de kelderbox seks heeft gehad met de verdachte, in welke vorm dan ook, was er sprake van dwang. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verkrachting door de verdachte meermaals is gepleegd.
Parketnummer 10/810334-19, t.a.v. feit 5 en parketnummer 10/811037-19 feit 2 (bezit van kinder-pornografische afbeeldingen)
Onder de verdachte zijn twee telefoons in beslag genomen. In het onderzoek Comoren is op 17 juni 2019 een iPhone 7 in beslag genomen. Deze telefoon is onderzocht en daarop is een kinder-pornografische afbeelding gevonden. Op 30 september 2019 is in het onderzoek Amsterdam een iPhone XS onder de verdachte in beslag genomen. Op deze telefoon zijn twee kinder-pornografische afbeeldingen gevonden. Een van die afbeeldingen betrof dezelfde afbeelding als die eerder op de iPhone 7 van de verdachte was aangetroffen.
De verdachte heeft deze afbeeldingen op zijn telefoon aanwezig gehad en had beschikking over die afbeeldingen. Sterker nog, uit het onderzoek van zijn iPhone XS is gebleken dat hij beide kinder-pornografische afbeeldingen heeft gedeeld met anderen in een WhatsAppgroep. De verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap heeft gehad van de afbeeldingen, dat ze ‘geblurd’ zijn binnengekomen op zijn telefoon en automatisch en ongezien opgeslagen in zijn telefoongalerij, is tegen die achtergrond volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van deze feiten.
Parketnummer 10/812008-20 (openlijk geweld tegen [naam slachtoffer 3] )
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zelf geen daad van geweld heeft gepleegd. Hij is aanwezig geweest bij de door zijn mededaders gepleegde geweldshandelingen tegen de aangever en heeft dit alles gefilmd met behulp van zijn mobiele telefoon. De verdachte wist wat zijn mededaders van plan waren. Hij heeft erkend dat hem dat van tevoren is gezegd en dat hem is gevraagd het vechten met de aangever te filmen. Blijkbaar was er aanleiding voor de groep om ervoor te zorgen dat het geweld gefilmd zou worden. Vooraf werd immers geregeld dat de verdachte het gevecht zou filmen, waarmee dat filmen ook onderdeel is gaan uitmaken van het plan van de groep. Aan het einde van het filmpje, is te zien dat de verdachte eerst het onderlichaam van de mededader met bloed op zijn broek filmt en daarna zichzelf, lachend. Te horen is dat hij dan “MSGH” zegt. Dit betekent volgens de aangever ‘Maasluis gekkenhuis’. De verdachte heeft ook met dit gedrag blijk gegeven van deelname aan de groep.
De verdachte heeft door het op verzoek filmen van het geweld van zijn mededaders tegen de aangever, in sterke mate bijgedragen aan een sfeer van ontremming bij de anderen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld, en daaraan bovendien een zodanig significante bijdrage heeft geleverd dat hij moet worden aangemerkt als medepleger.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 subsidiair, 4 en 5, onder parketnummer 10/8110347-19 onder 1 en 2 en onder parketnummer 10/812008-20 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 subsidiair, 4 en 5, onder parketnummer 10/8110347-19 onder 1 en 2 en onder parketnummer 10/812008-20 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/810334-19 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/810334-19
1. Subsidiair
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019 te Maassluis met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2003), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 1] en zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer 1] te laten pijpen;
2.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019, te Maassluis, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander , afbeeldingen, te weten films, van (een) seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] 2003, is betrokken heeft vervaardigd, welke seksuele gedraging – zakelijk weergegeven – bestond uit (telkens):
het met de penis oraal penetreren van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ;
4.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met een ander in een woning gelegen aan de [adres delict] , parfumflessen en een ketting die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 4] ,en een horloge, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 30 september 2019 te Maassluis, een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (merk/type Apple/
iPhone XS), twee afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijke weergegeven – bestonden uit:
het met de/een penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het geheel naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling ;
parketnummer 10/811037-19
1.
hij in de periode van 1 mei 2018 tot en met 30 juni 2018 te Maassluis, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, door feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het telkens door verdachte en zijn medeverdachten brengen en houden van hun penissen in de vagina van die [naam slachtoffer 2] en het brengen en houden van hun penissen in de mond van die [naam slachtoffer 2] en zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer 2] laten pijpen, waarbij de feitelijkheden hebben bestaan uit het (telkens) in de genoemde periode (op één of meer tijdstippen) (door verdachte en/of zijn medeverdachte(n))
- meermalen, (telkens) aan die [naam slachtoffer 2] kenbaar maken dat zij verdachte en zijn medeverdachten moest pijpen en met verdachte en zijn medeverdachten seks moest hebben,
- die [naam slachtoffer 2] gebieden, althans ertoe brengen, haar kleding uit te trekken en voorover te buigen, en
- creëren en/of bewerkstelligen van (fysiek en numeriek) overwicht op die [naam slachtoffer 2] in/nabij (de toegang tot) de kelderbox, zodanig dat die [naam slachtoffer 2] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken, en
- ( één voor één) betreden van de kelderbox waarin die [naam slachtoffer 2] zich (ontkleed) bevond en zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer 2] laten pijpen en seks met die [naam slachtoffer 2] hebben;
2.
hij op 17 juni 2019 te Maassluis, een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (merk/type Apple/
iPhone), bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de/een penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt ;
parketnummer 10/812008-20
hij op 14 september 2019 te Maassluis, op of aan de openbare weg, de Nijverheidstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het:
- die [naam slachtoffer 3] in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, stompen en
- die [naam slachtoffer 3] in een nekklem vastpakken, en
- die [naam slachtoffer 3] (met kracht) op de grond gooien, en
- die [naam slachtoffer 3] , terwijl hij op de grond lag, meerdere malen op/tegen het lichaam slaan/stompen, en
- die [naam slachtoffer 3] , terwijl hij op de grond lag, tegen het lichaam schoppen, en
- met een mobiele telefoon filmen van de geweldshandelingen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

5.1.
Strafbaarheid parketnummer 10/810334-19 feit 2
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het vervaardigen van kinder-pornografische afbeeldingen (het filmpje waarop te zien is dat aangeefster [naam slachtoffer 1] de verdachte pijpt). De handelingen van de verdachte en [naam slachtoffer 1] wijken niet af van de norm die jongeren tegenwoordig onderling hanteren, zeker nu sprake was van vrijwillig seksueel contact en het vrijwillig filmen daarvan. Artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is niet geschreven voor een casus als de onderhavige, zodat het (laten) maken van het filmpje in het onderhavige geval niet strafbaar is.
5.1.2.
Beoordeling
De Hoge Raad heeft in een arrest van 9 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:213) overwogen dat artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht zeer ruim is geredigeerd en het daarom aan de feitenrechter is om in voorkomende gevallen te beoordelen of het gedrag van de verdachte, alle omstandigheden in aanmerking genomen, van dien aard is dat het moet worden gekwalificeerd als het in die bepaling als misdrijf tegen de zeden strafbaar gestelde feit. De feitenrechter moet dat doen aan de hand van de volgende factoren: de concrete gedraging van de verdachte, de leeftijd van de betrokkenen, de instemming van de betrokkenen en het ontbreken van enige aanwijzing voor een risico van verspreiding van de afbeelding(en) onder anderen dan de betrokkenen.
Bij de strafbaarstelling van kinderporno gaat het niet alleen om het voorkomen van schade aan het kind dat bij de vervaardiging van kinderporno betrokken is geweest, maar ook om het voorkomen van schade aan dat kind door het in omloop brengen van beeldmateriaal. De eventuele instemming met de vervaardiging van kinderporno neemt de schadelijke effecten daarvan niet weg.
De verdachte heeft aangegeven de seksuele handelingen tussen [naam slachtoffer 1] en hem te hebben gefilmd met een telefoon van zijn vriend, omdat zijn eigen telefoon aan de oplader lag. Daarnaast heeft ook de vriend van de verdachte een filmpje gemaakt met een mobiele telefoon. De verdachte heeft aan zijn vriend gevraagd om dit filmpje te maken. [naam slachtoffer 1] wist niet dat zij gefilmd zou worden. De verdachte heeft door te filmen en te laten filmen met andermans telefoon het risico op verspreiding aanvaard. Verder heeft de verdachte verklaard dat zijn vriend, nadat de verdachte ruzie met hem had gekregen, de filmpjes heeft verspreid. Nu met de verspreiding van het filmpje aan anderen dan de betrokkenen, het risico op verspreiding van het filmpje daadwerkelijk is verwezenlijkt, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte in hun geheel en in onderlinge samenhang bezien, een strafbaar feit opleveren.
5.1.3.
Conclusie
Nu er overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten, zijn de feiten dus strafbaar.
De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/810334-19

1..Subsidiair

Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

2.
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
4.
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5. Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Parketnummer 10/811037-19

1.

Verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

2. Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.
Parketnummer 10/812008-20
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich als veertienjarige schuldig gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen met een vijftienjarig meisje. Hij heeft zich door haar laten pijpen in het trappenhuis van een flat, in het bijzijn van een vriend en heeft daarbij een (nep)vuurwapen op haar hoofd gericht. Hij heeft hiervan een filmpje gemaakt en er ook één laten maken door zijn vriend. Hij heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer. Hij heeft, ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, seksuele handelingen met het slachtoffer verricht en daarbij onvoldoende rekening gehouden met de kwetsbare positie waarin het slachtoffer destijds verkeerde. Door het slachtoffer ook nog eens te (laten) filmen, heeft hij haar verder geschaad. Dat dit soort feiten tot psychische schade kunnen leiden en dat de slachtoffers daarvan langdurig de gevolgen (kunnen) meedragen, is een feit van algemene bekendheid. Dat hiervan bij het slachtoffer ook sprake is, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, waarin zij aangeeft nog altijd emotionele pijn te voelen, door het misbruik te zijn veranderd als persoon en (psychische) hulp nodig te hebben.
Ook heeft de verdachte laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Samen met een ander heeft de verdachte zich immers schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning. Zij zijn de woning van [naam slachtoffer 1] binnengegaan en hebben spullen weggenomen. [naam slachtoffer 1] stond erbij en voelde zich machteloos. Het gaat om een ernstig feit, waardoor schade en overlast is veroorzaakt.
Voorts maakte de verdachte, destijds pas dertien jaar, deel uit van een groep jongens die zich, in verschillende samenstellingen, schuldig heeft gemaakt aan een reeks van verkrachtingen van een meisje van zestien jaar oud. Deze feiten hebben plaatsgevonden in een kelderbox.
Op enig moment, tijdens de ramadan in 2018, is [naam slachtoffer 2] op verzoek van haar ex-vriend, medeverdachte [naam medeverdachte 2] , naar zijn kelderbox gegaan om te praten. Vervolgens is een groep van acht jongens naar de kelderbox gekomen. [naam slachtoffer 2] heeft in die kelderbox, tegen haar wil, zeven van de aanwezige jongens moeten pijpen. Met drie van hen heeft zij ook gedwongen seks gehad. Om [naam slachtoffer 2] zo ver te krijgen dat zij deze handelingen toeliet, is zij door haar ex-vriend in de kelderbox bedreigd met een mes. Ook is door hem aangegeven dat haar ouders wat zou worden aangedaan als zij niet meewerkte en heeft hij haar een klap gegeven toen zij hem niet wilde pijpen. Bij deze dreigementen en het slaan waren de andere jongens niet aanwezig en dit kan hen daarom niet worden aangerekend. Maar zij stonden wel bij de kelderbox te wachten op hun beurt om door de aangeefster tegen haar wil seksueel bevredigd te worden. [naam slachtoffer 2] moest van hen haar kleding uit doen en van hen die haar ook met hun penis wilden penetreerden, moest zij vooroverbuigen. Ze is door de zeven jongens verkracht. Alle verdachten hebben de aangeefster gedwongen hen te pijpen. Drie van hen, onder wie de verdachte, hebben haar ook tegen haar wil vaginaal gepenetreerd met hun penis. Sommige jongens stonden met hun broek op hun enkels te wachten tot zij aan de beurt waren. Omdat er veel jongens in of nabij de kelderbox aanwezig waren, kon en durfde [naam slachtoffer 2] zich niet aan hen te onttrekken. Zij was volledig overgeleverd aan de grillen van de verdachte en zijn mededaders. In het geval van de verdachte is het niet bij één keer gebleven, dat rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de jonge aangeefster. Zij hebben haar grof seksueel misbruikt en haar behandeld als gebruiksvoorwerp en niet als mens. Het is een feit van algemene bekendheid dat feiten als deze vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Dat dit ook bij de aangeefster speelt, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, waarin zij aangeeft tot op heden emotionele schade te ondervinden van de feiten en nog altijd psychologische hulp nodig te hebben. De verdachte heeft daar met zijn handelen een behoorlijk aandeel in gehad.
Verder heeft de verdachte zich op veertienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging in vereniging. Het aandeel van de verdachte heeft bestaan uit het van nabij filmen van het door zijn mededaders gepleegde geweld. Door zo te handelen heeft hij de dreiging en het geweld van de mededaders versterkt. Dit soort feiten heeft grote impact op de slachtoffers daarvan. Daarnaast worden in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid hierdoor versterkt.
Tot slot heeft de verdachte op zijn mobiele telefoon kinderporno in bezit gehad. Op zijn telefoon had hij een kinder-pornografische afbeelding. Nadat deze telefoon in beslag was genomen en de verdachte een nieuwe telefoon had, had hij deze afbeelding opnieuw en nog een andere kinder-pornografische afbeelding op de nieuwe telefoon. De rechtbank rekent de verdachte ook het bezit van deze afbeeldingen zwaar aan, nu achter het bezit van kinderporno groot leed en misbruik van kinderen schuil gaat.
De rechtbank acht het bijzonder zorgwekkend en nauwelijks voorstelbaar dat de verdachte al op dertienjarige leeftijd in staat is geweest tot het plegen van een verkrachting. Toch is dat gebeurd. Bijzonder zorgwekkend is ook dat het daar niet bij is gebleven, maar dat hij nog geen jaar later ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaraan een (nep)vuurwapen te pas is gekomen en die ook nog eens zijn gefilmd. In relatief korte feit heeft de verdachte zich zo niet alleen op heel jonge leeftijd aan veel misdrijven schuldig gemaakt, maar ook nog aan bijzonder ernstige.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De kinder- en jeugdpsychologen drs. [naam deskundige 1] en drs. [naam deskundige 2] hebben op 4 december 2019 over de verdachte gerapporteerd. Aan dit onderzoek heeft de verdachte gedeeltelijk meegewerkt. Het rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling die zich uit in een normoverschrijdende gedragsstoornis die al op jonge leeftijd voor het eerst tot uiting komt. De verdachte maakt een zorgelijke ontwikkeling door op het gebied van zijn emotionele en gewetensontwikkeling. Er is geen uitspraak gedaan over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, vanwege de ontkenning. Uitdieping is nodig om ontwikkeling en beloop en de risico- en prognostische factoren goed in kaart te kunnen brengen. Omdat geen volledig onderzoek is uitgevoerd en nog veel zaken onbeantwoord zijn gebleven, is het moeilijk om tot een advies te komen waardoor een plaatsing op de observatieafdeling van forensisch centrum Teylingereind (hierna: ForCa) plaatsing meerwaarde kan hebben.
De kinder- en jeugdpsychiater [naam deskundige 2] heeft op 5 december 2019 over de verdachte gerapporteerd. De verdachte weigerde aan het onderzoek mee te werken, waardoor onderzoek niet mogelijk was. Ook de kinder- en jeugdpsychiater heeft een ForCa plaatsing geadviseerd. Dit advies is opgevolgd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het multidisciplinair rapport van GZ-psycholoog drs. [naam deskundige 3] en kinder- en jeugdpsychiater dr. [naam deskundige 4] , gedateerd 25 maart 2020, opgesteld naar aanleiding van de klinische observatie bij ForCa.
Dit multidisciplinaire rapport houdt samenvattend en voor zover van belang het volgende in. De verdachte heeft geweigerd aan het onderzoek mee te werken. Hij is niet met de onderzoekers in gesprek getreden, deed niet mee aan vaktherapie en werkte niet mee aan het milieuonderzoek. De overwegingen van de psycholoog en de psychiater zijn daarom gebaseerd op enkele klinische indrukken, groepsobservaties en collaterale informatie.
Bij de verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en enkele narcistische kenmerken. Qua persoonlijkheidskenmerken gaat het bij antisociale cognities om het vooropzetten van eigenbelang en niet denken aan het belang van anderen. Er is sprake van een beperkte mate van empathie. De verdachte is niet in staat zich rekenschap te geven van de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Er is sprake van gebrek aan berouw. Dat blijkt uit de manier waarop hij met correctie op grensoverschrijdend gedrag omgaat. Hij laat onbewogenheid zien om onverstoord te blijven. Hij heeft een verhoogd zelfbeeld: hij heeft het idee meer rechten te hebben dan anderen en te kunnen nemen wat hij wil. In de ontwikkeling valt op dat de verdachte thuis krijgt wat hij wil hebben. Het gedrag van de verdachte wordt door zijn familie vergoelijkt. Het is aannemelijk dat voornoemde kenmerken hebben doorgewerkt in de meeste ten laste gelegde feiten. Het is immers aannemelijk dat het patroon waarbij de verdachte over de grenzen van anderen heen gaat, onvoldoende wordt geremd door een geïnternaliseerd geweten of empathische vermogen. Het zich verheven voelen boven anderen, heeft geleid tot de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt om de feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Dit geldt niet voor het bezit van de kinderporno, nu daarover voor wat betreft de toerekenbaarheid geen uitspraak kan worden gedaan. Op basis van een klinisch oordeel wordt het algemene risico op recidive met betrekking tot delictgedrag als verhoogd ingeschat. Er is sprake van een langer durend patroon, dat zich voortzet in verschillende settingen.
De onderzoekers achten het van belang voor het beperken van het recidiverisico en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling dat de eerder beschreven pathologie wordt behandeld. In elk geval vanaf negenjarige leeftijd is bij de verdachte sprake van een gedragspatroon waarbij de grenzen van anderen onvoldoende worden gerespecteerd en hij zich niet adequaat aanpast aan sociaal-maatschappelijke normen. De verdachte bagatelliseert zijn eigen gedrag en ziet blijkbaar niet hoe afwijkend zijn gedrag is. Dit, alsmede dat sprake is van een gebrek aan motivatie om iets aan zijn gedrag te doen, baart zorgen. Gezien de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek is de verwachting dat een intensieve en langdurige behandeling nodig is. Dit zou kunnen plaatsvinden in een ambulante of residentiële setting. Een residentiële setting zal het meest geschikt zijn ter preventie van recidive en in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling. Anderzijds wordt opgemerkt dat ambulante behandeling niet eerder heeft plaatsgevonden en dat de verdachte en de opvoeders mogelijk toch meer gemotiveerd zijn dan kon worden onderzocht. Daarom verdient ambulante behandeling wellicht een kans. Voor ambulante behandeling is een langdurig kader nodig. Het kader van een Plaatsing in een Inrichtingen voor Jeugdigen (PIJ) voorziet hierin. Nu ernstige persoonlijkheidsproblematiek en disfunctioneren is geconstateerd, de ten laste gelegde feiten ernstig zijn, er een intensief juridisch kader nodig is en er geen alternatief is voor succesvolle behandeling, wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel. Of een eventuele PIJ-maatregel voorwaardelijk of onvoorwaardelijk moet zijn, wordt op basis van het huidige onderzoek niet helemaal duidelijk.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 november 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Binnen alle domeinen zijn risicofactoren zichtbaar. De zorgen rondom de verdachte vloeien voort uit de complexiteit van zijn problematiek die daardoor ook op meerdere levensterreinen te zien is. Onbehandeld blijft de kans op recidive aanwezig. Gezien de aard en de ernst van de ten laste gelegde feiten wordt dan ook de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk geacht. Langdurige behandeling is noodzakelijk en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden lijkt het best aan te sluiten bij de mogelijkheden en behoeftes van de verdachte. Gezien het feit dat de verdachte niet eerder behandeling heeft gehad, is de Raad van mening dat gestart moet worden met de minst ingrijpende aanpak, dus met een ambulante behandeling. Mocht blijken dat dit onvoldoende beklijft, kan alsnog worden uitgeweken naar een residentiële behandeling.
Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de duur van de preventieve hechtenis en een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten, meewerken aan behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling en onderwijs volgen bij Onderwijs Goed, gevolgd door een dagbesteding in de vorm van werk of school. Vanwege het hoge recidiverisico wordt geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
[naam kernfunctionaris] , als kernfunctionaris werkzaam bij de Raad, heeft ter zitting het advies gewijzigd. Over het advies is door de Raad lang getwijfeld. In eerste instantie werd gedacht aan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, maar omdat de verdachte niet eerder is veroordeeld, is uitgekomen op een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De afgelopen periode heeft de verdachte geen medewerking verleend aan een behandeling bij de Waag. De Raad heeft de problematiek van de verdachte anoniem aan de behandelaren bij de Waag voorgelegd. De behandelaren bij de Waag hebben twijfels over de kans van slagen van een ambulante behandeling. Ook drs. [naam deskundige 3] en dr. [naam deskundige 4] zijn hier sceptisch over. Nu de verdachte ook ter zitting weinig empathie heeft getoond, intrinsieke motivatie voor behandeling nog altijd ontbreekt en de houding van de vader blijk geeft van een weinig steunend netwerk, is de Raad er niet van overtuigd dat ambulante behandeling in de thuissituatie kan slagen. Om deze reden wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte dient mee te werken aan een klinische opname in een residentiële instelling zoals De Catamaran of De Fjord.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 oktober 2020. Dit rapport houdt het volgende in. Op het gedrag van de verdachte heeft de begeleiding weinig aan te merken. De verdachte heeft in zijn schorsingsperiode het HKA-traject positief afgerond en wat betreft onderwijs heeft hij een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De verdachte volgt tot op heden onderwijs bij Onderwijs Goed en zet zich in om in februari 2021 naar regulier onderwijs, MBO niveau 2, te kunnen doorstromen. Merkbaar is dat de verdachte een perspectief nodig heeft. Zodra hij een duidelijk doel voor ogen heeft, heeft de jeugdreclassering er vertrouwen in dat de verdachte hier hard voor zal werken. De verdachte heeft ook deelgenomen aan muziektherapie, PMT en PRT. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met de bijzondere voorwaarden als ook geadviseerd door de Raad.
[naam jeugdreclasseringsmedewerker] , als jeugdreclasseringsmedewerker werkzaam bij de jeugdreclassering, heeft ter zitting naar voren gebracht dat ook hij de noodzaak ziet van een opname in een residentiële instelling. De jeugdreclassering wil uiteindelijk voorkomen dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Vanwege het gebrek aan intrinsieke motivatie en daarbij ook het gebrek aan probleeminzicht wordt een opname in een residentiële instelling passender geacht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusie van de psychologen en psychiater wordt gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling die ook aanwezig was ten tijde van de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal de verdachte een jeugddetentie opleggen van 180 dagen, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen passend is. Aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel wordt voldaan. De gepleegde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Ten tijde van het begaan van die misdrijven bestond bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Bovendien is de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Vanwege het langdurige patroon van gedragsproblemen, de ernst van de ten laste gelegde feiten en het hoge recidiverisico is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel door de deskundigen overwogen. Maar de verdachte heeft nog geen intensieve, op maat gemaakte forensische behandeling gehad en hij is niet eerder veroordeeld. Daarom wil de rechtbank de verdachte de mogelijkheid bieden om zich open te stellen en in te zetten voor behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarin weegt voor de rechtbank mee dat hij zich in de schorsingsperiode goed heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden, zoals het volgen van onderwijs. Het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt noodzakelijk geacht als stevige stok achter de deur voor de bijzondere voorwaarden die de rechtbank hem zal opleggen.
Daarbij ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de noodzakelijk geachte behandeling, ter beperking van het recidiverisico en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling, dient plaats te vinden in een ambulante of residentiële setting.
Hoewel twijfel bestaat of ambulante behandeling van de verdachte in de thuissituatie kans van slagen heeft, ziet de rechtbank aanleiding om de verdachte de kans te geven te laten zien dat hij voor de nodig geachte hulp openstaat en hieraan zijn medewerking zal verlenen.
Uit de verschillende rapporten kan weliswaar worden opgemaakt dat bij rapporteurs, scholen en hulpverleners de indruk bestaat dat de familie een visie op de wereld van ‘wij tegen de rest’ hanteert, dat de verdachte hierin wordt meegenomen en dat zij beperkt openstaan voor hulp. Maar ter zitting heeft de verdachte duidelijk te kennen gegeven dat hij, omdat hij een familiemens is, aan een eventuele behandeling vanuit de thuissituatie zijn medewerking zal verlenen. Hierbij is hij zich ervan bewust dat wanneer dit niet slaagt, de mogelijkheid bestaat dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Hij wil laten zien dat dit niet nodig zal zijn.
De rechtbank acht ook van belang dat de jeugdreclassering heeft aangegeven dat de verdachte zich ergens goed voor kan inzetten, wanneer hij een duidelijk doel voor ogen heeft. Ook de vader heeft ter zitting verklaard mee te zullen werken aan een ambulante behandeling en zich te zullen inspannen om ervoor te zorgen dat de verdachte zich aan de voorwaarden houdt.
De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijk op te leggen PIJ-maatregel worden verbonden, zijn: een meldplicht bij de jeugdreclassering, een contactverbod met de beide aangeefsters, meewerken aan behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling en onderwijs volgen bij Onderwijs Goed, gevolgd door een dagbesteding in de vorm van werk of school. De rechtbank verbindt aan deze bijzondere voorwaarden een proeftijd voor de duur van twee jaar.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien de verdachte veroordeeld zal worden wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen.
Gelet op de ernst van de feiten en de hierboven genoemde rapportages waaruit naar voren komt dat het recidivegevaar bij het uitblijven van behandeling hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Anders dan is gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met de aangeefsters op te leggen. Dit contactverbod is reeds opgelegd als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke PIJ-maatregel. De dreiging die van de omzetting in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel uitgaat, is vele malen groter dan de dreiging die uitgaat van de hechtenis bij de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank ziet daarom niet in dat onder die dreiging reëel zou zijn dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefsters.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoons te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de in beslag genomen telefoons dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling en conclusie
De in beslag genomen telefoons zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het bewezen bezit van kinder-pornografische afbeeldingen heeft betrekking op deze telefoons. De verdachte heeft de afbeeldingen niet alleen zelf in zijn bezit gehad, maar heeft ze ook nog doorgestuurd; dat rechtvaardigt de onttrekking aan het verkeer van de telefoons.

9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] , ter zake van de onder parketnummer 10/810334-19 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 15.000,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 2] , ter zake van het onder parketnummer 10/811037-19 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.440,07 aan materiële schade en een bedrag van € 20.000,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verzocht is de ouders hoofdelijk te veroordelen.
9.1.
Standpunt officier van justitie
[naam slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is. Zij heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[naam slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is. De ouders van de verdachte die ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit de leeftijd van veertien jaar nog niet had bereikt, kunnen tot een schadevergoeding worden veroordeeld. Zij heeft gevorderd de ouders hoofdelijk met de mededaders te veroordelen in de betaling van dit bedrag.
9.2.
Standpunt verdediging
[naam slachtoffer 1]
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat deze dient te worden afgewezen, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair is verzocht het gevraagde schadebedrag te matigen tot een bedrag van € 5.000,–. Daarbij is aansluiting gezocht bij een aantal uitspraken en de letsellijst van het Schadefonds.
[naam slachtoffer 2]
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat deze dient te worden afgewezen, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair is met betrekking tot de immateriële schade aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair is verzocht het gevraagde (immateriële) schadebedrag te matigen tot een bedrag van € 5.000,–. Daarbij is aansluiting gezocht bij een aantal uitspraken en de letsellijst van het Schadefonds.
Met betrekking tot de parkeer- en reiskosten (materiële schade) is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Nu de voor de verlofuren van de vader verzochte materiële schade onvoldoende is onderbouwd, dient de benadeelde partij in dit deel van de vordering tevens niet-ontvankelijk te worden verklaard. Tot slot is verzocht de schade niet hoofdelijk op te leggen, maar deze evenredig onder de veroordeelden te verdelen.
9.3.
Beoordeling
[naam slachtoffer 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,– zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 juli 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[naam slachtoffer 2]
De rechtbank acht aan materiële schadevergoeding een bedrag van € 459,64 toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder parketnummer 10/811037-19 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade. Het toegewezen bedrag aan materiële schade bestaat uit € 383,24 aan reiskosten en € 76,40 aan parkeerkosten.
Voor het overige, te weten de verplaatste schade van de vader, zal de vordering worden afgewezen. De rechtbank begrijpt dat voor de steun van het slachtoffer de vader soms hele dagen vrij heeft genomen. Het betreft hier echter geen steun waarvoor het normaal en gebruikelijk is tegen betaling een professionele hulpverlener in te schakelen. Daarom hoeft de geleden (verplaatste) schade in verband met de opgenomen vrije dagen van de vader niet door de verdachte te worden vergoed.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,– zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, zijn de ouders van de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zullen de ouders van de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
[naam slachtoffer 1]
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,– vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
[naam slachtoffer 2]
De ouders van de verdachte moeten de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.459,64. Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van ouders van een minderjarige, die ten tijde van het tenlastegelegde feit jonger was dan 14 jaar, zal de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 240b, 242, 245, 248 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/810334-19 onder 1 subsidiair, 2, 4 en 5, onder parketnummer 10/811037-19 onder 1 en 2 en onder parketnummer 10/812008-20 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster, [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] 2003 en de aangeefster, [naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2001;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan ambulante behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen bij Onderwijs Goed en daaropvolgend meewerkt aan de invulling van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of school;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijsten van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: het Apple telefoontoestel (kleur wit APPLE [serienummer] , [beslagnummer 1] );
- verklaart onttrokken aan het verkeer: het Apple telefoontoestel (kleur zwart _ [beslagnummer 2] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 750,– (zegge: zevenhonderdvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 750,–(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd
veroordeelt de ouders van de verdachte hoofdelijk met de mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 5.459,64 (zegge: vijfduizendvierhonderdnegenenvijftig euro en vierenzestig eurocent),bestaande uit € 459,64 aan materiële schade en € 5.000,– aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de ouders van de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zullen zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de ouders van de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Benaissa en A. Wijsman-van Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/810334-19
1.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019 te Maassluis
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 1] en/of zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer 1] laten pijpen,
waarbij het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- die [naam slachtoffer 1] aan de pols trekken en/of in de rug knijpen en/of een arm om die [naam slachtoffer 1] heen te slaan en haar zodoende (deels met het openbaar vervoer) meenemen naar een trappenhuis (in een flat), en/of
- ( aldaar) (dreigend) tegen die [naam slachtoffer 1] zeggen dat zij hem, verdachte, moest gaan pijpen en/of
- ( vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] zetten/duwen en/of (daarbij) aan die [naam slachtoffer 1] toevoegen van de woorden dat als zij het (pijpen) niet ging doen, zij geen goed einde zou krijgen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( gedurende het pijpen) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [naam slachtoffer 1] gericht houden.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019 te Maassluis
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2003),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 1] en/of zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer 1] te laten pijpen.
2.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019, te Maassluis, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
(een) afbeelding(en), te weten (een) film(s), van (een) seksuele gedraging(en), waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] 2003, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft vervaardigd,
welke seksuele gedraging(en) – zakelijk weergegeven – bestond(en) uit (telkens):
het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandnaam [naam bestand 1] ).
3.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019 te Maassluis en/of te Vlaardingen, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het (telkens)
- maken van foto’s en/of video’s waarop de (ontblote) borsten en/of billen van die [naam slachtoffer 1] te zien zijn en/of waarop te zien is dat die [naam slachtoffer 1] haar (ontblote) borsten betast en/of speelt met haar (ontblote) borsten, en/of
- ( vervolgens) via Snapchat versturen van die foto’s naar hem, verdachte,
waarbij het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (telkens)
- dreigen dat, indien die [naam slachtoffer 1] geen foto’s en/of video’s van haar (ontblote) borsten zen/of billen zou sturen, hij, verdachte, de eerder door hem van die [naam slachtoffer 1] gemaakte foto’s (waarop te zien is dat hij die [naam slachtoffer 1] aanraakt) naar haar ouders en broer te sturen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- dreigen, dat indien die [naam slachtoffer 1] geen foto’s en/of video’s van haar (ontblote) borsten en/of billen zou sturen, hij, verdachte, zijn vrienden naar haar huis zou sturen en/of zelf met een pistool bij haar huis langs zou komen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019 te Maassluis en/of te Vlaardingen, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een ander, te weten [naam slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten foto’s en/of video’s van haar (ontblote) borsten en/of billen te maken en/of deze (vervolgens) via Snapchat aan hem, verdachte, te versturen,
door die [naam slachtoffer 1] te dreigen dat, indien die [naam slachtoffer 1] geen foto’s en/of video’s van haar (ontblote) borsten en/of billen zou sturen, hij, verdachte:
- de eerder door hem van die [naam slachtoffer 1] gemaakte foto’s (waarop te zien is dat hij die [naam slachtoffer 1] aanraakt) naar haar ouders en broer te sturen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- zijn vrienden naar haar huis zou sturen en/of zelf met een pistool bij haar huis langs zou komen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
4.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juli 2019 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in/uit een woning gelegen op/aan de [adres delict] ,
(een) parfumfles(sen) en/of (een) ketting(en) en/of (een) ring(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 4] ,
en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
5.
hij
op of omstreeks 30 september 2019 te Maassluis, althans in Nederland,
twee afbeeldingen, te weten twee foto’s, en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon (merk/type Apple/I-Phone XS), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad, en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijke weergegeven – bestonden uit:
het met de/een penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnaam: [naam bestand 2] ) en/of
het geheel naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (bestandsnaam: [naam bestand 3] ).
Parketnummer 10/811037-19
1.
hij
in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 30 juni 2018 te Maassluis, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) brengen en/of houden van zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [naam slachtoffer 2] en/of het brengen en/of houden van zijn/hun penis(sen) in de mond van die [naam slachtoffer 2] en/of zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer 2] laten pijpen,
waarbij het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (telkens) in de genoemde periode (op één of meer tijdstippen) (door verdachte en/of zijn medeverdachte(n))
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan die [naam slachtoffer 2] kenbaar maken dat zij naar de kelderbox moest komen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan die [naam slachtoffer 2] kenbaar maken dat zij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) moest pijpen en/of met verdachte en/of zijn medeverdachte(n) seks moest hebben, anders zou haar of haar ouders iets worden aangedaan, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer 2] tonen en/of voorhouden van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of
- die [naam slachtoffer 2] in het gezicht slaan, en/of
- die [naam slachtoffer 2] gebieden, althans ertoe brengen, haar kleding uit te trekken en/of voorover te buigen, en/of
- creëeren en/of bewerkstelligen van (fysiek en/of numeriek) overwicht op die [naam slachtoffer 2] in/nabij (de toegang tot) de kelderbox, zodanig dat die [naam slachtoffer 2] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken, en/of
- ( één voor één) betreden van de kelderbox waarin die [naam slachtoffer 2] zich (ontkleed) bevond en/of zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer 2] laten pijpen en/of seks met die [naam slachtoffer 2] hebben,
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan die [naam slachtoffer 2] kenbaar maken (mondeling dan wel via berichtenverkeer) dat zij (weer) naar de kelderbox moest komen en/of (weer) verdachte en/of zijn medeverdachte(n) moest pijpen en/of met verdachte en/of zijn medeverdachte(n) seks moest hebben, anders zou een eerder (tijdens het pijpen) van [naam slachtoffer 2] gemaakt filmpje verspreid gaan worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2.
hij
op of omstreeks 17 juni 2019 te Maassluis, althans in Nederland,
een afbeelding, te weten een foto, en/of een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (merk/type Apple/I-Phone), bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad, en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de/een penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (afbeelding [naam bestand 4] in toonmap).
Parketnummer 10/812008-20
hij
op of omstreeks 14 september 2019 te Maassluis,
op of aan de openbare weg, de Nijverheidstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] ,
welk geweld bestond uit het:
- die [naam slachtoffer 3] in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, slaan/stompen en/of
- die [naam slachtoffer 3] in een nekklem vastpakken, en/of
- die [naam slachtoffer 3] (met kracht) op de grond gooien, en/of
- die [naam slachtoffer 3] , terwijl hij op de grond lag, een of meerdere malen op/tegen het lichaam slaan/stompen, en/of
- die [naam slachtoffer 3] , terwijl hij op de grond lag, een of meerdere malen op/tegen het lichaam schoppen/trappen, en/of
- met een mobiele telefoon filmen van de geweldshandelingen.