Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van 21 januari 2020 van de gemachtigde van Laurens, met productie;
- de brief van 22 januari 2020 van de gemachtigde van [eiseres] , met producties;
- de brief van 22 januari 2020 van de gemachtigde van Laurens, met producties.
2.De vaststaande feiten
bedoeld wordt [eiseres] , kantonrechter] en de andere teamleider zorg die respectievelijk ruim drie jaar en bijna tien jaar in functie zijn. Uit alle gesprekken blijkt dat zij bepalend zijn voor de leiderschapscultuur binnen de locatie.
- 58,9% van de respondenten geeft aan dat ze redelijk veel of volledig vertrouwen hebben in de locatiemanager, 30,3% heeft geen of weinig vertrouwen. (…)
- Uit de (groeps)gesprekken en de open vragen van de enquêtes blijkt dat het leiderschap van de locatiemanager en de teamleider door de meeste behandelaren en door een gedeelte van de zorgmedewerkers als problematisch ervaren wordt. Het is lastig om de grootte van deze laatste groep exact te bepalen, maar op basis van alle bevindingen (waaronder de uitkomsten van de enquête, de voorbeelden benoemd in (groeps)gesprekken en waargenomen signalen tijdens observaties) hebben de onderzoekers het beeld dat het om circa 1/3 deel van de zorgmedewerkers gaat. De volgende punten komen herhaaldelijk naar voren:
- De bejegening van medewerkers door de locatiemanager en teamleider wordt regelmatig als bot en onredelijk ervaren.
- (…)
- De locatiemanager en teamleider zijn volgens een deel van de gesprekspartners onvoldoende in staat om te luisteren en andere meningen op waarde te schatten. Medewerkers voelen zich daardoor niet gehoord en/of niet serieus genomen.
- De locatiemanager en teamleider zijn grillig in de omgang. Zij kunnen op het ene moment informeel en amicaal doen en op het volgende moment autoritair en zakelijk. Dit creëert volgens de gesprekspartners een gevoel van onveiligheid en leidt tot drempels in de onderlinge communicatie.
- (…)
- De locatiemanager en de teamleider hebben de neiging om problemen te bagatelliseren die volgens hen niet zo groot zijn of ‘nu eenmaal bij het werk horen’. Medewerkers ervaren hierdoor grote druk om hun taken allemaal uit te voeren ook als dit volgens hen niet reëel is. Als ze dit dan toch proberen, dan krijgen ze er naar eigen zeggen weinig waardering voor terug.
- Diverse gesprekspartners gaven tijdens het onderzoek aan dat de locatiemanager en de teamleider sturen op positieve beeldvorming en dat medewerkers in het recente verleden onder druk gezet zijn om te zorgen dat zij zich positief uitlaten over de leiding of over de locatie.
- Diverse medewerkers en behandelaren geven aan dat zij overtuigd zijn van de oprechte intenties en inspanningen van de locatiemanager en teamleider. Ze werken volgens hen hard en willen het beste voor de bewoners. Men signaleert daarbij recent een positieve ontwikkeling in de bereikbaarheid van en bejegening door de locatiemanager en teamleider. Een deel van hen legt daarbij wel een verband met dit onderzoek en geeft aan geen vertrouwen te hebben in de bestendigheid van deze verbeteringen. In reactie op de conceptversie van dit rapport geeft de locatiemanager aan dat de positieve ontwikkeling volgens haar gekoppeld is aan de ontwikkeling die zij doormaakt door een coachingstraject waarmee ze sinds augustus gestart is.
- (…)
- Een aantal oud-medewerkers met lange dienstverbanden op de locatie geeft aan dat zij vertrokken zijn vanwege problemen met het leiderschap en de leiderschapsstijl. De locatiemanager en de teamleider geven bij navraag aan dat zij hiervoor geen signalen hebben ontvangen en wijzen op andere redenen voor het overstappen van medewerkers. In reactie op het conceptrapport geeft de locatiemanager aan wel één keer gehoord te hebben dat bij de vertrouwenspersoon verontrustende signalen binnen waren gekomen. Volgens de locatiemanager was het vanwege de vertrouwelijkheid voor haar niet mogelijk om op basis van deze signalen verbeteringen te realiseren.
- Tijdens observaties bij overleggen blijkt uit de interactie dat de locatiemanager en de teamleider niet structureel ingaan op non-verbale of verbale signalen over onvrede of praktische bezwaren. De reactie is dan meestal om nog een keer uit te leggen wat de afspraak of bedoeling is. De indruk van de onderzoekers is echter dat daarmee achterliggende problemen niet of onvoldoende besproken en geadresseerd worden.
- Op andere observatiemomenten is waargenomen dat de locatiemanager en beide teamleiders zorg actief contact maken met medewerkers en vragen hoe het gaat. Er zijn, in aanwezigheid van de onderzoeker, geen situaties waargenomen waarop medewerkers bot of onredelijk bejegend werden. Wel zijn er signalen waargenomen die wijzen op spanning in de onderlinge relatie.
- Uit het jaarplan komt naar voren dat het locatiemanagement stappen wil zetten om ‘een veilige werkhaven’ te creëren, onder andere door het leiderschap te versterken. Ook staat ‘dienend leiderschap’ op de agenda, waarmee het locatieteam de tevredenheid en stuurbaarheid van de medewerkers wil vergroten. Uit dit document wordt niet duidelijk welke concrete verbeterstappen er gezet zijn en of het effect hiervan ook gemonitord is.
- Om te zorgen dat de verstoorde werkrelaties tussen de leidinggevenden onderling, tussen de leidinggevenden en medewerkers en tussen medewerkers onderling weer constructief worden, is er een ingrijpende wijziging nodig qua leiderschapsstijl. Daarbij moet een beweging gemaakt worden van een stijl die door het grootste deel van de behandelaren en door circa 1/3 deel van de zorgmedewerkers als autoritair en grillig wordt ervaren, naar een ontwikkelingsgerichte leiderschapsstijl die ertoe bijdraagt dat de lijn zowel in positie als in verbinding komt met de mensen en de onderstromen in de organisatie.
- Het ingaan op de onderstromen betekent concreet aan de slag gaan met houding en gedrag. (…) Dit vraagt specifieke competenties van de leidinggevenden. (…)
- Naast specifieke competenties, vraagt het ingaan op onderstromen ook om meer capaciteit qua leiderschap. Het kost simpelweg extra tijd. (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
HR 27 mei 1983, NJ 1983, 758). Uitgangspunt daarbij is dat een goed werkgever gevergd mag worden dat hij de werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten indien hij daarvoor een redelijke grond heeft en die grond voldoende zwaar weegt, gelet op het in beginsel zwaarwegend te achten belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten. Een ingrijpende maatregel als een op non-actiefstelling van een werknemer mag slechts worden genomen als toelating van de werknemer op het werk aan de goede gang van zaken bij de werkgever grote schade zou toebrengen of indien vanwege andere zwaarwegende redenen, waartegen de belangen van de werknemer niet opwegen, in redelijkheid van de werkgever niet gevergd kan worden dat hij de werknemer nog langer op het werk duldt, ondanks het in beginsel diffamerende karakter van die maatregel.