ECLI:NL:RBROT:2020:11391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
C/10/607927 / FA RK 20-8905
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van een sociaal geriater als ter zake kundige arts voor medische verklaring onder de Wet zorg en dwang

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 7 december 2020, werd een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd) beoordeeld. Het verzoek was ingediend door het CIZ en betrof een cliënt die momenteel verblijft bij de Frankelandgroep in Schiedam. De rechtbank moest vaststellen of de door het CIZ overgelegde medische verklaring, opgesteld door een sociaal geriater, voldeed aan de eisen van de Wzd. De wet vereist dat een ter zake kundige arts een medische verklaring opstelt, maar de rechtbank oordeelde dat een sociaal geriater niet als zodanig kan worden aangemerkt. Dit oordeel was gebaseerd op de interpretatie van de wet en eerdere jurisprudentie, waarin werd vastgesteld dat alleen artsen die als specialist zijn erkend, kunnen worden aangemerkt als ter zake kundige artsen. De rechtbank concludeerde dat de sociaal geriater niet voldoet aan de eisen die de wet stelt aan een ter zake kundige arts, en wees het verzoek van het CIZ af. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/607927 / FA RK 20-8905
Beschikking van 7 december 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan het van [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende bij de Frankelandgroep, locatie [naam locatie] te Schiedam,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van het CIZ met bijlagen, ingekomen ter griffie op 16 november 2020;
  • de verwijzingsbeschikking van 30 november 2020;
  • de schriftelijke reactie van het CIZ van 1 december 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft telefonisch plaatsgevonden op 25 november 2020. De zaak is op 30 november 2020, voor verdere schriftelijke afdoening, verwezen naar de meervoudige kamer.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Op grond van artikel 26, vijfde lid, aanhef en onder d. Wzd, legt het CIZ bij het verzoek tot het verlenen van een machtiging – kort gezegd – een verklaring over van een ter zake kundige arts.
2.2.
De door het CIZ overgelegde medische verklaring is opgemaakt door drs. [naam persoon] , die als zijn functie heeft vermeld: sociaal geriater, Wzd-arts.
2.3.
In een eerdere beschikking van 16 april 2020 heeft deze rechtbank geoordeeld dat een sociaal geriater deskundig kan worden geacht een dergelijke medische verklaring op te stellen (ECLI:NL:RBROT:2020:4241). Daartoe heeft deze rechtbank onder meer het volgende overwogen: “(…) Uit de memorie van toelichting van de Wzd kan worden opgemaakt dat wanneer het gaat om iemand met een psychogeriatrische aandoening – vaak dementie – een specialist ouderengeneeskunde, een verpleeghuisarts of een sociaal geriater deskundig wordt geacht om de medische verklaring op te stellen (Kamerstukken II 2008/9, 31 996, nr. 3, p. 66). Voorts neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat drs. [naam persoon] als sociaal geriater met zijn jarenlange ervaring zowel in de ouderengeneeskunde als op het gebied van het opstellen van medische verklaringen voor rechterlijke machtigingen als een ter zake kundige arts in de zin van de Wzd dient te worden aangemerkt.(…)”
2.4.
Gelet op de discussie die sindsdien is ontstaan over dit onderwerp, heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling van onderhavig verzoek aanleiding gezien ambtshalve aan de orde te stellen of de medische verklaring die bij het verzoek is gevoegd, is opgesteld door een ‘ter zake kundige arts’ als bedoeld in artikel 26, vijfde lid, aanhef en onder d. Wzd.

3..Standpunten van partijen

3.1.
De casemanager en de advocaat van cliënte hebben zich op het standpunt gesteld dat drs. [naam persoon] ‘een ter zake kundige arts’ is als bedoeld in de Wzd.
3.2.
Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld – zakelijk weergegeven – dat de sociaal geriater gelet op de wetsgeschiedenis van de Wzd, de eisen die worden gesteld aan herregistratie in het Register der Sociaal Geriaters dat wordt bijgehouden door de stichting Geriopterix, de aanzienlijk kortere opleiding dan gewoonlijk die zij moeten volgen om specialist ouderengeneeskunde te worden en de inhoud van de overweging in de hiervoor geciteerde beschikking van deze rechtbank, als ‘ter zake kundige arts’ als bedoeld in de Wzd kan worden aangemerkt.

4..De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 5, lid 1 onder e. van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is vrijheidsbeneming op grond van een stoornis van de geestvermogens toegestaan mits aan verschillende eisen is voldaan. Eén van de vereisten is een deugdelijk onderzoek naar de beweerde stoornis van de geestvermogens. Uit het arrest Winterwerp/Nederland van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat niemand op grond van een stoornis van de geestvermogens van zijn vrijheid mag worden beroofd ‘unless he has been reliably shown to be of ‘unsound mind’. The very nature of what has to be established before the competent national authority — that is, a true mental disorder — calls for objective medical expertise’ (EHRM 24 oktober 1979, NJ 1980/114 (Winterwerp/Nederland), rechtsoverweging 39).
4.2.
Het arrest Winterwerp/Nederland preciseert niet aan welke kwalificaties een ‘medical expert’ moet voldoen. In het arrest Varbanov/Bulgarije spreekt het EHRM van ‘a psychiatrist’, zonder daarmee uit te sluiten dat de wetgever in een lidstaat een andere arts dan een psychiater aanwijst die gespecialiseerd is in stoornissen of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (EHRM 5 oktober 2000, appl. no. 31365/96, BJ 2001/36 m.nt. W. Dijkers).
4.3.
Op grond van de voormalige Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) was in eerste instantie alleen een psychiater bevoegd een geneeskundige verklaring af te geven. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 27 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV2028) geoordeeld dat het niet aan de rechter maar aan de wetgever is of en zo ja in welke gevallen ook andere artsen dan psychiaters voor de toepassing van de Wet Bopz kunnen gelden als ‘medical expert’. Daarna heeft de wetgever, via de Veegwet VWS 2013 (
Stb. 2016, 206) met een psychiater gelijkgesteld: een arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) voor zover het de opname of het verblijf van een verstandelijk gehandicapte betreft, of een specialist ouderengeneeskunde (SOG), voor zover het de opname of het verblijf van een patiënt met een psychogeriatrische aandoening betreft.
4.4.
Anders dan in de Wet Bopz en de Wvggz heeft de wetgever in de Wzd nagelaten te benoemen of te preciseren wat een ‘ter zake kundige arts’ oftewel ‘medical expert’ is. Het is niet aan de rechtbank maar aan de wetgever om te bepalen welke artsen hebben te gelden als ‘ter zake kundige arts’ als bedoeld in de Wzd. De wetgever heeft in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) via artikel 14 controleerbare nationaalrechtelijke opleidingseisen, deskundigheidsgebieden van specialismen en de registratie daarvan geregeld.
4.5.
Gelet op het voorgaande alsmede de hiervoor genoemde jurisprudentie, gaat de rechtbank ervan uit dat de door de wetgever bedoelde ‘ter zake kundige arts’ een specialist is, zoals bedoeld in artikel 14 Wet BIG.
4.6.
Een sociaal geriater is weliswaar als arts geregistreerd in een register als bedoeld in artikel 3 Wet BIG, maar is, anders dan een SOG, klinisch geriater en AVG, niet erkend als specialist als bedoeld in artikel 14 Wet BIG. Daarmee heeft de sociaal geriater naar het oordeel van de rechtbank niet te gelden als ‘ter zake kundige arts’ als bedoeld in artikel 26, vijfde lid, aanhef en onder d. Wzd. Daarmee diskwalificeert de rechtbank niet de expertise die de sociaal geriater heeft en heeft opgedaan, maar constateert slechts dat het beroep niet voldoet aan de genoemde eisen. Dat de sociaal geriater in een niet-wettelijk, privaat register staat geregistreerd doet aan het voorgaande niet af omdat de eisen van (her)registratie in dat register niet via wetgeving zijn geregeld.
4.7.
De rechtbank overweegt nog het volgende over de verwijzing naar de sociaal geriater in de memorie van toelichting bij de Wzd, zoals aangehaald in de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank van 16 april 2020.
4.8.
In 2005 is de Nederlandse vereniging van sociale geriaters (NVSG) gefuseerd met de Nederlandse vereniging van verpleeghuisartsen (NVVA) onder de naam NVVA. Sinds 2009 is de term verpleeghuisarts geen wettelijk erkende specialistentitel meer en staan artsen met deze expertise op grond van artikel 14 Wet BIG geregistreerd als SOG. In 2009 is de NVVA doorgegaan onder de naam Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters (Verenso). Een sociaal geriater moet een aanvullende opleiding volgen om SOG te worden. Inmiddels worden de sociaal geriaters niet meer bij de verenigingsnaam genoemd.
4.9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de terminologie in de memorie van toelichting bij de Wzd, waarin de sociaal geriater (en de verpleeghuisarts) staat vermeld, intussen is verouderd en achterhaald. In latere Kamerstukken komt de sociaal geriater ook niet meer voor. De rechtbank betrekt daarbij dat de memorie van toelichting bij de Wzd op 9 juli 2009 bij de Tweede Kamer is ingediend en derhalve vlak voor of na de hiervoor beschreven samenvoeging van de beroepsverenigingen van verpleeghuisartsen en sociaal geriaters en de naamsverandering. De verwijzing naar de memorie van toelichting bij de Wzd vormt daarom onvoldoende aanleiding om ervan uit te kunnen gaan dat de sociaal geriater als ‘ter zake kundige arts’ in het kader van de Wzd heeft te gelden.
4.10.
Gelet op het voorgaande voldoet de door het CIZ overgelegde medische verklaring niet aan de door de wet gestelde eisen. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

5..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, voorzitter, mr. M.C. Woudstra en mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H.J. de Wit op 7 december 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.