ECLI:NL:RBROT:2020:11055
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig voldoen griffierecht
Op 4 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer ROT 20/5209. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening van een vennootschap tegen de Minister voor Medische Zorg, naar aanleiding van een besluit van de minister van 22 juli 2020. De verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter overweegt dat de griffier de verzoekster op 9 oktober 2020 heeft gewezen op het verschuldigde griffierecht van € 354,- en haar heeft aangemaand dit bedrag tijdig te voldoen. Aangezien het verschuldigde bedrag niet binnen de gestelde termijn is voldaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verzoekster in verzuim is geweest. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb leidt dit tot de conclusie dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.