Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam eiser 2],
[naam eiser 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 oktober 2018, met producties 1 t/m 14;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 7;
- de brief van Engie van 27 maart 2019, met productie 8;
- de akte overlegging productie 15 van [eisers] ;
- het proces-verbaal van de op 28 maart 2019 gehouden comparitie van partijen;
- de akte overlegging producties van Engie, met producties 9 t/m 12;
- de conclusie van repliek, met producties 16 t/m 18;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
Een luchtgekoelde koelinstallatie, werkend met freon 507 als koudemiddel, met een koelcapaciteit van 99.800 Watt bij een verdampingstemperatuur van -8ºC en een condensatietemperatuur van 35ºC bij een buitentemperatuur van 25ºC.
3.De vordering
- winstderving doordat [eisers] ieder jaar (behalve het jaar 2013) minder bloemen hebben kunnen oogsten;
- extra energiekosten als gevolg van het slecht functioneren van de installatie van Engie;
- deskundigenkosten om aan te tonen dat de koelinstallatie gebrekkig is;
- buitengerechtelijke kosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Kwalificatie van de overeenkomst
vgl. HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1489, Pluvezo).
6.De beslissing
woensdag 1 april 2020voor uitlating door [eisers] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen;
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2020 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;