ECLI:NL:RBROT:2020:10710

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
8657907 VV EXPL 20-285
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking van kort geding door eiser

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser op 17 september 2020 per e-mail aan de kantonrechter bericht dat hij de procedure wenst in te trekken. Eiser had eerder een kort geding aangespannen tegen gedaagde, waarin hij verschillende vorderingen had gedaan, waaronder het verbieden van toegang tot zijn perceel en het verwijderen van goederen van gedaagde. Gedaagde heeft zich verzet tegen de intrekking van de procedure en verzocht om een proceskostenveroordeling. De kantonrechter heeft besloten om zonder mondelinge behandeling te oordelen op het verzoek van gedaagde. Aangezien eiser de procedure heeft ingetrokken, heeft de kantonrechter geoordeeld dat eiser in de proceskosten van gedaagde moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 240,- aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 2 oktober 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad. De kantonrechter heeft het verzoek van gedaagde afgewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8657907 VV EXPL 20-285
uitspraak: 2 oktober 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. O. Sahin te Den Haag,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.D. van der Kooi te Leiden.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 7 september 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties.
1.2
[eiser] heeft de kantonrechter per e-mail op 17 september 2020 bericht dat hij de procedure wenst in te trekken en hij heeft daarbij verzocht om doorhaling van de zaak.
1.3
[gedaagde] heeft de kantonrechter per e-mail op 18 september 2020 bericht dat hij zich verzet tegen de intrekking van de procedure en hij verzoekt [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
1.4
[eiser] heeft per e-mail van 18 september 2020 verzocht om proceskosten te compenseren, op nihil vast te stellen, dan wel het laagste tarief te hanteren van de liquidatietarieven.
1.5
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens bepaald op vandaag.

2..Het geschil

2.1
Aanvankelijk heeft [eiser] verzocht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] primair te veroordelen:
I. om binnen twee dagen na het wijzen van vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag te verbieden het perceel dat eigendom is van [eiser] te betreden en te gebruiken;
II. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag het thans aanwezige muur en/of (een deel van het) gebouw en al zijn andere goederen te verwijderen en verwijderd te houden van het perceel van [eiser] en voor het geval [gedaagde] in gebreke blijft, [eiser] ex art. 3:299 BW te machtigen om op kosten van [gedaagde] de goederen/muren/een deel van het gebouw van [gedaagde] te (laten) verwijderen;
III. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis zorg te dragen voor herstel van de bestrating tussen beide opritten en het perceel van [eiser] op een zodanige wijze dat de muur op het perceel van [eiser] wordt weggehaald en in oude staat terug wordt gebracht op straffe van een dwangsom van € 1.000,-;
IV. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag te verbieden de vrije toe- en uitgang, omvattende onder andere het komen en gaan met machines, voertuigen, gereedschappen en laden en lossen door en namens [eiser] , dan wel de huurders van [eiser] naar en van de terreinen die eigendom zijn van [eiser] op welke wijze dan ook te belemmeren en voor het geval [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, [eiser] ex artikel 3:299 BW te machtigen om op kosten van [gedaagde] de goederen die de vrije toe- en uitgang belemmeren te (laten) verwijderen;
V. om binnen twee dagen na het wijzen van vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag als eigenaar te veroordelen mee te werken aan het door een landmeter van het Kadaster uitmeten van de precieze erfgrenzen en daarna aan het plaatsen van een erfafscheiding aan de achterzijde van het perceel van [eiser] (een hek, 2 meter hoog althans zo hoog als volgens de geldende APV is toegestaan) op de erfgrens met het perceel van [eiser] tegen betaling van de helft van de kosten die daarmee (redelijkerwijs) zullen zijn gemoeid en voor het geval [gedaagde] hiermee in gebreke blijft [eiser] ex artikel 3:299 BW te machtigen om die erfafscheiding voor de helft op kosten van [gedaagde] te (laten) plaatsen;
VI. om binnen twee dagen na het wijzen van vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag als eigenaar te veroordelen medewerking te verlenen voor het maken van afspraken bij een notaris voor het gebruik van de laad/losruimte welke op de percelen van beide partijen bevindt;
VII. in de kosten van het geding, salaris van gemachtigde daaronder begrepen, welke dient te worden vastgesteld op € 2.950,- exclusief BTW en 7% kantoorkosten en griffiekosten.
en subsidiair [gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis zich te houden aan de op hem rustende verplichtingen uit de op zijn erf rustende erfdienstbaarheid van laad/losruimte op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
II. in de kosten van het geding, salaris gemachtigde daaronder begrepen, welke dient te worden vastgesteld op € 2.950,- exclusief BTW en 7% kantoorkosten en griffiekosten.
2.2
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist en heeft daarbij primair als verweer aangevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is. Nadat [eiser] de procedure heeft ingetrokken heeft [gedaagde] verzocht om een proceskostenveroordeling.

3..De beoordeling

3.1
Na de intrekking van de vordering door [eiser] , heeft de kantonrechter besloten te beslissen op het verzoek van [gedaagde] zonder dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
3.2
Voorafgaand aan de geplande mondelinge behandeling is namens [gedaagde] reeds een conclusie van antwoord ingediend. Dat betekent dat vastgesteld kan worden dat door [gedaagde] kosten zijn gemaakt. Nu door de intrekking geen inhoudelijke behandeling meer hoeft plaats te vinden, zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van het geschil, gevallen aan de zijde van [gedaagde] , welke conform het gebruikelijke tarief worden begroot op € 240,- aan salaris voor de gemachtigde.

4..De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze beslissing aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 240,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485