Aanvankelijk heeft [eiser] verzocht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] primair te veroordelen:
I. om binnen twee dagen na het wijzen van vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag te verbieden het perceel dat eigendom is van [eiser] te betreden en te gebruiken;
II. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag het thans aanwezige muur en/of (een deel van het) gebouw en al zijn andere goederen te verwijderen en verwijderd te houden van het perceel van [eiser] en voor het geval [gedaagde] in gebreke blijft, [eiser] ex art. 3:299 BW te machtigen om op kosten van [gedaagde] de goederen/muren/een deel van het gebouw van [gedaagde] te (laten) verwijderen;
III. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis zorg te dragen voor herstel van de bestrating tussen beide opritten en het perceel van [eiser] op een zodanige wijze dat de muur op het perceel van [eiser] wordt weggehaald en in oude staat terug wordt gebracht op straffe van een dwangsom van € 1.000,-;
IV. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag te verbieden de vrije toe- en uitgang, omvattende onder andere het komen en gaan met machines, voertuigen, gereedschappen en laden en lossen door en namens [eiser] , dan wel de huurders van [eiser] naar en van de terreinen die eigendom zijn van [eiser] op welke wijze dan ook te belemmeren en voor het geval [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, [eiser] ex artikel 3:299 BW te machtigen om op kosten van [gedaagde] de goederen die de vrije toe- en uitgang belemmeren te (laten) verwijderen;
V. om binnen twee dagen na het wijzen van vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag als eigenaar te veroordelen mee te werken aan het door een landmeter van het Kadaster uitmeten van de precieze erfgrenzen en daarna aan het plaatsen van een erfafscheiding aan de achterzijde van het perceel van [eiser] (een hek, 2 meter hoog althans zo hoog als volgens de geldende APV is toegestaan) op de erfgrens met het perceel van [eiser] tegen betaling van de helft van de kosten die daarmee (redelijkerwijs) zullen zijn gemoeid en voor het geval [gedaagde] hiermee in gebreke blijft [eiser] ex artikel 3:299 BW te machtigen om die erfafscheiding voor de helft op kosten van [gedaagde] te (laten) plaatsen;
VI. om binnen twee dagen na het wijzen van vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag als eigenaar te veroordelen medewerking te verlenen voor het maken van afspraken bij een notaris voor het gebruik van de laad/losruimte welke op de percelen van beide partijen bevindt;
VII. in de kosten van het geding, salaris van gemachtigde daaronder begrepen, welke dient te worden vastgesteld op € 2.950,- exclusief BTW en 7% kantoorkosten en griffiekosten.
en subsidiair [gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis zich te houden aan de op hem rustende verplichtingen uit de op zijn erf rustende erfdienstbaarheid van laad/losruimte op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
II. in de kosten van het geding, salaris gemachtigde daaronder begrepen, welke dient te worden vastgesteld op € 2.950,- exclusief BTW en 7% kantoorkosten en griffiekosten.