Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 25 februari 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek tevens vermeerdering van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek.
9 oktober 2020, nader bepaald op heden.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
€ 1.500,00 en toebehoren (bestaande uit een motorbroek, motorjas, leren hes, handschoenen, een sjaal en een helm) van € 950,00 .
4..Het verweer
5..De beoordeling
dat de motor van dhr. [eiser] ter reparatie stond bij dhr [gedaagde]’. Uit deze verklaring volgt enkel dat de motor in de garage van [gedaagde] stond, maar niet dat [eiser] aan [gedaagde] opdracht heeft gegeven deze te repareren. Deze verklaring sluit immers de mogelijkheid dat [eiser] zelf aan de motor zou gaan sleutelen niet uit. Hetzelfde geldt voor de verklaring van [getuige 2] , waaruit slechts volgt dat deze getuige de motor in de garage heeft zien staan en op de reparatiebrug. Ten slotte verklaart [getuige 3] slechts dat hij er getuige van was ‘
dat [eiser] zijn motor heeft aangeboden aan [gedaagde] ter reparatie en een beurt’. Deze verklaring - evenals de overige twee verklaringen - is echter onvoldoende specifiek. Daaruit blijkt niet wanneer [getuige 3] deze waarneming heeft gedaan, wat zijn relatie tot partijen is en in welke hoedanigheid hij aanwezig was in de garage. Het betreft een zeer algemene verklaring, waarbij ieder detail ontbreekt.
heeft immers onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat er sprake is geweest van een opdracht tot reparatie. Zo heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat partijen prijsafspraken hebben gemaakt in het kader van een eventuele reparatie, is niet gesteld welke werkzaamheden zijn opgedragen en is evenmin gesteld of gebleken dat [gedaagde] daadwerkelijk reparatiewerkzaamheden aan de motor heeft uitgevoerd in de tijd dat deze in de werkplaats gestald stond. Bovendien valt de stelling van [eiser] dat hij aan [gedaagde] opdracht heeft gegeven de motor te repareren zonder nader toelichting, die echter ontbreekt, niet te rijmen met het door [eiser] niet betwiste feit dat [gedaagde] hem een sleutel van de werkplaats gegeven heeft. Wanneer [eiser] niet zelf zou sleutelen aan de motor, valt niet in te zien met welk doel hem een sleutel van de werkplaats is verstrekt.