Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 10 maart 2020;
- de door [verzoeker] bij brief d.d. 11 maart 2020 overgelegde producties 1 t/m 21;
- de door [verzoeker] bij brief d.d. 17 april 2020 ingediende wijziging van het verzoek;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken van [verweerster] , met producties 1 t/m 52;
- het verweerschrift van [verzoeker] in de tegenverzoeken met productie 22;
- de door [verweerster] bij brief d.d. 25 mei 2020 overgelegde aanvullende producties 53 t/m 55.
2..De feiten
12 Andere werkzaamheden
17..Boete
Artikel 7 Reiskosten- en overige vergoedingen
bij gebruik van het openbaar vervoer, de kosten van het openbaar vervoer.
bij gebruik van eigen vervoer de toegestane maximale onbelaste vergoeding per kilometer.
een vaste periodieke reiskostenvergoeding, die na overleg met de werknemer is afgesproken. Dit is de zogenaamde “praktische regeling”.
persoon is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Zolang hij behandeling gebruikt die zijn reactievermogen beïnvloedt, kan hij niet met gevaarlijke machines werken, niet op hoogtes en kan hij niet autorijden”.
Onderzoeksvraag
a) Is het eigen werk van de werknemer passend?
a) Het eigen werk is op basis van de huidige beperkingen passend (zie bijlagen onder 6.1), er vindt slechts een kleine overschrijding van de belastbaarheid plaats, toch lukt het werknemer niet om het eigen werk te hervatten.
Huidige stand van zaken
4..De stellingen van partijen ten aanzien van de tegenverzoeken van [verweerster]
De (gewijzigde) tegenverzoeken
1 juli 2020 tot en met 18 januari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
Mocht je nog een probleem hebben met bovenstaande tekst of een gedeelte daarvan dan hoor ik dit graag van je”, anders dan pas in de onderhavige procedure, een reactie heeft gegeven. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van de weergave van de inhoud het gesprek zoals door [naam 3] in zijn e-mail d.d. 27 augustus 2018 vermeld. Het informeren door [verweerster] naar een mogelijke afbouw van medicatie, nu het medicatiegebruik van invloed kan zijn op de door [verzoeker] te verrichten (re-integratie)werkzaamheden, kan daarnaast op zichzelf genomen niet als “ongepast” of als “bemoeienis” worden aangemerkt. Niet gebleken is bovendien dat [verweerster] na ontvangst van de e-mail d.d. 2 september 2018 van [verzoeker] , waarin hij aangeeft dat een afbouw van zijn medicatie nog niet aan de orde is, vanuit [verweerster] op [verzoeker] enige druk tot afbouw van de medicatie is uitgeoefend. Dat [naam 2] op
31 augustus 2018 tijdens zijn bezoek aan het huisadres van [verzoeker] een rel heeft veroorzaakt en van onheuse bejegening sprake is geweest, is door [verweerster] gemotiveerd betwist en op grond van de door [verzoeker] overgelegde stukken onvoldoende komen vast te staan. In dat verband acht de kantonrechter mede van belang dat in de nadien door [verzoeker] verzonden correspondentie met geen woord meer is gerept over het door [verzoeker] genoemde incident. Voorgaande is opmerkelijk nu [verzoeker] in de onderhavige procedure stelt dat voornoemd incident het absolute dieptepunt was, alsmede het moment waarop hij weg wilde bij [verweerster] . Het had dan voor de hand gelegen dat [verzoeker] op dit incident was teruggekomen in de correspondentie die nadien met [verweerster] gevoerd is.
6..Beoordeling van de tegenverzoeken van [verweerster]
Verzoek ex artikel 843a Rv
€ 16.365,50 bruto aan [verweerster] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, zoals hierna in het dictum van deze uitspraak vermeld.
arbeidsgeschikt was gedurende zijn re-integratieperiode. Uit de omstandigheid dat [verzoeker] in staat was om nevenwerkzaamheden te verrichten volgt daarnaast niet automatisch dat [verzoeker] wel arbeidsgeschikt was voor zijn eigen werk bij [verweerster] alsmede dat [verweerster] alle kosten samenhangend met de re-integratie nodeloos heeft gemaakt. [verweerster] heeft het door haar genoemde schadebedrag daarnaast onvoldoende onderbouwd.
€ 1.922,- aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [verweerster] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Gebleken is dat op dezelfde dag dat in de onderhavige procedure door [verweerster] de tegenverzoeken zijn ingediend [verzoeker] per brief is gesommeerd om de in de tegenverzoeken genoemde bedragen te betalen. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat zijdens [verweerster] buitengerechtelijke incasso-activiteiten zijn verricht die toekenning van de door haar gevorderde vergoeding rechtvaardigt. Dat onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
7..De beslissing
vrijdag 11 december 2020 te 12.00 uur;