In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Belgische automobilist, en gedaagde, de verzekeraar van de bestuurder van een ander voertuig betrokken bij een aanrijding. De aanrijding vond plaats op 4 maart 2018 op de A20 ter hoogte van knooppunt Terbregseplein, waarbij eiser's Volkswagen Passat in botsing kwam met een Renault Espace bestuurd door de heer [naam persoon]. Eiser vorderde schadevergoeding van gedaagde, die de verzekeraar is van de bestuurder van de Renault, op grond van onrechtmatige daad en aansprakelijkheid volgens de Wegenverkeerswet.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bestuurder van de Renault, [naam persoon], in strijd heeft gehandeld met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) door geen voorrang te verlenen aan eiser. Gedaagde voerde aan dat [naam persoon] genoodzaakt was om van rijbaan te wisselen omdat hij door een derde werd afgesneden, en deed daarmee een beroep op overmacht. De kantonrechter oordeelde echter dat gedaagde onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van overmacht, en dat de bestuurder niet had aangetoond dat hij geen verwijt kon worden gemaakt voor zijn handelen.
De kantonrechter wees de vordering van eiser toe, inclusief de gevorderde expertisekosten en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gedaagde om voldoende bewijs te leveren voor een beroep op overmacht in aansprakelijkheidszaken. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het méér of anders gevorderde af.