ECLI:NL:RBROT:2020:10585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
10/960098-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor schuldwitwassen van € 1.000.000

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van schuldwitwassen van een geldbedrag van € 1.000.000. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Raza. Tijdens de zitting op 23 oktober 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 36 maanden eiste. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van witwassen, en dat de verdachte slechts als geldkoerier had gefunctioneerd zonder te weten dat het geld van misdrijf afkomstig was.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het vermoeden van witwassen, gezien het feit dat de verdachte op 16 juli 2020 samen met een medeverdachte werd betrapt met een geldbedrag van € 1.000.000 in een auto. De verdachte had verklaard dat hij het geld had opgehaald in Breda en moest vervoeren naar Amsterdam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om een legale herkomst van het geld aan te tonen, en dat het geld vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde ook het onder de broer van de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 1.000.000 verbeurd, aangezien het feit met betrekking tot dit geld was begaan. De uitspraak werd gedaan door mr. F.A. Hut, voorzitter, en mrs. D.C.J. Peeck en T. van den Akker, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. Sengezken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960098-20
Datum uitspraak: 6 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Nes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient integraal vrijgesproken te worden van het hem ten laste gelegde feit nu - kort gezegd - sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Er is geen direct bewijs dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is en om die reden kan het bestanddeel “van misdrijf afkomstig” niet bewezen worden. De verdachte heeft een geldtransport verricht voor een Hawala-bank geldtransactie. De raadsman wijst op een uitspraak omtrent Hawala-bankieren van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:467), waarin Hawala-bankieren niet als witwassen is gekwalificeerd. Gelet op de uitgebreide verklaring van de verdachte, het feit dat niet is gebleken van aanwijsbare strafbare feiten en naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is van een geldkoerier, kan de verdachte niet worden veroordeeld voor witwassen.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte wordt - kort gezegd - verdacht van het witwassen van een geldbedrag van
€ 1.000.000,-, al dan niet samen met zijn broer, medeverdachte [naam medeverdachte] .
Op 16 juli 2020 heeft er een politieachtervolging plaatsgevonden van een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer] (hierna: het voertuig). Dit voertuig werd bestuurd door medeverdachte [naam medeverdachte] en de verdachte was bijrijder. Nadat het voertuig door de politie tot stoppen was gedwongen, werd er een zogenaamde bigshopper uit het raam aan de bijrijderszijde van het voertuig gegooid. Achter de bestuurdersstoel werd een identieke bigshopper aangetroffen. In deze tassen bleek in totaal een bedrag van € 1.000.000, te zitten, verpakt in plastic. De verdachte heeft verklaard dat hij de tassen met geld heeft opgehaald in Breda en moest vervoeren naar Amsterdam. Hiervoor kreeg hij een vergoeding.
Beoordelingskader witwassen
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen, is vereist dat vast komt te staan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Niet vereist is dat dit een nauwkeurig aangeduid misdrijf betreft. Bewezen kan worden verklaard dat een geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, zonder dat hier een rechtstreeks verband gelegd kan worden tussen het geldbedrag en een delict. Er zal vastgesteld dienen te worden of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. De verklaring van de verdachte dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als de verdachte een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van officier van justitie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
In en naast de auto waarin de verdachte zat is een totaalbedrag van € 1.000.000,- aangetroffen.
Er is in deze zaak geen direct brondelict aan te wijzen als herkomst van het aangetroffen geldbedrag van € 1.000.000,-. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat zonder meer sprake is van een vermoeden van het witwassen ten aanzien van genoemd geldbedrag. Het is evident dat het aangetroffen geldbedrag niet verklaard kan worden uit de geregistreerde legale inkomsten van de verdachte. Verder volgt dat vermoeden uit de ongebruikelijke grote hoeveelheid geld die de verdachte contant heeft vervoerd en de wijze waarop dat geld was verpakt (diverse bundels biljetten in plastic tassen in bigshoppers). De verdachte heeft verklaard dat hij eerder was benaderd om geld te vervoeren en dat dit de derde keer is dat hij geld heeft vervoerd tegen een vergoeding. De verdachte heeft voordat hij de tassen aannam in de tassen gekeken. Hij schrok van de grote hoeveelheid die hij nu moest vervoeren. De verdachte heeft zijn broertje de opdracht gegeven om te vluchten voor de politie en heeft een bigshopper uit het raam van de auto gegooid.
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake zou zijn van Hawala-bankieren en dat daarom het bestanddeel “van misdrijf afkomstig” niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat in hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht geen begin van aannemelijkheid van Hawala-bankieren naar voren is gekomen. Anders dan in de door de raadsman naar voren gebrachte uitspraak blijken uit het dossier geen feiten of omstandigheden die een vermoeden van Hawala-bankieren rechtvaardigen. Evenmin zijn door de verdediging specifieke aanknopingspunten naar voren gebracht of stukken ingebracht waaruit dit zou kunnen blijken. De verdachte heeft geen andere concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld.
Dit alles maakt dat de verdachte er niet in is geslaagd het vermoeden van witwassen te ontkrachten. Bij gebreke aan een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst van het aangetroffen geldbedrag van € 1.000.000,- en gelet op de eerdergenoemde verklaring van de verdachte komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit minst genomen vermoedde.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van € 1.000.000,-.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 juli 2020 op de Rijksweg A2 ter hoogte van
[locatie] te Nieuwer ter Aa, Gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en)
een geldbedrag van 1.000.000 euro voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte en/of (één van) zijn mededader(s),
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van schuldwitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte wordt opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (schuld)witwassen van een aanzienlijk hoog geldbedrag van € 1.000.000,-. Door middel van witwassen worden de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer gebracht en wordt de zware criminaliteit gefaciliteerd. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van de justitiële en fiscale autoriteiten onttrokken. De verdachte heeft zich, zonder zich te bekommeren om genoemde gevolgen van zijn handelen, laten leiden door zijn streven naar het verdienen van geld. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De verdachte wordt daarom aangemerkt als zogenaamde first offender, zodat zijn strafblad geen strafverhogend effect heeft.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank weegt bovendien in het nadeel van de verdachte mee dat er, op initiatief van de verdachte om op die manier de ontdekking van het geldbedrag te voorkomen, een gevaarlijke politie-achtervolging heeft plaatsgevonden die pas na ingrijpen door de politie ten einde is gebracht.
De verdachte lijkt aan de andere kant een kleine rol in het witwassen te vervullen door enkel te fungeren als geldkoerier. Bovendien gaat de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie niet uit van opzet-, maar schuldwitwassen. Gezien deze omstandigheden en mede gelet op straffen in soortgelijke zaken zal een lagere gevangenisstraf worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden.
Daarnaast zal het onder de broer van de verdachte in beslaggenomen geldbedrag van € 1.000.000,- verbeurd worden verklaard, nu het feit met betrekking tot dit geld is begaan en niet kan worden vastgesteld aan wie het geld toebehoort.

8..Onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen iPhone met goednummer [beslagnummer] verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling en conclusie
Nu onvoldoende is gebleken dat het bewezen feit met behulp van de onder de verdachte in beslag genomen iPhone met goednummer [beslagnummer] is begaan, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd als bijkomende straf het onder de broer van verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 1.000.000,- (zegge: 1 miljoen euro);
gelast de teruggave aan de veroordeelde van de onder hem in beslag genomen iPhone met goednummer [beslagnummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 juli 2020 op de Rijksweg A2 ter hoogte van
[locatie] te Nieuwer ter Aa, Gemeente Stichtse Vecht, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
van één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van (in totaal)
(ongeveer) 1.000.000 euro, althans enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en)
is en/of verborgen en/of verhuld heeft wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden
heeft gehad,
althans, dit/deze geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 1.000.000 euro,
althans enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of
overgedragen en/of omgezet, en/of van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft
gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of (één van) zijn mededader(s), wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 2020 op de Rijksweg A2 ter hoogte van
[locatie] te Nieuwer ter Aa, Gemeente Stichtse Vecht, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van (in totaal)
(ongeveer) 1.000.000 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) heeft verworven
en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte en/of (één van) zijn mededader(s), wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) onmiddellijk
afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.