ECLI:NL:RBROT:2020:10511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
8439556
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige bijdragen door een vereniging van eigenaren aan de bewindvoerder van een onder bewind gestelde persoon

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vereniging van eigenaren (VvE) en de besloten vennootschap Toekomst Bewindvoeringen BV, die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [naam 1]. De VvE vorderde betaling van achterstallige bijdragen van [naam 1] voor het beheer en onderhoud van het appartementencomplex. De bewindvoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de VvE [naam 1] ten onrechte heeft gedagvaard in plaats van de bewindvoerder, aangezien de goederen onder bewind staan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE op de hoogte had moeten zijn van de onderbewindstelling, die op 8 februari 2020 was gepubliceerd in het centraal curatele- en bewindregister. Hierdoor was de dagvaarding niet rechtsgeldig, en de kosten die de VvE heeft gemaakt kunnen niet op de bewindvoerder worden verhaald.

De kantonrechter heeft de vordering van de VvE afgewezen en geoordeeld dat de bewindvoerder niet aansprakelijk is voor de kosten die de VvE heeft gemaakt. De VvE werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen, die door de kantonrechter op nihil zijn begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van het correct betrekken van de bewindvoerder in procedures die betrekking hebben op onder bewind gestelde goederen, en de verplichting van schuldeisers om op de hoogte te zijn van de status van hun debiteuren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8439556 CV \ EXPL 20-11074
uitspraak: 13 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. B. Klein Bleumink
tegen
2 de besloten vennootschap
Toekomst Bewindvoeringen BV
in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[naam 1] ,
kantoorhoudend te Tholen,
gedaagden,
voor wie [naam 2] procedeert
Partijen worden hierna VvE en de bewindvoerster genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Dit blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 april 2020, met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging van eis
- de rolbeslissingen van 12 juni en 21 augustus 2020
- de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De vaststaande feiten

2.1
Bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van 6 februari 2020 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 1] onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Als bewindvoerster is daarbij benoemd Toekomst Bewindvoeringen BV.
2.2
[naam 1] heeft in eigendom het appartementsrecht aan de [adres] . Zij heeft een achterstand laten ontstaan in de betaling van opeisbare voorschotbijdragen in de kosten van beheer en onderhoud van het appartementencomplex.
2.3
Namens VvE heeft P Kwadraat Beheer & Advies BV [naam 1] op 12 februari 2020 aangemaand/gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 959,77.
De huidige gemachtigde van VvE heeft [naam 1] vervolgens bij brieven van 27 februari en
19 maart 2020 gesommeerd tot betaling van dit bedrag. Daarbij is een bedrag van € 174,20, inclusief btw, aan buitengerechtelijke incassokosten aangezegd.
2.4
Op 29 april 2020 heeft de bewindvoerster aan de gemachtigde van VvE een bedrag van € 1.302,24 betaald en op 1 juni en 1 juli 2020 een bedrag van telkens € 50,-.

3..De vordering

3.1
VvE vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam 1] en de bewindvoerster veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 581,03.
Het bedrag van € 581,03 is als volgt berekend:
hoofdsom € 1.167,07
verschenen wettelijke rente € 2,36
buitengerechtelijke incassokosten € 211,82
_________________________________________
subtotaal € 1.381,25
griffierecht € 499,-
honorarium € pm
deurwaarderskosten € 103,02
ontvangen na dagvaarding € 1.402,24
_________________________________________
totaal € 581,03
3.2
VvE baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
Zij had in hoofdsom van [naam 1] te vorderen een bedrag van € 1.167,07, aan verschenen rente € 2,36 en aan buitengerechtelijke incassokosten € 211,82.
Zij heeft op 29 april 2020 van de bewindvoerster een bedrag van € 1.302,24 ontvangen en op 1 juni en 1 juli 2020 een bedrag van telkens € 50,-.
Met toepassing van artikel 6:44 BW heeft zij de ontvangen bedragen eerst in mindering gebracht op de rente, incassokosten en proceskosten.
Aldus resteert door de bewindvoerster te betalen een bedrag van € 581,03.

4..Het verweer

De bewindvoerster concludeert tot afwijzing van de vordering. Op dat verweer gaat de kantonrechter hierna, waar nodig, in.

5..De beoordeling

5.1
Tijdens het bewind komt het beheer over de goederen die onder bewind staan toe aan de bewindvoerder (artikel 1:438 BW). De bewindvoerder vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende tijdens het bewind in en buiten rechte (artikel 1:441 lid 1 BW). Dit betekent dat in een procedure waarin een onder bewind gesteld goed onderwerp van geschil is, de bewindvoerder in rechte moet worden betrokken en niet de rechthebbende. De vordering van VvE ziet op een onder bewind staand goed.
De bewindvoerder q.q. kan daarom in dit geding verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen (ECLI:NL:HR:2014:525).
5.2
De vraag is nu of VvE kan worden tegengeworpen dat zij [naam 1] , en niet de bewindvoerster in rechte heeft betrokken. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord in het geval (de gemachtigde van) VvE ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de onderbewindstelling kende of behoorde te kennen (artikel 1:439 BW). Als de onderbewindstelling is gepubliceerd in het centraal curatele- en bewindregister (hierna: het register) moeten schuldeisers worden geacht op de hoogte te zijn van het beschermingsbewind, zo blijkt uit literatuur en jurisprudentie. Het register is van belang voor derden bij bekendheid met ingestelde beschermingsbewinden en voor iedereen kosteloos raadpleegbaar op
www.rechtspraak.nl.Slechts de naam en de geboortedatum moeten worden ingevuld. Vast staat dat aan (de gemachtigde van) VvE op 3 april 2020 de geboortedatum van [naam 1] bekend was (productie1 bij dagvaarding).
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat het bewind op 8 februari 2020 door de griffier is gepubliceerd in het register.
Had (de gemachtigde van)VvE het register geraadpleegd alvorens te laten dagvaarden, dan had zij van het bewind geweten. Dagvaarding en het maken van de kosten van griffierecht en salaris voor de gemachtigde waren dan in dit geval niet nodig geweest. Al deze kosten kunnen daarom niet ten laste van de bewindvoerster worden gebracht.
5.3
Voor de verschenen wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende.
VvE heeft gesteld dat de bewindvoerster de incassokosten niet betwist, maar dat is niet juist: zij heeft ook onder meer die kosten als onnodig gemaakt betwist (conclusie van antwoord onder randnummer 26).
Omdat het beheer van de goederen van [naam 1] tijdens het bewind uitsluitend toekomt aan de bewindvoerster moet worden geconstateerd dat de aanmaningen/sommaties van 12 en
27 februari en 19 maart 2020 niet aan de juiste persoon gericht zijn geweest.
Dat VvE ten tijde van verzending van de eerder genoemde brieven aan [naam 1] al kon en/of behoorde weten van het bewind kan echter niet worden aangenomen.
De verschenen wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten kunnen daarom ten laste van de bewindvoerster worden gebracht, met dien verstande echter dat de gevorderde en thans door VvE berekende bedragen niet juist zijn en moeten worden aangepast.
Gevorderd was een bedrag van € 211,82, inclusief btw, aan buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdsom waarvoor [naam 1] op 12 en 27 februari en 19 maart 2020 is gesommeerd bedroeg echter € 959,77 en het aangezegd bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten was toen € 174,20, inclusief btw.
Ook dat bedrag in hoofdsom van toen € 959,77 was niet juist, omdat daarin, ten onrechte, reeds was meegenomen een bedrag van € 147,44 aan
“incassokosten 12/02/2020”(productie 2 bij dagvaarding, tweede bladzijde). Het bedrag aan hoofdsom was toen dus in feite € 812,33. De toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten over dat bedrag waren en zijn € 147,44, inclusief btw.
De bij dagvaarding gevorderde hoofdsom van € 1.167,07 was evenmin juist. In dat bedrag was, eveneens ten onrechte, een bedrag van € 147,44 opgenomen aan
“incassokosten 12/02/2020”, zodat de werkelijke hoofdsom ten tijde van de dagvaarding € 1.019,63 bedroeg.
5.4
Recapitulatie
Met toepassing van artikel 6:44 BW wordt de berekening als volgt.
hoofdsom per 7 april 2020 € 1.019,63
verschenen wettelijke rente vanaf
3 maart 2020 tot 7 april 2020 € 2,01
buitengerechtelijke incassokosten over
€ 812,33 € 147,44
_________________________________________
subtotaal € 1.169,08
ontvangen na dagvaarding € 1.402,24
_________________________________________
totaal - € 233,16
De bewindvoerster heeft dus €233,16 teveel betaald aan de gemachtigde van VvE.
De verminderde vordering wordt dan ook afgewezen.
5.5
VvE wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
Die kosten begroot de kantonrechter aan de zijde van de bewindvoerster op nihil.
De beslissing
De kantonrechter,
wijst de vordering af;
veroordeelt VvE in de proceskosten, aan de zijde van de bewindvoerster tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37878