ECLI:NL:RBROT:2020:10435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
8405368 CV EXPL 20-9445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst met betalingsregeling

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.G. Sonneveld, een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een bedrijfsruimte in Barendrecht. De vordering is gebaseerd op een betalingsachterstand van € 19.498,62 aan huur, die is opgelopen tot en met maart 2020. Gedaagden, bestaande uit gedaagde 1 en twee vennoten, hebben de feiten niet betwist en zijn verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2020, waarbij zij bijstand kregen van een adviseur.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoogte van de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een betalingsregeling getroffen, waarbij gedaagden zijn overeengekomen om het verschuldigde bedrag van € 8.617,68 in wekelijkse termijnen van € 1.000,00 te voldoen. Tevens is afgesproken dat zolang gedaagden aan deze regeling voldoen, er geen ontbinding en ontruiming zal plaatsvinden.

In de beslissing heeft de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag en de proceskosten. De huurovereenkomst is ontbonden met ingang van de dag dat gedaagden in verzuim zijn met de betalingsverplichtingen. Gedaagden zijn ook veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en het betalen van de lopende huur tot aan de ontruiming. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8405368 CV EXPL 20-9445
uitspraak: 2 oktober 2020 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 4 maart 2020,
gemachtigde: mr. E.G. Sonneveld te Alkmaar,
tegen

1..[gedaagde 1] , gedaagde,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1] ;
2.[gedaagde 2], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ;
3.
[gedaagde 3], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ;
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” respectievelijk “ [gedaagde 1] ” dan wel “ [gedaagde 2] ” en “ [gedaagde 3] ”.

1..Het verloop van de procedure

Eiseres heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde gelegen aan de [adres] te Barendrecht, te ontbinden en gedaagden te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan eiseres van de door haar genoemde bedragen, waarin begrepen € 19.498,62 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand maart 2020.
Gedaagden hebben op de eis geantwoord.
De bij vonnis van 10 augustus 2020 bevolen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2020. Namens [eiseres] is verschenen [naam persoon 1] , bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun adviseur [naam persoon 2] . Van hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis (nader) bepaald op heden.

2..De beoordeling

Gedaagden hebben de feiten waarop de vordering is gebaseerd niet betwist.
De hoogte van de betalingsachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen, dat de oorspronkelijke hoofdsom per heden, inclusief incassokosten en boetes, bedraagt € 16.642,26, waarop in mindering kan komen “corona-korting” ter grootte van één maand huur (€ 3.227,32), voor welk bedrag een creditnota zal worden afgegeven. Ook kan op de hoofdsom in mindering worden gebracht een bedrag van € 4.797,26, welk bedrag van de betaalde waarborgsom zal worden afgehaald, zodat als waarborgsom blijft staan € 11.000,00. Partijen zijn het erover eens dat een en ander resulteert in een te betalen bedrag van € 8.617,68 dat, naast een bedrag van € 720,00 aan salaris gemachtigde en € 1.097,38 aan verschotten, zal worden voldaan door gedaagden door per week € 1.000,00 te voldoen, met dien verstande dat de lopende huur (welke thans bedraagt € 3.264,09 per maand) op die wekelijkse aflossing eerst in mindering komt.
Partijen hebben de kantonrechter verzocht om die regeling in het vonnis op te nemen, waarbij tevens wordt bepaald dat zolang gedaagden die regeling nakomen geen ontbinding en ontruiming ten uitvoer kan worden gelegd.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 8.617,68;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 1.097,38 aan verschotten en € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;
staat gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, toe om het totaal aan eiseres verschuldigde bedrag van € 10.435,06, naast de lopende huur ad € 3.264,09 per maand, aan eiseres te voldoen in wekelijkse termijnen van € 1000,00;
en bovendien, maar alléén voor het geval gedaagden deze betalingsverplichtingen niet behoorlijk nakomen:
bepaalt dat het ingevolge dit vonnis nog verschuldigde bedrag geheel ineens opeisbaar is;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen met ingang van de dag nadat gedaagden ten aanzien van de nakoming van vorenbedoelde betalingsverplichtingen in verzuim zijn en veroordeelt gedaagden om het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege gedaagden daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van eiseres te stellen;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen € 3.264,09 per maand met ingang van de datum van ontbinding tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478